Gedragsleer 3.1 Flashcards

1
Q

welke vier type persoonlijkheden onderscheidde Hippocrates

A

het sanguïstische type

het flegmatische type

het cholerische type

het melancholische type

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem kenmerken van het sanguïstische type

A

is opgewekt, beweeglijk actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem kenmerken van het flegmatische type

A

is gelijkmatig, nuchter, kalm en bedachtzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem kenmerken van het cholerische type

A

opvliegend, prikkelbaar en onberekenbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem kenmerken van het melancholische type

A

somber, traag en zwaar op de hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke gedrag traits kent men binnen de big five theorie

A

extraversie

warmte

nauwgezetheid

stabiliteit

openheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem ken merken van de trait hoge extraversie

A

spraakzaam assertief Vlot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem ken merken van de trait hoge warmte

A

vriendelijk

hartelijk

warm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem ken merken van de trait hoge nauwgezetheid

A

ordelijk

efficient

betrouwbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem ken merken van de trait hoge stabiliteit

A

kalm

niet geëmotioneerd

stabiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem ken merken van de trait hoge openheid

A

brede belangstelling

fantasirijk

orgineel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Benoem ken merken van de trait lage extraversie

A

rustig bescheiden teruggetrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem ken merken van de trait lage warmte

A

hard

koud

onvriendelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem ken merken van de trait lage nauwgezetheid

A

slordig

nonchalant

onverantwoordelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Benoem ken merken van de trait lage stabiliteit

A

gespannen

emotioneel

angstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benoem ken merken van de trait lage openheid

A

weinig belangstelling

bekrompen

conventioneel

17
Q

wat is reactieve interactie

A

het feit dat mensen verschillend dezelfde situatie interpeteren en hierop reageren

18
Q

wat is Evocatieve interactie

A

verschillende persoonlijkheden zullen verschillende reacties krijgen vanuit hun omgeving

19
Q

wat is pro-actieve interactie

A

personen zoeken omgevingen op waarmee zei graag interactie hebben

20
Q

wat is een persoonlijkheidsstoornis volgens de dsm-5

A
21
Q

hoeveel clusters zijn er als we praten over persoonlijkheidsstoornissen

A

3 clusters

22
Q

welke persoonlijkheidsstoornissen worden onderscheiden in cluster A

A

Het excentrieke cluster met de

paranoide

schizoide

schizotypische persoonlijkheidsstoornis

23
Q

welke persoonlijkheidsstoornissen worden onderscheiden in cluster B

A

Het dramatische cluster met de

borderline

narcistische

histrionische

antisociale persoonlijkheidsstoornissen

24
Q

welke persoonlijkheidsstoornissen worden onderscheiden in cluster C

A

Het angstige cluster met de

vermijdende

afhankelijke

dwangmatige persoonlijkheidsstoornis