Fysiologie Flashcards

1
Q

convectie

A

transport over grote afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

diffusie

A

transport over kleine afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

partiële druk

A

deel van gasmengsel van bepaald soort molecuul –> gelijk aan concentratie voor vloeistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

samenstelling van lucht

A

21% zuurstof
78% stikstof
1% waterdamp/CO2/andere gassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wet van boyle

A

P1V1=P2V2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

intrapleurale druk

A

de druk die heerst tussen viscerale en parietale pleura

is negatief -3 mm Hg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke twee krachten werken er op de longen?

A
inwaarts= elastic recoil
uitwaarts = kracht van thorax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

transpleurale druk

A

verschil in Pip en alveolaire druk

Pip = te meten in de oesophagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Elastic recoil

A

de elasticiteit van weefsel. wordt bepaald door 30% weefseleigenschappen en 70% oppervlaktespanning door surfactant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

compliantie

A

omgekeerd evenredig van elasitc recoil C=1/E. Hoe makkelijk het weefsel uitrekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De hoeveel opgelost zuurstof dat aan Hb kan binden is afhankelijk van….

A
het verzadigingspercentage van Hb, afhankelijk van:
-Pco2
-pH
-Temperatuur
-2,3-DPG
het toaal aantal bindingsplekken, afhankelijk van
- Hb aantal per rode bloed cel
- totale aantal rode bloed cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

uit welke twee componenten is de elastic recoil opgebouwd?

A

anatomische componenten en oppervlaktespanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

surfactant

A

stofje op het grensvlak van lucht en water, die de oppervlakte spanning verlagen, doordat ze ervoor zorgen dat er minder water aan het oppervlak is (verlagen de waterconcentratie). waardoor er minder oppervlaktespanning kan ontstaan.

  • verlaagt elastic recoil
  • verhoogt compliantie
  • zorgen ervoor dat de grootte van de alveoli relatief uniform blijft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bronchoconstrictie of dilatatie innvervatie

A

parasympatische voor constrictie, sympatisch voor dilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

functie van respiratoir epitheel

A
  • verwarming
  • bevochtiging
  • stofvangen
  • H2O opvangen bij expiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly