GOP Deel II (adolescentie - ..) Flashcards

1
Q

D. Formeel operationeel denken

A

abstract kunnen denken

  • nieuwe denkinhouden
  • nieuwe denkprocessen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Denkinhouden

A
  • abstracte begrippen
  • professioneel denken
  • inschakelen hypothetisch denken
  • -> inhoud van denken zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Denkproces

A
  • hypothetisch deductief denken
  • experimenteel denken
  • combinatorisch denken

–> de activiteit die er toe leid iets te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

egocentrisme

A
  • negatief bijproduct

= vaak het gevoel dat de wereld om hun draait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Relatie tiener - ouder

A
  • kritische kijk, zelf mening ontwikkelen
  • autonoom gevoel, meer zelfstandigheid

opvoeding : balans tussen controlerend - structurerend - warmte - …
( creëerd 4 opvoedingsstijlen )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Relatie - zelf

A

introspectief –> metacognitie = wordt pijnlijk bewust van zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. adolescentie
A
  • identiteit / rolverwarring
  • trouw
  • loyale omgeving

–> wie ben ik ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Marcia

A

Gaat over identiteit :
relatie adolescent tegenover zichzelf
exploratie en binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kritiek Marcia

A

na exploratie en binding is nog volgende stap

je identificeren en identificatie met je keuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Emerging adulthood

A

= ontluikende volwassenheid
exploreren naar liefde, werk, leven
veel verbindingen met dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenmerken EA

A
  • instabiliteit
  • exploratie identiteit
  • zelffocus (eigen noden, vrijheid)
  • feeling in between
  • vele mogelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Feeling in between

A

= voelen zich nog niet volwassen, maar ook geen kind meer

–> risicoperiode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kritiek op EA

A
  • is dit echt wel een andere leeftijdsfase
  • dit is enkel in bepaalde culturen, niet overal
  • afhankelijk van sociaal - economische mogelijkheden en status
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

meaning of life

A

filosofie

Is het leven betekenisvol?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

What is the good life?

A
Hedonia = zo weinig mogelijk pijn leiden 
Eudaimonia = optimaal jezelf ontwikkelen en dat is soms niet leuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meaning in life

A

psychologie
niet de mens in algemeen, maar mens individueel leven
Hoe kan individu leven betekenis maken en vinden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

tripartite visie over betekenis in leven

A
  1. begrijpen van leven, logica
  2. doel, richting in leven
  3. belang, de moeite
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

conclusie identiteit onderzoek

A

zoeken naar wie ben ik en betekenis zijn belangrijk voor deze groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  1. vroege volwassenheid EA
A
  • intimiteit / isolement
  • liefde
  • veilige omgeving nodig om in de durven openstellen, gezond hechten aan mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gehechtheidsrelatie

A

= sterkte, bijzondere band met een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

gehechtheids gedrag

A

gedragingen die worden ingezet bij onveilige situaties

22
Q

Waarom hechten (+)

A
  • logisch nadenken
  • geweten
  • pos zelfbeeld
  • begrijpen eigen en andere hun emoties
  • relatie opbouwen
23
Q

Balans in hechting

A

moet altijd van beide polen zijn; bv

een uitvoerhaven, maar ook een haven om terug in te komen, of apart zijn en soms samen zijn

24
Q

Hechtingfases

Bowlby

A
- voorhechting 0-2m 
nog geen verschil in verzorger en iemand anders 
- beginnende hechting 2- 6 à 8m
begint soms, maar geen scheidingsangst 
- feitelijke hechting 8 -30m
zeer gehecht en eisend van aanwezigheid 
- werkelijke hechting 3j - 
is gehecht, maar houdt ook rekening met andere, kan los zijn van verzorger
25
Q

Van chaos naar orde in 4 stappen

A
  1. organisatie
  2. co-regulatie
  3. zoek naar betekenis en houvast
  4. zoek naar verbinding
26
Q

Epistemic trust

A

bereidheid nieuwe kennis betrouwbaar te vinden en te geloven

27
Q

epestemic mistrust

A

Door langdurig emotionele verwaarlozing moeite met vertrouwen. Wilt wel, maar lukt niet

28
Q

Ainsworth

A

Naar gelang gedrag van ouders kan hechting verschillen:
niet aanwezig –> wil alles zelf doen
te aanwezig –> angstig, durft niks alleen
geen structuur –> in de war

29
Q

2 types trauma

A
  1. eenmalig acute stressor

2. langdurig chronisch trauma

30
Q

PTSS

A
  • herbeleven

- vermijden

31
Q

Baltes SOC model

A

bijdragen aan ontwikkeling oudere mensen, behoud de fitheid
Selectie
Optimalisatie
Compensatie

32
Q

Fases emotionele ontwikkeling

A
  • adaptatie 0-6m
  • socialisatie 6-18m
  • individuatie 18-3j
  • realiteitsbewustwording 7j-12j
33
Q

Perry

A

opbouw van de hersenen in driehoek

Deze driehoek wordt gebruikt voor de window of tolerance

34
Q

Typerend voor volwassenheid

A
  • uitbouwen van beroep
  • gezin
  • op vele vlakken gaan binden aan dingen
  • minder grote cognitieve ontwikkelingen
  • dachten vroeger dat je persoon nu vast is maar dit kan nog evalueren
35
Q

‘extra’ laatste fase toegevoegd aan Piaget

A

post - formeel denken

36
Q

E. post-formeel

A
  • realiteitsbetrokken
  • relativerend
  • persoonlijk
  • creatief
37
Q

Intelligentie bij volwassenen

A

Intelligentie neemt niet af tegenwoordig, wegens de betere voeding, medicatie en alles tegenwoordig
–> Flynn effect

38
Q

Flynn effect

A

Afgelopen eeuw steeg intelligentie met 3 punten per 10 jaar

Daardoor sterke generatie verschillen en dus niet afnemend IQ

39
Q

Zelfbeeld V

A
  • stabieler
  • realistisch plannen
  • duidelijk zicht op grenzen
40
Q

Welbevinden

A

meaningful life - happy life

41
Q
  1. midden volwassenheid
A
  • generativiteit (doorgeven kennis / stagnatie (vasthouden)
    niet willen verder gaan
  • zorg
42
Q

Generativiteit

A

Openheid, plaats afgeven, empathie, gefocust op de ander

43
Q

Ontwikkeling LV

A
  • hersenactiviteit vertraagd

- stijgende reactietijd

44
Q

2 soorten intelligentie

2 Modellen

A
  • gekristalliseerde intelligentie
  • vloeibare intelligentie
  • Cattell
  • Baltes (heeft ook SOC model)
45
Q

gekristalliseerde intelligentie

A

dingen die je geleerd hebt en blijven hangen

46
Q

vloeibare kennis

A

logisch redeneren, abstract denken, nieuwe dingen begrijpen

niet aangeleerde –> neemt af

47
Q

Baltes

A

SOC model
deficit model / rust-roest model

Baltes geloofd dat deze twee modellen niet kloppen dus kwam met een genuanceerd optimistisch model

48
Q

Hoge leeftijd - problemen bij aandacht

A
  • selectieve aandacht, focussen op één ding is moeilijk
  • verdelende aandacht moeilijk; multitaksen

enkel deze 2 types

49
Q

geheugen HL -

A
  • Werkgeheugen gaat achteruit, onthouden
    prospectieve geheugen
  • gebeurtenis gerelateerd
  • tijd gerelateerd
50
Q

geheugen HL +

A
  • semantisch geheugen –> gekristalliseerd

- implicite geheugen –> automatisme

51
Q
  1. late volwassenheid
A
  • ego - integriteit / wanhoop

- wijsheid