Aadrijkskunde toetsweek 3 Flashcards
armoedegrens
geeft aan wat je per dag minimaal nodig hebt voor de basisbehoeften
bbp/hoofd
het bruto binnenlands product is alles wat er in een land verdiend wordt, gedeeld door het aantal inwoners van het land (ook: bnp/inwoner)
beroepsbevolking
alle mensen die tegen betaling werken plus de werklozen
centrumlanden
de groep landen met de hoogste welvaart, ook wel het ‘Westen’ genoemd
middenklasse
groep mensen met een inkomen tussen laag en hoog in
periferie
de groep landen met de laagste welvaart, ook wel de ontwikkelingslanden genoemd
productiviteit
hoeveel er geproduceerd wordt in een bepaalde tijd
semiperiferie
landen waar de welvaart hoger is dan in arme landen, maar lager dan in welvarende landen
welvaart
de rijkdom van een land op basis van wat er verdiend wordt
alfabetiseringsgraad
een percentage dat aangeeft hoeveel mensen ouder dan 15 jaar kunnen lezen en schrijven
formele sector
het officiële deel van de economie. De werkzaamheden in de informele sector vind je niet terug in de officiële statistieken van de overheid
HDI (welzijnsindex)
Human Development Index - een cijfer dat aangeeft hoe de levensomstandigheden in een land zijn
informele sector
het niet-officiële deel van de economie. De werkzaamheden in de informele sector vind je niet terug in de officiële statistieken van de overheid.
koopkracht
hoeveel je in een land kunt kopen met een dollar of een euro
levensverwachting
geeft aan hoe oud mensen bij geboorte naar verwachting gemiddeld zullen worden
welzijn
de rijkdom van een land gemeten op basis van de levensomstandigheden
brp per inwoner
het bruto regionaal product is alles wat er in jaar in een regio verdiend wordt, gedeeld door het aantal inwoners van de regio
ruimtelijke ongelijkheid
verschillen in inkomen tussen gebieden in een land
sloppenwijken
wijken waarin bewoners zelf woningen bouwen, haast zonder geld en zonder toestemmingen van de overheid.
sociale ongelijkheid
verschillen in inkomen tussen groepen mensen in een land
eindproduct
product dat helemaal af is en zo verkocht kan worden (bijvoorbeeld een kast)
globalisering
proces waarbij gebieden wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden raken
grondstoffen
nog niet bewerkte goederen (bijvoorbeeld een boomstam)
halffabricaat
bewerkte grondstoffen (bijvoorbeeld een houten plank); nog niet het eindproduct
lagelonenlanden
landen in de (semi)periferie waar de lonen veel lager zijn dan in de centrumlanden, aantrekkelijk voor arbeidsintensieve bedrijven
mno (multinationale onderneming) / multinational
groot bedrijf dat in meerdere landen fabrieken, kantoren en/of vestigingen heeft
achterland
een gebied dat voor de aan- en afvoer van goederen afhankelijk is van een haven
handelsbalans
overzicht van de waarde van goederen die in- en uitgevoerd worden
logistiek
het plannen, organiseren en uitvoeren van goederen van A naar B
infrastructuur
alles wat nodig is voor de verplaatsing van personen, goederen en dataverkeer, zoals wegen, havens en glasvezel
mainport
haven of vliegveld met een belangrijke rol in het internationale vervoer van goederen of personen
vestigingsplaatsfactoren
redenen voor een bedrijf om zich op een bepaalde plaats te vestigen
Gini-coëfficiënt
een maat voor sociale ongelijkheid: hoe hoger het getal, hoe hoger de ongelijkheid
relatieve armoede
op de rand van het bestaansminimum leven. Mensen zijn relatief arm als ze minder te besteden hebben dan ‘de gemiddelde burger’.
agglomeratievoordelen
voordelen die bedrijven en inwoners hebben van de aanwezigheid van andere bedrijven, voorzieningen en werk
kenniseconomie
een economie waarin kennis, opleiding en moderne technologie een zeer belangrijke rol spelen
segregatie
als bevolkingsgroepen op basis van een of meer gedeelde kenmerken dicht bij elkaar wonen, gescheiden van andere bevolkingsgroepen