frans zinnen preposition Flashcards

1
Q

Aan welke ziekte lijdt hij

A

De quelle maladie souffre-t-il?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er mooier dan de liefde

A

Quoi de plus beau que l’amour? /
Qu’est-ce qu’il y a de plus beau que l’amour ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dat is iets goed

A

C’est quelque chose de bien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik heb niets anders gedaan

A

Je n’ai rien fait d’autre.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je zult met de politie te doen krijgen

A

Tu auras affaire à la police.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ga niet achter mij zitten

A

Ne te mets pas derrière moi. / Ne t’assieds pas derrière moi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je moeit je te veel met andermans zaken

A

Tu te mêles trop des affaires des autres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Naar welke muziek luister je graag

A

!! Quelle musique aimes-tu écouter?
Pas de préposition après « écouter » et « regarder »

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvan is dat meubel gemaakt

A

En quoi est-ce que ce meuble est fait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Houd steeds rekening met de gevoelens van het slachtoffer

A

Tenez toujours compte des sentiments de la victime.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Klaagt de patiënte nog steeds van hoofdpijn

A

Est-ce que la patiente se plaint toujours de maux de tête

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De dokter verontschuldigt zich voor de vertraging

A

Le docteur s’excuse du retard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Morgen vertrekt hij naar Canada voor een congres over medische beeldvorming

A

Demain il partira pour le Canada pour un congrès sur l’imagerie médicale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het is noodzakelijk dat u uw huisarts volledig vertrouwt

A

Il est indispensable que (+ SUBJONCTIF!) que vous vous fiiez complètement à votre médecin de famille.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ik maak mij ongerust over zijn vreemd gedrag van de laatste tijd

A

Je m’inquiète de son comportement bizarre de ces derniers temps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dokter, we moeten dringend de nieuwe bestelling plaatsen anders zullen we volgende week ontsmettingsproduct te kort hebben

A

Docteur, il faut passer d’urgence la nouvelle commande sinon nous manquerons de désinfectant la semaine prochaine

17
Q

Zijn ongezonde levenswijze heeft zijn gezondheid veel schade berokkend

A

Son mode de vie malsain a beaucoup nui à sa santé

18
Q

De medisch secretaresse wordt geacht zich bezig te houden met het beheer van het archief.

A

La secrétaire médicale est censée s’occuper de la gestion des archives.

19
Q

We vermoeden dat hij last heeft van een tekort aan bepaalde mineralen.

A

Nous supposons qu’il souffre d’un manque de certains minéraux / matières minérales.

20
Q

U kan tijdelijk over een vervangtoestel beschikken

A

Vous pouvez disposer temporairement d’un appareil de remplacement

21
Q

Bedek de wonde zo snel mogelijk met een steriel verband

A

Couvrez la plaie le plus vite possible d’un pansement stérile

22
Q

De behandeling bestaat uit een combinatie van medicatie en kinesitherapie

A

Le traitement consiste dans une combinaison de médication et de kinésithérapie

23
Q

Laten we beginnen met uw bloeddruk te meten.

A

Commençons par prendre / mesurer votre tension artérielle

24
Q

Mijn secretaresse zal de opvolging van het dossier op zich nemen

A

Ma secrétaire se chargera du suivi du dossier

25
Q

We hadden ons niet aan deze complicaties verwacht

A

Nous ne nous étions pas attendus à ces complications

26
Q

Indien u wenst, mag u de operatie bijwonen

A

Si vous le désirez, vous pouvez assister à l’opération

27
Q

Maak geen misbruik van deze pijnstillers

A

N’abusez pas de ces anti-douleurs

28
Q

Zet u een beetje dichter bij de lamp

A

Approchez-vous un peu de la lampe

29
Q

U zal moeten afzien van (=opgeven, stopzetten) zware inspanningen

A

Il vous faudra renoncer aux efforts lourds

30
Q

Houd rekening met mogelijke nevenwerkingen

A

Tenez compte des effets secondaires éventuels

31
Q

Wie past er op de baby tijdens het onderzoek

A

Qui veillera sur le bébé pendant l’examen

32
Q

De assistent van wacht kan niet de hele nacht bij de zieke waken

A

L’assistant de garde ne peut pas veiller le malade toute la nuit

33
Q

Een voorbehoedsmiddel behoedt u voor een ongewenste zwangerschap

A

Un contraceptif vous préserve d’une grossesse non souhaitée / non voulue

34
Q

De buitenlandse stages vallen in de smaak bij de studenten

A

Les stages à l’étranger plaisent aux étudiants

35
Q

U kan het actieve bestanddeel van dit geneesmiddel vergelijken met cafeïne

A

Vous pouvez / On peut comparer le principe actif de ce médicament à / avec la caféine.