Geheugenrevalidatie en vermoeidheid Flashcards

1
Q

Prospectief geheugen, wat is dat?

A

het vermogen te onthouden dat je in de toekomst een taak gaat uitvoeren

  • De (verstreken) tijd in de gaten houden 
  • De actie die je moet doen af en toe in het bewustzijn houden 
  • Onthouden welke taak je moet doen 
  • De actie uitvoeren

Koppelen aan een event is makkelijker te onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aan welke functies lijkt het prospectief geheugen gerelateerd te zijn?

A

aan de executieve functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het declaratief/expliciet geheugen bestaat uit? (2)

A

semantische feitenkennis

episodische gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat het impliciete/procedurele geheugen uit? (4)

A

vaardigheden en routines/gewoontes
non associatief leren
klassieke conditionering
priming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar in het brein ligt de nieuwe feitenkennis? (declaratief geheugen?)

A

hippocampus-amygdala-complex (mediaal temporale structuren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke geheugenprocessen vind je in de linker hippocampus?

A

onthouden van verbaal materiaal
episodische geheugen
integratie van object herkenning en positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke geheugenprocessen vind je in de rechter hippocampus?

A

onthouden van non-verbaal materiaal
,, metrisch ruimtelijke informatie
,, emotioneel verbaal materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

noem de vijf principes van geheugenrevalidatie

A

KLEB-CEVER

  • KLachtgericht
  • Evidence Based
  • Cognitieve beperkingen
  • Emotie en VErwerking
  • Relevant voor het dagelijks leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zeggen de evidence based richtlijnen over geheugenstoornissen bij een lichte, matig tot ernstige en ernstige hersenletsel?

A

lichte -> compensatiestrategieën
matig tot ernstig -> specifieke vaardigheden, gericht op functionele situaties, aan te leren
optie: errorless leren, therapiegroepen
ernstig -> omgeving aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De meest effectieve strategieën zijn afhankelijk van? (3)

A
  • enigszins ONafhankelijk functioneren in het dagelijks leven
  • INzicht in geheugenproblemen
  • IN staat en GEmotiveerd zijn om continu actief en zelfstandig met geheugenstrategieën te gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geheugen trainen is ….

A

niet geheugen verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met welke cognitieve beperkingen moet je rekening houden bij KLEB CEVER?

A

De invloed van andere cognitieve functies zoals:

  • Taal (afasie)
  • Waarneming (neglect, hemianopsie)
  • Aandacht
  • Tempo van informatieverwerking
  • Executief functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 4 (voornaamste) factoren kunnen de geheugenrevalidatie beïnvloeden? (Emotie en VErwerking)

A
  • emotionele drempels (schaamte, acceptatie)
  • leefstijl
  • negatieve effecten op motivatie (anderen gaan dingen voor je onthouden)
  • gedachten over het geheugen (wordt nog wel beter)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ontstaan van vermoeidheid, wat is de coping hypothese?

A

prestatieniveau hoog willen houden –> vergt extra inspanning -> vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ontstaan van vermoeidheid, wat is de overactivatie hypothese?

A

hersenletsel –> extra neuronale verbindingen, neurale celoverdracht verminderd -> meer activatie in het brein –> hersenen minder efficiënt –> vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe is de ondersteuning voor beide hypothesen van vermoeidheid?

17
Q

Welke factoren kunnen relateren aan vermoeidheid?

A
  • medicatie bijwerkingen
  • angst en depressie
  • comorbiditeit met andere aandoeningen (hart en vaatziekten, bloedarmoede, pijnklachten)
  • fysieke beperkingen
  • slaapstoornissen
18
Q

Na hersenletsel ervaren mensen vooral ook … vermoeidheid (voorbeelden)

A

mentale

langzamer denken, gevoelig voor prikkels, slecht uit woorden kunnen komen

19
Q

Noem 3 manieren om vermoeidheid te kunnen behandelen

A
  1. cognitieve gedragstherapie
  2. fysieke activiteit
  3. farmacologische behandeling

maar: nog weinig ondersteuning vanuit de literatuur

20
Q

Noem een behandelingsmethode voor vermoeidheid

A

CO GR AT
CO= cognitieve gedragstherapie
GRA= graded activity
T= training

21
Q

Leg de CO van COGRAT uit

A

Neuropsycholoog geeft cognitieve gedragstherapie aan een klein groepje van 4 patiënten, 12 weken lang

  1. Informatie vermoeidheid na hersenletsel
  2. Stellen van persoonlijke doelen
  3. Self Monitoring Strategy (activiteiten en vermoeidheid monitoren in dagschema)
  4. Compensatiestrategieën m.b.t. activiteiten  -Variëren 
    - Plannen 
    - Ontspannen
22
Q

Zeg iets over de effecten van de COGRAT

A

Er is een verbetering op een vermoeidheidsvragenlijst (58%) voor de mensen die de COGRAT hebben gedaan, naast een groep met alleen cognitieve gedragstherapie (24%)

23
Q

Wat zijn de algemene ervaringen met de COGRAT?

