BS hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

wat zijn kosten?

A
  • betalingen die bij een bepaalde periode horen
  • heeft invloed op het eigen vermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn uitgaven?

A
  • het moment dat er daadwerkelijk betaald wordt
  • heeft invloed op kas of bank
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn opbrengsten?

A
  • horen bij een bepaalde periode
  • heeft invloed op het eigen vermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn ontvangsten?

A
  • het moment dat er daadwerkelijk geld ontvangen wordt
  • heeft invloed op kas of bank
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly