grammatica | past simple, present perfect, present perfect continuous Flashcards
Wanneer gebruik je de past simple?
- om een gebeurtenis te omschrijven die in het verleden plaats heeft gevonden. Er is geen verband met het heden.
> yesterday, an hour ago, in 1989, etc.
Hoe maak je de past simple?
regelmatige vormen: stam + ed (walked)
onregelmatige vormen: 2e rijtje (buy - bought)
vragen: did + stam (did he walk?)
ontkenningen: did + not + stam (he didn’t walk)
Wanneer gebruik je de present perfect?
- om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds bezig is
> since, for, now (het benadrukt de tijd dat iets aan de hand is)
Hoe maak je de present perfect?
regelmatige vormen: have/has + voltooid deelwoord (has walked)
onregelmatige vormen: have/had + 3e rijtje (had bought)
vragen: je wisselt het onderwerp en hulpwerkwoord (has he bought?)
ontkenningen: je zet not achter have/has (he hasn’t walked)
Wanneer gebruik je de present perfect continuous?
- om te zeggen dat iets al een lange tijd bezig is of dat iets heel lang heeft geduurd
Hoe maak je de present perfect continuous?
alle vormen: have/has + been + stam + ing (he has been walking)
vragen: je wisselt het onderwerp en has/have (has he been walking?)
ontkenningen: je zet not achter have/has (he hasn’t been walking)