GOP Deel I Flashcards
Psychologie / ontwikkelingspsychologie
= studie van het menselijk gedrag
▫ Gedrag = niet alleen wat je van buitenaf kunt observeren, maar ook motieven, intenties, gedachten, gevoelens, denkpatronen, interacties,…
= wetenschap die stabiliteit en verandering van gedrag wil begrijpen doorheen levensloop
3 fundamentele vragen OP
- Ontwikkeling continu of discontinu?
- Eén verloop van ontwikkeling of meerdere?
universeel - individu - Erfelijkheid of omgeving belangrijkst?
nature - nurture
Fysische invloeden
- Infecties
- Medicatie
- Drugs
- Straling
- Voeding
- Natuurlijke stof (resus)
- leeftijd ouders
Psychologische invloeden
- stress
- attitudes tegenover kind
- verwachtingspatronen van ouders
Gedragstoestanden
6 toestanden:
rustige slaap - actieve slaap - slaperigheid - rustig wakker - huilend wakker
grotendeels rustige slaap en actieve slaap
Motorische reacties
aangeboren automatische reacties (onbewust)
Meesten verdwijnen, vanwege meer controle over hun gedrag
Reflexen (voorbijgaand)
- overlevingswaarde (bv; zuigreflex)
- archaïsche reflexen (bv; grijpreflex)
- basis voor complexer gedrag (bv; loopreflex)
- onbekende functie (weten we nog niet waarom bv; met de voet)
AGPAR reflex
= die ze bij baby’s standaard testen om te kijken naar hersenbeschadiging
Zintuigen
goed ontwikkeld bij pasgeborene:
- tastzin
- temperatuurzin
- pijngevoeligheid
minder goed ontwikkeling:
- gezichtszin
Elementaire leerprocessen
Leerprocessen die belangrijk blijven
- Habituatie ( = gewenning) zoals klok
- klassieke conditionering (associatie tussen stimulus zonder logica)
- operante conditionering ( verband tussen actief gedrag –> gevolg)
- Imitatie
Sociale gerichtheid en emoties
- Huilen (nog een onbewuste reflex)
- asociaal wezen
- natuurlijke aanzet tot sociale interacties
- solitaire glimlach
Piaget startpunt
= Hoe lossen kinderen problemen op?
Kinderen bouwen kennis op een actieve manier op door omgang met omgeving
Piaget tabel
- sensomotorisch (0-2j)
- pre - operationeel (2-7j)
- concreet operationeel (7-11j)
- formeel operationeel (11j-)
A. Sensomotorische 6 substadia
- ongecoördineerde reflexen (0-1)
- primaire circulaire (herhaaldelijk) reactie
- -> rechtstreeks plezier (1-4) - secondaire circulaire reacties (4-8)
- -> plezier met tussenstap; maar automatisch nog - intentioneel handelen (8-12)
- -> bewust effect creëren (objectpermanentie) - tertiaire circulaire reacties (12-18)
- -> experimenteren - mentale voorstelling (18-2j)
- -> inleiding nieuwe fase; ontwikkeling interne voorstellingen
Kritiek op Piaget
- onderschatting competenties baby’s
- ontwikkeling is niet enkel afhankelijk van ontdekkingsleer
- geen aandacht voor sociale en culturele invloed
- beperking na adolescentie
Sociale ontwikkeling
- sociale glimlach (6-8)
- differentiatie social gerichtheid (
- vreemde angst (8m)
- scheidingsangst (9m)
Hechtingstheorie
Bowlby
= baby wordt geboren met voor-geprogrammeerde strategie om zich te hechten. (hechtingsgedragsysteem)
Emotionele band met verzorgingsfiguur
Gehechtheidsrelatie
= sterkte affectieve band met bijzonder mens.
Zorgt voor plezier, maar ook troost
1. secure base (veilige basis)
2. safe haven (naar terugkeren)
Ainsworth
Kwaliteit van gehechtheidsrelatie hangt af van interactie
Dit maakt meerdere types veilig / onveilig
Ontwikkeling van hechting
vier fases: - voorhechting 0-2m - beginnende hechting 2-6/8m - feitelijke hechting 8-36m Kan de verzorger op een sensitieve manier reageren op mijn noden? - wederkerige hechting vanaf 3j
Erikson
- Ontstond door verder te gaan op Freuds theorie. Maar een positiever beeld.
- Aandacht voor harmonie tussen identiteit en sociale omgeving
- 8 kernconflicten met 8 crisissen
als je die doormaakt bekom je een egosterkte
Kritiek op Erikson
- niet allemaal wetenschappelijk toetsbaar
- alles cultureel afhankelijk
–> het is wel een herkenbaar en bruikbaar onderzoek
- Babytijd
- wantrouwen / vertrouwen
- hoop
- geborgenheid
–> kan ik de mensen rondom mij vertrouwen
Assimilatie / accommodatie
begrippen van Piaget
assimilatie = omgeving aangepast aan individu
accommodatie = individu past aan aan omgeving