geschiedenis paasexamens Flashcards

geschiedenis

1
Q

prehsitorie

A

3500 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oude nabij oosten

A

3500 v.C. - 800 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

klasieke oudheid

A

800 v.C. - 500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

middelleeuwen

A

500 - 1450

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vroegmoderne tijd

A

1450-1750

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

moderne tijd

A

1750-1945

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hedendaagse tijd

A

1945-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

continentaal

A

verwijst naar het werelddeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

maritiem

A

aan of op de zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

perzische oorlogen oorzaak

A
  • de perzische koning wil Hellas overnemen
  • hij wil de controle over de handel in de egeïsche zee en zwarte zee overnemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aanleiding perzische oorlog

A
  • hellas (athene) steunt de opstand van de Griekse poleis langs de ksuten van klein-azië tegen perzië
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer perzische oorlogen

A

500v.C. - 448 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

omvang perzisch rijk

A

van de indus tot de egeïsche zee ook egypte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

peloponnescische oorlogen wanneer

A

431 v.C. - 404 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

politiek perzisch rijk

A

koning = alleenheerser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

politiek hellas

A

onafhankelijk poleis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

cultuur hellas

A

één cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

omvang hellas

A

griekenland, kusten van klein-azie, eilanden egeïsche zee, kolonies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cultuur perzisch rijk

A

veel volkeren en culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verloop perzische oorlogen

A

490 v.C. = veldslag Marathon
480 v.C. = veldslag Thermopylae en zeeslag Salamis
479 v.C. = veldslag plataeae en zeeslag mycale
449 v.C. = perzie erkent onafhankelijk griekse poleis in klein azie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

veldslag thermopylae

A

sparta - PERZEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

veldslag marathan

A

ATHENE - perzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

zeeslag salamis

A

ATHENE - perzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

veldslag plataeae

A

SPARTA - perzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
zeeslag Mycale
ATHENE - perzen
20
verdeeldheid van de grieken
griekse poleis werken niet altijd samen een groot deel blijfr neutraal
21
hopliet
griekse soldaat
22
falanx
aanval functie met pijl en boog van Griekse soldaten
23
leider peloponnesische bond
sparta
24
wie peloponnesische bond
poleis uit pelloponnesos
25
doel peloponnesische bond
beschermen
26
verplichting leden peloponnesische bond
leveren soldaten
27
leider delisch-attische zeebond
athene
28
wie delisch-attische zeebond
200 griekse stadstaten
29
doel delisch-attische zeebond
perzische grond verwoeste
30
verplichting leden delisch-attische zeebond
geven geld of leveren soldaten
31
machtmisbruik athene
- gebruikt geld om de stad te verfraaien - duldt niet dat poleis bondgenoodschap verlaten
32
ruimte sparta
maritiem
33
ruimte athene
continentaal
34
politiek sparta
verspreid democratie onder bondgenoodschap
35
politiek athene
oligarchie
36
sterkste militairkant athene
landleger
37
sterkste militairekant sparta
oorlogvloot
38
oorzaken peloponnesische oorlog
- groeiende spanning tussen Sparta en Athene : Athene behaalt in zijn eentje de overwinningen in de perzische oorlogen - tussen Athene en Sparta bestaan er veel tegenstellingen
39
aanleiding peloponnesische oorlog
- athene helpt corcyra tegen korinthe - sparta helpt korinthe en komt zo in oorlog met Athene
40
verloop van de peloponnesische oorlogen
- athene krijgt voedsel via haven en ommuurde weg - sparta steunt attica - atheense vloot teisert de peloponnesos - sparta sluit voedseltoevoer met hulp van perzisch geld - athene wilt grraantoevoer van peloponnesos in Sicilië, loopt fout af -athene geeft zich uitgehongerd over
41
wie is philliphos //
koning van Makedonië, bewonderaar Griekse cultuur
42
hellenisme
iets grieks maken, het vergriekse
43
onderwerpingen van griekenland
- griekse poleis blijven zelfstandig - aanvaarden makedonische leiding - sparta is vrijgesteld
43
waarom wil philiphos griekenland verenigen
- hij wil een groot rijk uitbouwen - wil de groeiende macht van de perzen tegenhouden
44
Aristoles
beroemde atheene filosoof
45
allexander
moedwillig en leergierig
46
wat heeft allexander aristoles geleerd
hoe te leren
47
wanneer philiphos //
359 v.C. - 336 v.C.
48
hoe verovert alexander een wereldrijk
- verovert in 4 jaar tijd het perzisch rijk met de hoofdstad Persepolis - perzische koning (darius) wordt vermoord door zijn eigen legeraanvoerder alexander wordt opvolger - hij droomt van een wereldheerschapij --> wil indië veroveren - sterft door ziekte in Babylon
48
alexander de grote wanneer
336 v.C. - 323 v.C.
49
bestuur allexander
hellenestische politiek
50
wie- macht in hellenistische poltiek
goddelijke alleenheerser
51
democratische poltiek wie macht
burgers
52
wat hellenistische politiek
perzisch rijk helleniseren
52
het rijk valt uitelkaar
- generaal bestrijden elkaar - culturele vermeningen mislukken - enkel rijke profiteren van hellenistische bloei - onderlinge stijd - romeinse en oosterse rijken veroveren hellenistische rijken
53
hoe hellenistische politiek
- volksverhuizingen van Grieken naar het perzisch rijk - gemengde huwelijke - zelf huwt hij een oosterse prinses -sticht nieuwe steden meestal naam Alexandrië - grieks wordt voertaal voor ambtenaren, soldaten, kooplui, en wetenschap - eenheidsmunt (attische munt)
54
2000-1200 v.C. achaïers of mykeners
grootgrondbezitters, koning=alle macht, landbouw en handel
55
1000-800 v.C. onstaan poleis
-politiek verdeeld - cultuur één grootgrondbezitters, koning/adel = alle macht lanfbouw
56
750 V.C. - 550 V.C. griekse kolonisatie
grootgrondbezitters handelaars-ondernemers (landbuw handel en nijverheid)
57
500 v.C. - 323 V.C. ahtene en sparta
ahtene = sociaal ongelijkheid , democratie --> mannelijke burgers sparta = sociaal ongelijkheid, oligarchie --> raad van de oudere perzische oorlogen
