Grammar Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Hoe schrijf je de passive?
Geef voorbeeld

A

To be + vd
Bijv the car is washed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de passive is al de tenses
7

A
  1. Present simple:am + vd
  2. Past simple: was +vd
  3. Present perfect: has been +vd
  4. Past perfect: had been +vd
  5. Future: will be +vd
  6. Present continuous: is being + vd
  7. Past continuous: was being + vd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vertaal nr passive
Het boek wordt morgen opgestuurd.

A

The book will be sent tomorrow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Passive
Is de naam van de winnaar al bekend gemaakt?

A

Has tr name of the winner already been announced?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Passive
De eerste prijs werd door mijn broer gewonnen.

A

The first prize was won by my brother

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het meisje was door een hond gebeten.

passive

A

The girl had been bitten by a dog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Men heeft besloten..

A

It has been decided..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Er wordt verwacht/ men verwacht..

A

It is expected..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Er werd gedacht/ men dacht..

A

It was thought..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Er is gevreesd/ men heeft gevreesd..

A

It has been feared..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Er was besloten/ men had besloten..

A

It had been decided..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ons werd meegedeeld..

A

We were informed..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mij is gevraagd..

A

I have ben asked..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hem was verteld..

A

He had been told..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de zinsvolgorde in bevestigende zinnen?

A

Onderwerp- gezegde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar staan bepalingen van tijd?

A

Helemaal voor of helemaal achteraan de zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar komen bepalingen van plaats als die naast bepaling van tijd staat?

A

Er voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waar staan bijwoorden in de zin?

A

Voor het werkwoord als er een werkwoord staat in de zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer zet je bijwoorden achter het eerste hww?

A

Als er meer werkwoorden in de zin staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De bijwoorden moeten achter/voor de vormen van to be (am are is was were)

A

Na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar moeten de bijwoorden in vragende zinnen?

A

Na het onderwerp
Does he always walk away when he’s angry?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat moet je doen met korte bevestigende zinnen die met so of neither beginnen?

A

Een hww voor het ow zetten
Jenny liked him a lot. So did Kim.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vorm gerund

A

Werkwoord+ ing
ZONDER to be

24
Q

Wanneer gebruik je de gerund?
4

A
  1. Na voorzetsels (about, without, to, from, for, on, of)

I look forward to meeting you.

  1. Na bepaalde werkwoorden zoals to hate, to like, to stop, to prefer, to enjoy, to refuse, to keep, to spend

So you have stopped biting your nails!

  1. Als (deel van het )onderwerp

Criticising others is so easy.

  1. Na enkele woorden en uitdrukkingen zoals to feel like, its no use, its worth, there’s no, be busy, can’t help..
25
Q

Adjective

A

Bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

26
Q

Adverb

A

Bijwoord
Zegt iets over een ww (hoe..?)
Een bw zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord
Een bijwoord zegt iets over een ander bijwoord
Een bijwoord zegt iets over de hele zin

27
Q

Vertaal en zeg of het een bw of bvn bevat
Dat was vast en zeker een vergissing

A

Surely, that was a mistake.
Bijwoord: surely

28
Q

Gelukkig had ik hem nog kunnen bereiken

A

Fortunately, I had been able to reach him.

Bijwoord: fortunately

29
Q

Hij was ontzettend teleurgesteld

A

He was terribly disappointed
Bw: terribly
Bvn: disappointed

30
Q

waar zet je -ly achter

A

Bijwoorden
Sure-surely
Beautiful- beautifully
Easy- easily
Probable- probably

31
Q

wat is het bijwoord van good

A

Well
It is a good product. It sells well.

32
Q

Welke woorden die lijken op bijwoorden zijn bijvoeglijk naamwoorden?

A

Friendly, silly, lovely, unlikely

33
Q

Ze zingt mooi

A

Het singing is lovely
Lovely is een bijvnmw

34
Q

Bijwoord van difficult

A

With great difficulty

35
Q

Bijwoord van impossible

A

Not Possibly

36
Q

Comparisons vorm

A

-er/-est achter een bijvoeglijk naamwoord

37
Q

Lang bijv nmw

A

More/ most
Beautiful/ more beautiful/ most beautiful

38
Q

Comparison van quietly

A

quietly - more quietly- most quietly

39
Q

Wanner mag je zowel more most als er est gebruiken?

A

Bij tweelettergrepige woorden
Common, cruel, handsome, likely, pleasant, polite, quiet, simple, stupid

40
Q

Vergelijking van goed

A

Good better best

41
Q

Slecht erg

A

Bad worse worst

42
Q

Veel (niet telbaar)

A

Much more most

43
Q

Veel( telbaar)

A

Many more most

44
Q

Weinig (niet telbaar)

A

Little less least

45
Q

Klein telbaar

A

Little smaller smallest

46
Q

Weinig telbaar

A

Few fewer fewest

47
Q

Oud bij fam

A

Old elder eldest

48
Q

Laatste ( absoluut de laatste)

A

Late later last

49
Q

Laatste ( meest recente)

A

Late later latest

50
Q

Verder ( afstand)

A

Far farther farthest

51
Q

Verdere( aanvullende)

A

Further

52
Q

Hoe eerder hoe beter

A

The sooner the better

53
Q

Het werd steeds moeilijker

A

It was getting more and more difficult

54
Q

Genitive

A

Bezit ‘s ‘ of

55
Q

Wanneer ‘s of alleen ‘

A

Personen enkelvoud : ‘s
Personen meervoud: ‘
Namen: ‘s
Namen uit de klassieke oudheid: ‘
Tijd enkelvoud: ‘s
Tijd meervoud: ‘
Plaats: ‘s

56
Q

Wanneer gebruik je of bij genitive

A

Bij zaken hoeveelheden en aardrijkskundige namen