FZ hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Wat is een consumptief krediet?

A

lening voor consumptie bijv fiets of auto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat ben je als je geld leent?

A

geld nemer of kredietnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat ben je als je geld geeft?

A

geld gever of kredietverstrekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een persoonlijke lening?

A

lening voor duurzame consumptie ( gaat langer mee dan 1 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn lasten van een lening?

A

de aflossing en de rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een doorlopend krediet?

A

maximal afgesproken leen-limiet
flexibel lenen
10.000 euro in verschillende periodes en bedragen lenen bijvoorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is huurkoop?

A

in termijnen betalen, na laatste termijn jou bezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is koop of betaling?

A

gelijk eigenaar, nog steeds in termijnen betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is enkelvoudige intrest?

A

rente over begin van kapitaal, bedrag elk jaar hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de formule van enkelvoudige intrest?

A

bk maal ip maal ap delen door 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly