gelijk vormigeheden Flashcards
1
Q
omtrek van gelijkvormig figuren
A
p∆A’B’C
|’A’B|+|’B’C|+|’A’C|
= k · | AB | + k · | BC | + k · | AC | def. gelijkvormige figuren
= k · (| AB | + | BC | + | AC |)
= k · p∆ ABC
2
Q
midden parallel
A
Een middenparallel van een driehoek is het lijnstuk dat de middens van twee zijden van de driehoek
verbindt.
3
Q
A