Grammatica 1.1 Flashcards
Wat is een werkwoord?
Een werkwoord geeft aan wat iemand ‘doet’ of wat er ‘gebeurt’.
Wat zijn de vormen van een werkwoord die in deze tekst worden besproken?
Persoonsvorm en infinitivus.
Definieer de persoonsvorm.
De persoonsvorm geeft aan wat iemand (of iets) doet en bestaat uit een werkwoordstam en een persoonsuitgang.
Wat is de persoonsuitgang voor de enkelvoudige hij/zij/het-vorm?
-t.
Wat is de persoonsuitgang voor de meervoudige zij-vorm?
-nt.
Geef een voorbeeldzin met de persoonsvorm ‘clama-t’.
Servus clama-t. (De slaaf schreeuwt.)
Geef een voorbeeldzin met de persoonsvorm ‘clama-nt’.
Servi clama-nt. (De slaven schreeuwen.)
Wat is de infinitivus van het werkwoord dat betekent ‘komen’?
Venire.
Hoe herken je de infinitivus in het Latijn?
Aan de uitgang -re.
Wat betekent de zin ‘Servus venire recusat’?
De slaaf weigert te komen.
Wat is de infinitivus van het werkwoord ‘liggen’?
Iace-re.
Wat is de infinitivus van het werkwoord ‘drinken’?
Bibere.
Wat is de infinitivus van het onregelmatige werkwoord ‘esse’?
Esse.
Wat is de persoonsvorm enkelvoud van ‘esse’?
Est.
Wat is de persoonsvorm meervoud van ‘esse’?
Sunt.