grammer Flashcards

1
Q

Nadat
Nadat…………….had gemaakt, ging hij ……!
Nadat ik dar was geweest, ging ik …………….!

A

/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

perfectum en imperfectum: werkte , heeft gewerkt.

werkte, deed: 1.regelematig in verleden(vorige jaar fietste ik nog.)/ 2. de tijd/datum is belangrijk: hij belde om 15.00 uur.)/3.een beschrijving: hij was erg bos.

A

heeft gewerkt, heb gedaan: 1. een keer in verleden(vorige jaar heb ik een bloedtest gedaan. 1 keer dan klaar). / 2. het is niet belangrijk wanneer:hij heeft gebeld../3. een feit: hij heeft me gebeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verbum / te en zonder te
1.presens:
IK zal het doen/moet het doen/kan/mag /

  1. imperfectum:
    ik zou het doen, als ik je was./ moest /kon. / mocht/ wou/

///
perfectum:
heb/hebben+ moeten/willen/ zullen/ mogen/kunnem+ jame kalame(doen/….)
1 jaar geleden heb ik het moeten doen. / ze hebben het willen doen. of ze wilden het doen/ wij hebben willen spellen./

——plusperfectum :
had, hadden, was
Ik ben gezakt voor de test , Ik had harder moeten studeren.
als je eerder was geweest, had je je nog kunnen inschrijven.
/////
3. zonder te :
laten, leren, blijven, zien, hoor, voelen, willen, mag , moet zal, zou, kunnen, gaan,
-Ik zag je dit op tafel liggen. blijf je bij ons eten?laat mij het weten/ Ik hoorde hem huilen. ik heb je horen praten
////////
4. met te :
durven/hoeven/ staan,staat/ zitten/ liggen/ lopen/hangen:
Het hoeft niet te doen/ik loop de hele dag aan het test te denken.
-beginnen, beloven, besluiten, beweren(beweerd,beweerde, edea kardan)/ dreigen(dreigde, gedreigd, tahdid karden)/hoepn/ weigeren(mokhalefat)/ vergeten
////////////////////
5. plus perfectum zonder te:

A

k

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Overigensدر واقع، بعلاو ، علاوه بر هین
Trouwens= در واقع, اتفاقا

A

zijn enorme gevaarten,trouwens.
Dit zijntrouwensmijn ogen
Ik vind dattrouwensgoed.
Wie betwisttrouwensiets dergelijks.
Is echt waar,trouwens.
Je hebt ‘ttrouwensmis.

Hetzelfde geldtoverigensvoor suiker.
Afrika isoverigensheel groot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nadat, nadien, zolang,

Toch

Het waterpeil is laag. Toch varen er nog grote boten door de rivieren.
Hoewel het waterpeil laag is, varen er nog boten do
or de rivieren.
Ik vond het een goed idee. Mijn collega denkt daarentegen dat het een heel slecht idee is.
Ik vond het een goed idee, maar daar is mijn collega het niet mee eens.
Het waterpeil staat laag. Desondanks varen er nog wel boten door de rivier.
Ondanks het feit dat het waterpeil laag staat, varen er nog boten door de rivier.

A

We moeten volgende week nog een keer vergaderen. We hadden deze week namelijk echt niet
genoeg tijd. (want/omdat)
Zolang als je dat blijft doen, zal je er last van blijven houden.
Zolang er geen regen valt, zullen de boten niet kunnen varen in de rivieren.
We hebben een vergadering gehad. Nadien hebben we nog een borrel gedronken. (daarna)
Nadat we een vergadering hadden gehad, hebben we nog een borrel gedronken.
Immers
De boten kunnen niet varen. Het waterpeil is immers te laag.
De boten kunnen niet varen. Het waterpeil is namelijk te laag.
De boten kunnen niet varen, want het waterpeil is te laag.
De boten kunnen niet varen, omdat het waterpeil te laag is.
De boten kunnen niet varen, aangezien het waterpeil te laag is.
De boten kunnen niet varen, vanwege het lage wa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly