Frans Woorden Dlt 1/2 H2 Flashcards
1
Q
L’appartement
A
Het appartement, de flat
2
Q
L’ascenseur
A
De lift
3
Q
Le balcon
A
Het balkon
4
Q
Le bâtiment
A
Het gebouw
5
Q
Bâtir
A
Bouwen
6
Q
La cava
A
De kelder
7
Q
La constructies
A
De bouw, het bouwen
8
Q
Construire
A
Bouwen
9
Q
La cour
A
De binnenplaats
10
Q
L’entrée
A
De ingang
11
Q
Établir
A
Zich vestigen
12
Q
La fenêtre
A
Het raam
13
Q
Fermer
A
Sluiten
14
Q
Le garage
A
De garage
15
Q
Isolé, isolée
A
Afgelegen
16
Q
Le jardin
A
De tuin
17
Q
La maison
A
Het huis
18
Q
Le mur
A
De muur
19
Q
Ouvrir
A
Openen
20
Q
La porte
A
De deur
21
Q
La sonnette
A
De bel
22
Q
Visiter
A
Bezoeken
23
Q
Le voisin, la voisine
A
De buurman/buurvrouw
24
Q
allumer
A
aansteken, aandoen
25
l'allumette
de lucifer
26
bouillir
koken
27
la chose
het ding
28
la clé
de sleutel
29
coudre
naaien
30
les déchets
het afval
31
l'éclairage
de verlichting
32
éclairer
verlichten
33
l'énergie
de energie
34
le feu
het vuur
35
le foyer
de haard
36
inutile
nutteloos
37
laver
wassen
38
mouillé, mouillée
nat
39
nettoyer
schoonmaker
40
l'objet
het voorwerp
41
l'ordre
de orde
42
pratique
praktisch, handig
43
la prise
het stopcontact
44
propre
schoon
45
sale
vies
46
salir
vies maken
47
utile
nuttig
48
l'utilisation
het gebruik
49
utiliser
gebruiken
50
accrocher
ophangen
51
le bain
het bad
52
la chaise
de stoel
53
la chambre
de slaapkamer
54
la cuisine
de keuken
55
la douche
de douche
56
l'escalier
de trap
57
le fauteuil
de fauteuil, de leunstoel
58
fixer
bevestigen, vastmaken
59
la lampe
de lamp
60
le lit
het bed
61
la marche
de trede
62
les meubles
het meubel, het meubilair
63
meubler
meubileren
64
la paroi
de wand
65
la pièce
de kamer
66
placer
plaatsen, neerleggen
67
le plafond
het plafond
68
le plancher
de vloer
69
le robinet
de kraan
70
la salle
de kamer
71
la salle à manger
de eetkamer
72
la salle de bains
de badkamer
73
la salle de séjour
de woonkamer, de huiskamer
74
le salon
de woonkamer, de salon
75
la table
de tafel
76
l'acide
het zuur
77
l'acier
het staal
78
l'argent
het zilver
79
le bois
het hout
80
le charbon
de steenkool
81
la corde
het touw, het koord
82
le fer
het ijzer
83
la fibre
de vezel
84
la ficelle
het touwtje
85
le fil
het garen, de draad
86
le gaz
het gas
87
l'or
het goud
88
le papier
het papier
