gs proef 4 Flashcards

1
Q

blokkade van west berlijn

A

Gebeurtenis in 1948-1949 waarbij de Sovjet-Unie West-Berlijn afsloot voor voedsel en brandstof. Amerika en bondgenoten bevoorraadden de stad door de lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

BRD

A

Het land dat in 1949 in West-Duitsland ontstond. Democratisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

brezjnevdoctrine

A

Het idee van de Sovjetleider Leonid Brezjnev dat de Sovjet-Unie militair zou ingrijpen als een land uit het Warschaupact wilde stappen of andere hervormingen wilde doorvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bureaucratie

A

Een te grote hoeveelheid regelende instanties in een land. Bij een bureaucratie zijn er veel ambtenaren en duurt het lang om dingen (zoals een visum) geregeld te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

communisme

A

Een economisch en politiek systeem dat draait om het bereiken van een klasseloze samenleving. De productiemiddelen (land, arbeid, geld) zijn in theorie van iedereen. In de praktijk heeft de staat vaak controle over de productiemiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cubacrisis

A

Crisis in 1962 over de plaatsing van Russische kernraketten op Cuba en Amerikaanse kernraketten in Turkije. Het leek erop dat dit tot de Derde Wereldoorlog zou leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

destalinisatie

A

Ontwikkeling in de Sovjet-Unie na de dood van Stalin in 1953. Hierbij kwam er een einde kwam aan de persoonsverheerlijking van Stalin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dominotheorie

A

Het idee dat wanneer één land communistisch zou worden, er steeds meer zouden volgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

DDR

A

Het land dat in 1949 in Oost-Duitsland ontstond. Ondemocratisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

glasnost

A

Letterlijk: openheid. De politiek van de Russische leider Mikhail Gorbatsjov waarbij mensen in de Sovjet-Unie vrijheid van meningsuiting kregen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hongaarse revolutie

A

Revolutie in Hongarije in 1956 waarbij demonstranten vroegen om hervormingen. Neergeslagen door de Sovjet-Unie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

koude oorlog

A

Periode van 1945 tot 1991 van vijandschap tussen Amerika en de Sovjet-Unie. Amerika en de Sovjet-Unie vochten niet direct met elkaar, maar bespioneerden en bedreigden elkaar wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kapitalisme

A

Een economisch systeem dat draait om het maken van winst. De productiemiddelen (land, arbeid, geld) zijn vooral privaat bezit (dus niet van de staat).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ijzeren gordijn

A

De streng afgesloten grens tussen het Oost- en Westblok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

invloedsfeer

A

Gebied waar een bepaald land veel invloed heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

marshallplan

A

Het plan van Amerika om Europa financieel te ondersteunen in ruil voor invloed.

17
Q

NAVO

A

Militair bondgenootschap van Amerika en haar bondgenoten. Opgericht in 1949.

18
Q

oostblok

A

Een groep communistische landen onder leiding van de Sovjet-Unie.

19
Q

perestrojka

A

Letterlijk: hervorming. Politiek van de Russische leider Mikhail Gorbatsjov waarbij de economie en de samenleving van de Sovjet-Unie heringericht werd. Er kwam een vrijemarkteconomie en kleine bedrijven werden toegestaan.

20
Q

praagse lente

A

Gebeurtenis in 1968 waarbij de regering van Tsjechoslowakije experimenteerde met een democratischer en liberaler communisme. Ook bekend als “socialisme met een menselijk gezicht”. Onderdrukt door de Sovjet-Unie.

21
Q

satellietstaat

A

Een land dat politiek, economisch en militair onder controle staat en afhankelijk is van een ander land.

22
Q

trumandoctrine/trumanleer

A

Het idee van de Amerikaanse president Harry Truman dat het communisme beperkt moest worden tot de landen waar het al was.

23
Q

vreedzame CO-exisentie

A

Het idee dat de communistische Sovjet-Unie en het kapitalistische Amerika vreedzaam naast elkaar konden bestaan.

24
Q

vrijemarkt economie

A

Soort economie waarbij er sprake is van vrijhandel. Deze markt wordt gestuurd door vraag en aanbod.

25
Q

wapenwedloop

A

Situatie waarbij landen proberen om steeds meer en steeds sterkere wapens te ontwikkelen

26
Q

warshaupact

A

Militair bondgenootschap van de Sovjet-Unie en haar Oost-Europese bondgenoten. Opgericht in 1955.

27
Q

wederzijdse afschrikking

A

Het idee dat kernwapens nodig zijn om de tegenstander af te schrikken van het gebruik van zijn eigen kernwapens.

28
Q

westblok

A

Een groep kapitalistische landen onder leiding van Amerika

29
Q

wirshaftwunder

A

Economisch wonder in de BRD.

30
Q

ga zo door je kan het

A

niet stoppen