Glossika Flashcards
1
Q
het nagerecht
A
dessert
2
Q
het boontje
A
bean (veg)
3
Q
Maak je geen zorgen
A
Don’t worry
4
Q
laten we afspreken
A
let’s meet
5
Q
boos
A
angry
6
Q
Ik voel me niet zo lekker
A
I’m not feeling well
7
Q
dat is iets te vroeg
A
that is a little too early
8
Q
vanmorgen nog
A
just this morning
9
Q
een moment
A
just a moment
10
Q
medelijden (hebben)
A
pity/compassion
11
Q
alvast
A
meanwhile/in the meantime
12
Q
opschieten (vb)
A
to head off
13
Q
eigenlijk
A
actually
14
Q
onmiddellijk.
A
immediately
15
Q
eindelijk
A
finally