gelijk vormigeheden Flashcards

1
Q

omtrek van gelijkvormig figuren

A

p∆A’B’C
|’A’B|+|’B’C|+|’A’C|
= k · | AB | + k · | BC | + k · | AC | def. gelijkvormige figuren
= k · (| AB | + | BC | + | AC |)
= k · p∆ ABC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

midden parallel

A

Een middenparallel van een driehoek is het lijnstuk dat de middens van twee zijden van de driehoek
verbindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly