gs is stom :( Flashcards

1
Q

adel

A

kleine, rijke groep grootgrondbezitters die de polis besturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aristocratie

A

bestuur waarin een kleine groep (rijke) mensen het land bestuurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

democratie

A

bestuur waarbij het volk het land bestuurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

filosoof

A

persoon die probeert de wereld om zich heen te verklaren en streeft naar wijsheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hellenisme

A

de verspreiding van de Griekse cultuur over een groot gebied buiten Griekenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hongersnood

A

periode waarin de mensen te weinig eten hebben waardoor er mensen sterven van de honger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kolonie

A

stad buiten Griekenland die werd gesticht door de Grieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mythe

A

verhaal over goden en verzonnen wezens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ostracisme

A

tegengaan van teveel macht van 1 persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

polis

A

Griekse stad met omliggende gebied dat een eigen stad/staat vormde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

slaaf

A

persoon die niet vrij is en gedwongen wordt bepaald werk te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

tiran

A

persoon die me geweld aan de macht is gekomen en alleen het land bestuurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

volksvergadering

A

vergadering waarin het gewone volk zijn stem kan laten horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wetenschap

A

onderzoeken en verklaren van allerlei zaken zoals natuurverschijnselen of ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waardoor hebben de Grieken weinig contact?

A

doordat het erg bergachtig is en het uit veel eilanden bestaat. en het is warm en droog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarom waren er verschillende poleis?

A

doordat ze weinig contact hadden

steden met eigen bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waarom was landbouw lastig in Griekenland?

A

door de warmte en droogte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wrm kwam er hongersnood

A

door de landbouw

19
Q

wnr ging het beter met de landbouw?

A

700 v. Chr.

20
Q

wnr hadden ze geen kolonies meer nodig?

A

rond 550 v. Chr.

omdat er genoeg voedsel was door de handel

21
Q

monarchie

A

het land word bestuurt door een koning

22
Q

tirannie

A

een tiran bestuurt het land

23
Q

wat deed een tiran?

A

hij beschermde de rijke boeren tegen de rijken bijv. : Pisistratos en Hippias

24
Q

waar heeft Solon voor gezorgd?

A
  1. mee beslissen als je bezit hebt
  2. mensen mochten niet meer als slaaf verkocht worden
  3. verbod op graan verkoop aan het buitenland
25
Q

waar heeft pisistratos voor gezorgd?

A

lening aan de boeren voor verbouw aan handelsgewassen.

26
Q

wnr begon en eindigde de Perzische oorlog?

A

begon op 490 v. Chr.

einde: 497 v. Chr.

27
Q

waar was de Perzische oorlog?

A

in Athene

28
Q

volgorde van de Perzische oorlog

A

slag bij Marathon Athene wint
vondst zilvervoorraad: 200 schepen
slag bij Thermopylae, Perzen winnen Sparta veliest
slag bij Salamis: Perzen in de val gelokt en verslagen door de 200 schepen!

GRIEKSE STEDEN WINNEN!!!!!!
Perzen verliezen

29
Q

wrm geloofden Grieken in mythes?

A

omdat ze het ontstaan van de wereld wilden verklaren

30
Q

wnr gingen de filosofen vergelijken met andere mythes?

A

rond 600 v. Chr.

31
Q

waardoor onstond wetenschap en waar?

A

doordat de filosofen meer na gingen denken.

in Athene.

32
Q

waardoor was er samenwerking otstaan tussen de Griekse poleis?

A

doordat de Perzen de Griekse steden aan gingen vallen

33
Q

hoe heette deze samenwerking?

A

de Helleensebond

34
Q

waarin verschilde Sparta en Athene?

A

Sparta had een sterker landleger en Athene een super sterke vloot

35
Q

wat was de oorzaak van de peloponnesische oorlog

A

Athene en Sparta wilde allebij de beste zijn

36
Q

wie was Pericles?

A

leider van Athene

37
Q

Wat was zijn plan aan het begin van de oorlog?

A

hij wilde de Spartanen laten uithongeren, door de stadsmuur

38
Q

wrm lukte dit uiteindelijk niet?

A

doordat hij (pericles) overleed aan de pest

39
Q

wie won de oorlog en wrm?

A

de Spartanen, de Athenes waren niet sterk genoeg door de leider die was overleden

40
Q

noem 2 gevolgen voor Athene van afloop van de peloponesisische oorlog

A
  1. 30 tirannen bestuurden Athene

2. Stad Athene raakt de macht kwijt.

41
Q

wat veranderde Pericles aan de Atheense democratie?

A

hij gaf een vergoeding aan de boeren om te gaan stemmen

42
Q

wie was Alexander de Grote?

A

hij is koning van Macedonië, hele belangrijke leger leider

43
Q

wrm word Alexander belangrijke leger leider genoemd?

A

hij heeft veel gebieden verovert