58
ontstaan rome wanneer
1000 v.C. - 753 V.C.
59
koninkrijk wanneer
753 v.C.
60
mytische stichring wanneer
753 v.C. - 509 v.C.
61
republiek wanneer
509 v.C. - 27 v.C.
62
keizerijk wanneer
27v.C. - 476
63
wetenschap
de systematisch verkregen en geordende kennis; het proces van kennisverwerving
64
aristocratie
de elite met politieke mach ; het zijn grootgondbezitters (de beste aan de macht)
65
patriarchiale samenleving
een samenleving waarin de man (pater familias) alle macht heeft
66
gens
gesclaht
67
plebejers
een gewone Romeinse burger, iemand uit het volk
68
volksvergadering
vergaderingen van het hele romeinse volk
69
senaat
poltieke instelling (raad van de oudere)
70
romeinen
indo-europeanen die zich rond 1000 v.C. op het italische schiereiland vestigen
71
mythe stichting van ROME
753 v.C. stichting door tweeling romulus en remus
72
feiten stichting rome
10e eeuw V.C. eenvoudige boeren en herders vestigen zich in latium
73
latium zicht
moerassig, heuvelachtig en vruchtbaar gebied aan de Tiber
74
ligging Rome
- Rome ligt op het midden van de verbindingsweg tussen het Noorden en het zuiden - heuvels en moerassen vormen natuurlijke bescherming tegen invallers - afstand tussen Rome en de zee is groot genoeg om veilig te zijn voor zeerovers - Tiber is ideaal om goederen te vervoeren de zee te bereiken
74
kenmerken van de Romeinse samenleving
- patriachale samenleving - de familia is de basis van de Romeinse samenleving - pater familias = familihoofd
75
Romeinse samenleving bevolkingsgroep
1. patriciers of aristocraten 2. plebejers of gewone burgers 3. salven (gezien als levend werktuig)
76
patriciërs of aritsocraten wat
- geloven dat ze afstammen van de stichters van Rome - bezitten bijna alle grond - kiezen de koning en geven hem raad
77
plebejers of gewone burgers wat
- ze bezittten persoonlijke vrijheden, maar geen politieke macht - het zijn de boeren, ambachtslieden en handelaars - boeren zijn afhankelijk van de patriciërs
78
slaven wat
- krijgsgevangenen of hun afstammelingen - ze leiden een zwaar bestaan - hebben weinig of geen rechte
79
wat koninkrijk in het koninkrijk
= alle mannelijke patriciërs kiezen de koning
79
koninkrijk bestuur
1. koning 2. senaat 3. volksvergadering
79
wat is de koning in het koninkrijk
= opperpriester = opperrechter = opperbevelhebber
80
wat senaat in het koninkrijk
= familiehoofden geven advies aan koning
81
invloeden van de etrusken op rome
- een aantal etrusken worden koning van de stadstaat rome - van de etrusken nemen de romeinen de waarzeggerij over - de gladiotoren spelen komen via de etrusken bij de romeinen terrecht - de etrusken leggen de basis voor de romeinse bouwkunst
82
oorlog en vrede
de geschiedenis wordt gekenmerkt door afwisseling van oorlog en vrede
83
republiek
zaak van het volk
84
patriciërs
een lid van de oudste, vooraanstaande romeinse famillies, grootgrondbezitters ; familiehoofden zetelen in de senaat
85
waarom einde koninkrijk
- koningen krijgen te veel macht - houden geen rekening met de senaat en volksvergadering
85
wat gebeurt er met de laatste koning
wordt verjaagd
86
pontifex maximus republiek
= opperpriester
86
consul in republiek
2 = opperrechter = opperbevelhebber
86
republiek bestuur
1. consul en pontifex maximus 2. senaat 3. volksvergadering
87
vetorecht
kan beslissingen van de volksvergadering ongedaan maken
88
senaat republiek
- veiligheid van de staat - buitenlandse contacten - eredienst (godsdeisnt) - geldzaken - openbare werken - vetorecht geven raad aan consuls
89
welke instelling heeft het meeste macht en waarom
senaat - levenslang aan de macht - beheren de financien - ze kunnen de beslissingen van de volksvergadering afkeuren
90
volksvergadering republiek
-stemt over wetsvoorstellingen - beslist over oorlog en vrede kiest consuls
91
hoelang duurtijd plebejers stijden om gelijke rechten
208 jaar
92
4 nieuwe instellingen
quaestor, censor, preator en aedillis
93
quaetor
beheerder van de finaciën
94
censor
belangerijke magistraat die O.A. lijsten van de burgers opstelt met vermeldingen van hun vermogen
94
preator
rechter en generaal
95
aedilis
