Grammatice trede 19 Flashcards
1
Q
Moedig
A
Courageux, courageuse
2
Q
Jaloers
A
Jaloux, jalouse
3
Q
Iemand pijn doen
A
Faire mal à quelqu´un
4
Q
Liegen
A
Mentir
5
Q
Noch…Noch
A
Ne….ni…..ni
6
Q
Niemand
A
Ne….personne
7
Q
Niet
A
Ne….rien
8
Q
Lui
A
Paresseux, paresseuse
9
Q
Ontkenning: Niet
A
Ne….pas
10
Q
Ontkenning: Nooit
A
Ne….jamais
11
Q
Ontkenning: Niet meer
A
Ne….plus
12
Q
Ontkenning: Nog niet
A
Ne….pas encore
13
Q
Ik ben het met je eens
A
Je suis d´accord
14
Q
Je hebt gelijk
A
Tu as raison
15
Q
Ik ben het niet met je eens
A
Je ne suis pas d´accord