Fysiologie Flashcards

1
Q

Wat zijn de fysiologische wetmatigheden?

A
  1. Overload.
  2. Specificiteit
  3. Reversibiliteit
  4. Individualiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt er bedoeld met overload?

A

Trainingsprikkel is groter Dante huidige belastbaarheid van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan de trainingsbelastbaarheid worden vergroot?

A

Intensiteit of volume verhogen. Oefening veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wordt er bedoeld met specificiteit?

A

Het aanpassen aan de trainingsvorm of oefenstop die je uitvoert.

Verbeter dat gene wat je traint.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan specificiteit gezocht worden?

A

Uiterlijke bewegingsstructuur.
Innerlijke bewegingsstructuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uiterlijke bewegingsstructuur is?

A

TrainingsBELASTING qua beweging overeenkomen op de wedstrijdbeweging. Waar dezelfde spieren worden gebruikt.

Squat snatch vanaf de startpositie oefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Innerlijke bewegingsstructuur is?

A

Karakter van de SPIERCONTRACTIES moet overeenkomen met de wedstrijdbeweging.

Deelbewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt er bedoeld met reversibiliteit?

A

Stilstand is achteruitgang.

Niveau zakt terug als er niet getraind wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er bedoeld met individualiteit?

A

Ieder individu heeft een ander trainingsprikkel nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de afgeleide principes van de biologische wetmatigheden?

A
  1. Continuïteit.
  2. Wet van de verminderde meeropbrengst.
    3 Variatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt er bedoeld met de verminderde meeropbrengst?

A

Bij het toenemen van de getraindheid en trainingsleeftijd wordt het steeds moeilijker op progressie te boeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is supercompensatie?

A

Als er voldoende overlaad is toegepast en vervolgens voldoende hersteltijd is gaat het lichaam overcompenseren.

Dus sterker worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Concentrisch =

A

Spier verkort. Bewegingen tegen de zwaartekracht in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Exentrisch =

A

Spier verlengt. Bewegingen met de zwaartekracht mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Isometrisch =

A

Spiercontractie. Er wordt kracht spanning geleverd, maar de spier blijft dezelfde lengte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke energie systemen zijn er ?

A

Fosfaatsysteem
Melkzuursysteem
Zuurstofsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer is de energie van het fosfaat systeem op?

A

15 a 20sec

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer is de energie van het melkzuursysteem op?

A

20 - 90 sec

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe lang gaat de energie mee van het zuurstofsysteem?

A

Langer dan 3 min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke verschijningsvormen van kracht zijn er?

A

Maximaal kracht
Explosieve kracht
Krachtuithoudingsvermogen

21
Q

Maximaal kracht =

A

1RM

22
Q

Explosieve kracht =

A

Verplaatsing van een weerstand met de grootst mogelijke snelheid.

Snatch, clean&jerk

23
Q

Krachtuithoudingsvermogen =

A

Weerstand tegen vermoeidheid. Bij langdurige krachtinspanning.

Roeien.

24
Q

Wat is het doel van maximaal kracht?

A

Toename spierkracht. Sterker worden.

25
Q

Hoe wordt de toename van maximal kracht veroorzaakt?

A

Neurale adaptaties.

Aansturing van spieren door het zenuwstelsel.

26
Q

2 soorten coördinatie?

A

Intramusculair
Intermusculair

27
Q

Wat wordt er bedoeld met intramusculair ?

A

Speelt zich af in de spier

28
Q

Wat wordt er bedoeld met intermusculair?

A

Heeft betrekking op de samenwerking tussen verschillende spieren.

29
Q

Hypertrofie =

A

Toename spiermassa. Toename van de dwarsdoorsnede van individuele spiervezels.

30
Q

Waar gaat hypertrofie training om?

A

Uitputting van de spieren aan de hand van trainen in het melkzuursysteem.

31
Q

Onder welk type kracht valt gewichtheffen?

A

Explosieve kracht.

32
Q

Wat is de wet van Newton?

A

Kracht = massa x acceleratie

33
Q

Welke bewegingsvlakken bestaan er?

A

Frontaal
Sagittaal
Trasversaal

34
Q

Frontaal vlak is verdeeld in?

A

Voor en achterzijde

35
Q

Sagittaal vlak is verdeel in?

A

Linker en rechterdeel

36
Q

Transversale vlak is verdeeld in?

A

Onderste en bovenste deel

37
Q

Waar vinden zijwaartse bewegingen plaats?

A

Frontale vlak
Saggitale as

38
Q

Waar vinden voor en achterwaartse bewegingen plaats?

A

Sagittale vlak
Transversale as

39
Q

Waar vinden rotatie bewegingen plaats?

A

Transversale vlak
Longtidunale as

40
Q

Waar vinden de bewegingen van het gewichtheffen in plaats?

A

Sagittale vlak
Transversale as

41
Q

Wat is het traagheidsprincipe?

A

Is weerstand tegen verandering in beweging.

42
Q

Wat is de wet van versnelling?

A

Kracht = massa x versnelling

Tijdens de lift blijft de massa van de atleet en de halter constant, dus een grotere kracht toepassing resulteert in een grotere versnelling van de halter.

43
Q

Waaruit bestaat stabiliteit en balans?

A

Zwaartepunt en bewegingsoppervlak.

44
Q

Waar ligt het gecombineerde zwaartepunt?

A

Tussen de lifter en de halter.

45
Q

Benoem de zwaartekracht principes:

A

Gelijke grootte van kracht
Tegelijkertijd
In tegengestelde richting

46
Q

Benoem de Chinese principes

A

Close
Fast
Low
Timing
Stable

47
Q

Wat gebeurd er tijdens de hip extension pull?

A
  • knieën strekken te snel
  • Heup schiet omhoog
  • Heup duwt de halter te krachtig naar voren
  • Halter gaat in een boog om het lichaam naar boven
  • Alteet springt achter de halter aan
48
Q

Wat gebeurd er tijdens de backward laan?

A
  • Na knie hoogte bewegen de knieën naar voren
  • Hakken komen te snel los van de grond
  • Hierdoor is de voorwaartse kracht van de heup te groot.
  • Schouders compenseren dit door overdreven naar achter te gaan.
  • Atleet springt voor of achterwaarts