hoofd van polite, openbare gezondheidzorg of de openbare spelen
96
nobiles
patriciers en rijke plebejers
97
proletariers
arme plebjers = gewone volk
98
rome verovert italie
343 v.C. - 272 v.C.
99
burgerrechten
recht een voorbehouden aan de burgers
100
rijk
een staat ; met bevolking grondgebied en politieke organisatie
101
latium
een regio in het midden van italie met als hoofdstad Rome ; in het gebied wonen de latijnen
102
etrusken
een hoog ontwikkeld volk dat leefde in het noorden van italie in 280 V.C. worden de etruskische steden definitief verslagen door de romeinene
103
punische oorlog
oorlog tussen rome en carthago
103
prryusoverwing
een overwinning dat zoveel inspannign gheeft gekost dat het neerkomt op een nederlaag
104
heirbaan of heerbaan
stevig aangelegde stenen weg die de meeste delen van het romeinse rijk met elkaar bevonden hielden , soldaten maken hier bv gebruik van
105
rome wordt meeste over italie
1. rome verovert latium 340 V.C. 2. rome verovert de rest van midden-italie 290 V.C. 3. rome verovert de griekse kolonies in zuid-italie 4. rome regeert ca 270 V.C. over heel italie ten zuiden van de po
106
1e punsiche oorlog
264-241 V.C. rome verwerft sicilie
106
mythe middelandse zee wordt romeinse zee
feniciers stichten carthao 814 V.C. groeit uit tot een machtig handelsland rome en carthago voeren de 3 punsiche oorlogen
107
2e punische oorlog
218- 201 v.C. de carthaagse generaal Hannibal maakt het rome moeilijk rome wint met hulp van bondgenote van mide-italie
108
3e punsiche oorlog
149-146 v.C. carthago wordt verwoest en wordt een romeinse provincie africa
109
welke gebruikte de vijanden tijdens de 2e punsiche oorlog
olifanten
110
manier voor de provincia
verdeel en heers dividi et impera
111
heers
- alleen trouwe steden worden beloond met meer vrijheden en rechten - getraind leger - uitgebreid weggenet van heerbanen : positief voor leger en handel
112
verdeel
verschillende gebieden krijgen een behandeling = verschillende vrijheden en rechte
113
romeins recht
politek en privaat
114
politek
rechr om te kiezen
115
privaat
recht op verkozen te worden
116
plobleem = te weinig soldaten
oplossing : plebejers moeten naar het leger en belastingen betalen eis plebejers : poltieke macht toeging patriciers : ze mogen deelnemen aan de volksvergadering
117
plobleem; niemand om hun veld te bewerken
eis plebejers : meer inspraak in de politiek patriciers : luisteren niet naar de plebejers gevolg : plebejers weigeren te vechten toeging patriciers : volkstribuun
118
volkstribuun
verdedigt de rechten van de plebejers in de volksvergadering en kan beslissingen van andere instellingen tegenhouden
119
ongelijkheid
er zijn verschillende sociale groepen, met meer of minder aanzien, macht of rijkdom
120
dood Tiberius gacchus
133 v.C.
121
dood Gaius Gracchus
121 V.C.
122
latinfundia
grootschalige landbouwbedrijven bewerkt door slaven
123
populist
iemand die opkomt voor het volk en strijd tegen een elite die veel macht heeft. Met de steun van het volk wil hij veranderingen doorvoeren
124
optimates
willen dat de macht bij de senaat blijft
125
populares
of valkspartij zijn politici dei de volksvergadering alle macht wille geven
126
problemen na de punsich oorlog
1. akkers zijn niet bewerkt tijdens de oorlogen (boeren moesten ook vechten) 2. Rome verhooogt belanstingen om de oorlof te betalen 3. hij kan niet concurren met de goedkope landbouwproductie uit de veroverde gebieden
127
gevolg voor de kleine boer
- moet beoderij verkopen --> ontstaa, latinfundia - trekt naar steden
128
grote groep wie
arme plebejers + uitgeweken boeren = proletariers
129
wat grote groep
bezitlozen = brood en spelen
130
kleine groep wie
patriciërs + rijke plebjers = nobilitas
131
wat kleine groep
rijkdom en (politieke) macht
132
voor wat zijn de nobilitas bang
dat de proletariaat in opstand gaan komen
133
wetten van de grachhen
1. graanwet = graan voor de arme tegen een vaste lage prijs 2. landwet = staatsland onder de armen verdelen 3; legerwet =-legerinuform betaalt door sttat - diensplicht onder 17 jaar
134
wat geberut er na de dood van de gracchen
er onstaaan twee nieuwe kampen = populares, optimates