geschiedenis hoofdstuk 3 (paragraaf 3.1, 3.2 en 3.3) Flashcards
regeringssysteem waarin de vorst onbeperkte macht heeft
absolutisme
Franse calvinist
hugenoot
hoogste dienaar van een staat, lid van een regering
minister
regering van een kleine groep
oligarchie
bestuurder
regent
1 vertegenwoordiger van de vorst in een gewest (tot 1581) 2 in de Republiek de hoogste regent in dienst van de gewesten, onder meer als opperbevelhebber
stadshouder
zesde tijdvak (1600-1700)
tijd van regenten en vorsten
gebouw waar kooplieden handeldrijven
beurs
lange bloeiperiode
gouden eeuw
deel van Amsterdam langs de grachten uit de 17 eeuw
grachtengordel
kapitalisme waarbij handelaren de leiding hadden in de economie
handelskapitalisme
economisch systeem waarin mensen geld in bedrijven steken om winst te maken
kapitalisme
regels die gelden tijdens oorlogen
oorlogsrecht
plaats waar goederen in pakhuizen worden opgeslagen om vandaar te worden verhandeld
stapelplaats
regels die gelden tussen staten
volkenrecht
mogelijkheid voor betaald werk
werkgelegenheid
hoofdkwartier van de VOC op Java
Batavia
handelsbedrijf
compagnie
handelspost met kantoren en pakhuizen
factorij
hoogste bestuurder
gouverneur-generaal
alleenrecht
monopolie
Verenigde Oost-Indische Compagnie
VOC
economisch systeem van wereldwijde handelscontacten
wereldeconomie
iemand die mensen tegen loon in dienst heeft
werkgever
iemand die in loondienst is bij een werkgever
werknemer
West-Indische Compagnie
WIC