gezondheid Flashcards
1
Q
maladie
A
ziekte
2
Q
repas
A
maaltijden
3
Q
rôti, griller
A
braden
4
Q
malbouffe
A
junkfood
5
Q
aliments
A
voedingsmiddelen
6
Q
produit laitier
A
zuivel
7
Q
grignoter
A
tussendoortjes
8
Q
noix
A
nootjes
9
Q
en semaine
A
doordeweekse
10
Q
le nutritionniste
A
voedingsspecialist
11
Q
expert
A
deskundige
12
Q
poser des questions
A
vragen stellen
13
Q
les démangeaison
A
de jeuk
14
Q
être en régime
A
op dieet zijn
15
Q
adapter son régime
A
je dieet aanpassen
16
Q
renaître
A
herboren
17
Q
souffrir
A
lijden
18
Q
colorants
A
kleurstoffen
19
Q
conservateur
A
bewarstofe
20
Q
plat tout fait
A
kant en klaar maaltijden
21
Q
sans gluten
A
glutenvrij
22
Q
médicament
A
medicijn
23
Q
graisse
A
vet
24
Q
sans énergie
A
futloos
25
convaincre
overtuigen
26
prise de sang
bloedtest
27
plaintes
klachten
28
ne peut faire de tord
geen kwaad kan
29
exagérer
overdrijven
30
médecin traitant
huisarts
31
régime
dieet
32
maigrir
afvallen
33
grossir
dik worden
34
le poids
het gewicht
35
changer
veranderen
36
allergie
allergische
37
moins de gras
minder vet
38
intolérance alimentaire
voeding intolerantie
39
régime strict
strikt dieet
40
le corps
het lichaam
41
bestaan
composer
42
écouteurs
koptelefoons
43
l'environnement
omgeving
44
faire attention
opletten
45
trouble de l'audition
gehoorstoornissen
46
opportunité
gelegenheid
47
exposé
blootgesteld
48
dans quelle mesure
in welke mate