A

Beter omgaan met vermoeidheidsklachten
› Koppeling vermoeidheid en hersenletsel -> actiever in coping (bij juiste coaching)
› Mensen blijken meer te kunnen door juiste planning
› Aandacht voor cognities belangrijk
› Betrekken van systeem belangrijk
› Assertief gedrag en hulp vragen stimuleren

24
Q

Welke hersengebieden spelen een cruciale rol bij geheugenprocessen?

A

prefrontale cortex
(mediale) temporaalkwab
basale ganglia
cerebellum

25
Waarom zijn de effecten van cognitieve behandeling bij sommige patiënten met geheugenproblemen niet erg succesvol?
leerprocessen staan aan de basis van cognitieve revalidatie, terwijl deze processen juist vaak gestoord zijn bij patiënten met een hersenziekte of letsel.
26
Leg uit wat interne geheugen strategieën zijn
Een strategie is een algemene, tamelijk abstracte, top-down methode die de patiënt zelf op allerlei verschillende situaties moet toesnijden om hierin beter te kunnen functioneren, en bij een interne geheugenstrategie gaat het dan om een methode die zich richt op het actief associëren van nieuwe informatie aan bestaande kennis in het geheugen en het bewust intensief aandacht besteden aan de te leren informatie zodat deze beter verwerkt en opgeslagen wordt.
27
Beschrijf twee voorbeelden van verbale geheugen strategieën
Voorbeelden van verbale geheugen strategieën zijn de PQRST methode, en de ‘eersteletter’’ methode (Mijnheer Van Dalen Wacht Op Antwoord bijv.) Verbale associaties maken
28
Noem twee voorbeelden van visuele geheugen strategieën
Bij visuele geheugen strategieën vindt er vaak een associatie plaats met eenvoudig terug te halen cues (beelden). Voorbeelden van visuele geheugen strategieën zijn de methode van Loci en het Cijfer-Rijm systeem. Loci: bij het leren van nieuwe informatie wordt er gebruikgemaakt van een voor de patiënt overbekende volgorde, bijvoorbeeld een route in huis, op het werk of in zijn woonplaats Cijfer-rijmsysteem: één-been twee-slee, en vervolgens worden visuele associaties gemaakt met de te onthouden informatie
29
Noem drie belangrijke voorwaarden die Hendriks en Kessels beschrijven voor het toepassen van geheugenstrategietraining
Belangrijke voorwaarden voor het geslaagd toepassen van een geheugenstrategie zijn: - De patiënt moet voldoende interesse hebben in de te leren informatie, en daar ook voldoende aandacht aan besteden - De patiënt moet in staat zijn actief onderscheid te maken tussen relevante en minder relevante informatie, zodat de strategie efficiënt toegepast kan worden in situaties die voor de patiënt belangrijk zijn - De te onthouden informatie moet voldoende associatieve kenmerken hebben, zodat er voor de toepassing van strategieën die zich richten op het maken van associaties wel voldoende aanknopingspunten zijn.
30
Noem een externe hulpmiddel voor bij de opslag van informatie
kalenders, agenda's, medicijnendoosjes. Of een mobiele telefoon, voicerecorder Bij milde geheugenproblemen heeft dit een groot effect
31
Noem een externe hulpmiddel voor bij het opdiepen van informatie
Het moet een hulpmiddel zijn die gebruikt kan worden ter herinnering dat iemand iets moet onthouden, of dat een bepaalde activiteit in de toekomst moet worden uitgevoerd. horloge met alarm, eierwekker, auditieve signalen
32
Noem een voorbeeld van een aanpassing of structurering van de omgeving bij mensen met bijvoorbeeld dementie
Reality Orientation hier ligt de nadruk voortdurend op het verstrekken van informatie over de tijd, plaats en persoon. Hierdoor krijgt de patiënt meer grip op zijn dagelijkse situatie. Actief worden herinnerd aan tijden en gebeurtenissen uit het verleden wordt ook veel toegepast
33
Wat is metageheugen?
De kennis die men heeft over zijn eigen geheugen en hoe dit werkt
34
Wat zijn de voordelen van een groepsbehandeling?
kan efficiënter zijn (therapeut kan meer patiënten in minder tijd zien) deelnemers kunnen van elkaar leren Een groep met al zijn interacties en stoorzenders lijkt meer op de situatie in het dagelijks leven dan bij een één op één contact Er zijn bewijzen dat groepsbehandelingen angst en depressie klachten sterker verminderen dan bij een individuele behandeling
35
Waar moet een behandelaar rekening mee houden in een groepsbehandeling?
- de heterogeniteit van een groep -> individuele behoeften moeten afgestemd worden op groepsdoelen - de oorzaak van de geheugenstoornis is een factor -> hersenletsel bij hersenletsel, etc. - vaste routines en vaste presentatiemethoden, deelnemers moeten worden aangespoord om te gaan samenvatten en te herhalen
36
groepsbehandelingen bij geheugenstoornissen kunnen grofweg onderverdeeld worden in twee soorten
vaardigheidstraining | metacognitieve training
37
Wat zijn twee nadelen aan groepsbehandelingen?
het is mogelijk dat deelnemers elkaars gedrag negatief beïnvloeden patiënten die gevoelig zijn voor interferentie kunnen in de afleidende context van een groep meer hinder ondervinden