Functiedomeinen Flashcards

1
Q

Omschrijf de volgorde waarin herinneringen in de geheugen worden opgeslagen

A
  1. Kortetermijngeheugen
    a) articulatory loop (auditief)
    b) visual-spatial sketchpad (visueel)
    c) central executive, neemt info uit a en b en selecteert, bewerkt, transformeert –>
  2. Langetermijngeheugen
    a) declaratief: bewust toegankelijk
    a1- semantisch (onpersoonlijk feitenkennis)
    a2- episodisch (unieke persoonlijke ervaringen)
    b) non-declaratief/procedureel: niet bewust, bv fietsen, traplopen, autorijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe heet het wanneer informatie binnenkomt via een modaliteit ook een sensatie teweegbrengt in een andere modaliteit? Noem een voorbeeld

A

Synesthesie, bv: kleuren zien als je muziek hoort, getallen associeren met vormen, kleuren of zelfs mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe heet de hergroepering van losse stukken info en waarom is dat handig?

A

Chunking: er kan meer worden opgeslagen, het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is elaboratie? Noem een voorbeeld

A

Hetgeen wat je moet onthouden koppelen aan betekenisvolle info om het makkelijker te onthouden (geboortedatum van moeder gebruiken als code)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is priming? Noem een voorbeeld

A

De neiging te herhalen wat net gedaan is, kan veel vormen aannemen, bv: nieuwe auto gekocht en ineens zie je overal dezelfde auto rijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe heet het wanneer nieuw geleerde info het ophalen van oudere info bemoeilijkt?

A

Retroactieve interferentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly