Frans Woorden B Blz50 Flashcards
1
Q
Le voyage
A
De reis
2
Q
Le pays
A
Het land
3
Q
La fimillie
A
De familie
4
Q
La soeur
A
De zus
5
Q
La sortie
A
Het uitstapje
6
Q
Au debut
A
In het begin, eerst
7
Q
Ensuite
A
Daarna
8
Q
Pauvre
A
Arm
9
Q
Loin
A
Ver
10
Q
La meteo
A
Het weerbericht
11
Q
Je crois
A
Ik geloof
12
Q
Je prends
A
Ik neem, pak
13
Q
J’ai peur
A
Ik ben bang
14
Q
Rester
A
Blijven
15
Q
Arriver
A
Aankomen