Aardrijkskunde toetsweek 1 deel 2 Flashcards

1
Q

stollingsgesteente dat gekenmerkt wordt door vlekjes

A

graniet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gebied met een hoogte tussen 200 en 500 meter of meer boven zeeniveau

A

heuvelland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gebied met een hoogte van 1500 meter of meer boven zeeniveau

A

hooggebergte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vlak gebied met een hoogte onder de 200 meter

A

laagland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gebied met een hoogte tussen 500 en 1500 meter of meer boven zeeniveau

A

middelgebergte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gesteente dat ontstaat wanneer lagen sediment worden samengeperst

A

sedimentgesteente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gesteente dat ontstaat wanneer vloeibaar magma stolt

A

stollingsgesteente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sedimentgesteente dat ontstaat uit samengeperst zand

A

zandsteen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verwering waarbij de samenstelling van gesteente verandert als gevolg van de werking door zuurstof en vocht

A

chemische verwering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gesteente dat ontstaat door het samenpersen van kalkhoudende resten van zeedieren

A

kalksteen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verwering waarbij gesteente verbrokkelt, bijvoorbeeld door werking van planten en bomen, zonder dat de samenstelling veranderd

A

mechanische verwering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoogteverschillen in het landschap

A

reliëf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het verbrokkelen van gesteente

A

verwering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verwering waarbij gesteente breekt doordat water in de spleten van het gesteente bevriest en weer ontdooit

A

vorstverwering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het begin van een rivier , oftewel het bovenste deel dat meestal in de bergen stroomt

A

bovenloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de uitscheurende werking van stromend water, wind of ijs

17
Q

microscopisch kleine korreltjes die ontstaat als gevolg van verwering

18
Q

het langs een heling naar beneden bewegen van gesteente onder invloed van zwaartekracht

A

massabeweging

19
Q

helling die bestaat uit gebrokkeld gesteente

A

puinhelling

20
Q

de kleine korreltje gesteente die nog met het blote oog te zien zijn en ontstaan door verwering

21
Q

het laagste deel van een rivier, net voordat het water de zee instroomt

A

benedenloop

22
Q

nieuw land in zee dat ontstaat door sedimentatie op de plek waar een rivier in zee uitmond

23
Q

door de wind opgewaaide zandheuvel

24
Q

trechtervormige riviermonding ontstaan als gevolg van een sterke getijdenwerking

25
Q

vlak gebied met een hoogteligging onder de 500 meter

A

laagvlakte

26
Q

het middelste deel van de rivier(tussen de bovenloop en benedenloop)

A

middenloop

27
Q

sedimentgesteente dat ontstaat uit samengeperste klei

28
Q

het blijven liggen van verbrokkeld gesteente

A

sedimentatie

29
Q

de grens tussen land en water waar zand zich ophoopt

30
Q

ondiepe plaats in zee