GZC II Flashcards

1
Q

Differentiatie

A

In hoeverre lijkt het tumorweefsel nog op het oorspronkelijke weefsel:

  • Polymorfie
  • Hyperchromasie
  • Atypische mitose
  • Toename in mitose
  • Tumor reuscellen
  • Necrose
  • Verstoring orientatie van cellen (polariteitsverlies)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benigne tumoren epitheliaal

A
Adenoom (buisvormig)
Papilloom (vingervormig)
Cyste (holte bekleed met epitheel)
Poliep (bloemkooluitstulping)
Papillair cystenadenoom (tumor met buizen, cysten en vingers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uitzondering malignetumoren

A
Lymfoom
Mesothelioom (pleura)
Melanoom
Seminoom 
Neuroblastoom (hersenen)
Nefroblastoom (nier)
Teratoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Invasief Lobulair carcinoom (klassiek)

A

Overal in de borst aanwezig, ontstaat uit LCIS

Langzaamdelend
Graad 2
ER+
Her2-
Het groeit in rijtjes of losse cellen ipv in buisjes i.v.m. catherine verlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bloom and Richardson gradering

A

Buisvorming
Kernpolymorfie
Mitosen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

BRCA1, BRCA2

A

BRCA1:
mamma 60-80%
ovarium 40-60%

BRCA2:
Mamma 60-80%
Ovarium 15-20%
Prostaat 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Triple diagnostiek

A
  1. Lichamelijk onderzoek
  2. Rontgendiagnostiek (echo of Xfoto)
  3. Weefseldiagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

BI-RADS

A

Classificatie van rontgendiagnostiek bij de mamma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Peau d’orange

A
  • Oedeem
  • Deukjes
  • Kleurverandering (rood)
  • Ingetrokken tepel
  • Eczeem/schilfering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bepaalt het aantal fracties voor radiotherapie?

A
  1. Herstel sublethale schade
  2. Repopulatie
  3. Invloed op de celcyclus
  4. Hypoxie
  5. Stralingsgevoeligheid van de tumor en grootte van de tumor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Antimetabolieten (CT)

A

Vervalsen stukje DNA waardoor genetisch materiaal niet meer klopt en de cel doodgaat.

S fase.
vb. Purine en pyramidine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Alkylerende middelen

A

Bouwen bruggetje waardoor cel instabiel wordt en DNA niet gerepliceerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Radicaal en superoxidevormers

A

Micro organismen produceren breuken in DNA. Zeer reactief met O2

vb. Mitomycine, bleomycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Topo isomerase remmers

A

Enzymremmers waardoor DNA niet meer uit elkaar gehaald kan worden en DNA replicatie niet kan plaatsvinden.

Itinotecan

bekende bijwerking DIAREE na 10 dagen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Antimitotische middelen

A

Remmen het ontstaan van microtubuli

TAXANEN

Bijwerkingen: alopecia, neuropathie en beenmergtoxiciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tamoxifen

A

SERM, antihormonale therapie