CA Flashcards
1
Q
une arme
A
een wapen
2
Q
difficile
A
moeilijk
3
Q
le feu
A
het vuur
4
Q
camarade
A
medeleerling
5
Q
les autorités
A
de overheden
6
Q
aéroport
A
luchtaven
7
Q
avion
A
vliegtuig
8
Q
détourner
A
kapen
9
Q
couteau
A
mes
10
Q
négociation
A
onderhandeling
11
Q
tirer
A
schieten
12
Q
impossible
A
onmoegelijk
13
Q
l’acouphène
A
een pieptoon
14
Q
fort
A
luid
15
Q
exposer
A
blootstellen
16
Q
avoir peur
A
verschieten
17
Q
avoir mal
A
last + van hebben
18
Q
devenir fou
A
gek worden
19
Q
décrire
A
beshcrijven
20
Q
le bruit
A
het lawaï
21
Q
freiner
A
remmen
22
Q
conseiller
A
aanraden
23
Q
les bouchons
A
oordopjes
24
Q
le sifflement
A
de fluittoon
25
inquiétant
verontrustend
26
grave
erg
27
l'aide
de hulp
28
subir une opération
een operatie ondergaan
29
diminuer
verlagen
30
het optreden
le concert
31
s'en tenir à
zich houden aan
32
de geluidsnorm
la norme de bruit
33
een gesprek voeren
tenir une conversation
34
wijsmaken
faire croire
35
de boosdoener
le coupable
36
de draagbare speler
le lecteur portable
37
het alarmteken
le signal d'alarme
38
de bron van lawaï
la source de bruit
39
le tympan
trommelvlies
40
optredens
l'évenement
41
verdwijnen
disparaitre
42
verlagen
diminuer (qlq chose)
43
la solution
de oplossing
44
snijden
couper
45
gemakkelijk
facilement
46
gewelddadig
violent
47
maatschapij
la société
48
minderjarig
mineur
49
meerdejarig
majeur
50
toestemming
l'autorisation
51
voorbereiden
préparer