Frans Woorden A Blz 50 Flashcards
1
Q
La rentree
A
De eerste schooldag
2
Q
Rencontrer
A
Ontmoeten
3
Q
L’ami(e)
A
De vriend(in)
4
Q
Le frere
A
De broer
5
Q
Le/la jeune
A
De jongere
6
Q
La decouverte
A
De ontdekking
7
Q
En avion
A
Met het vliegtuig
8
Q
En train
A
Met de trein
9
Q
En bateau
A
Met de boot
10
Q
En voiture
A
Met de auto
11
Q
En espange
A
In/naar Spanje
12
Q
En allemange
A
In/naar Duitsland
13
Q
En angleterre
A
In/naar engeland
14
Q
Aux pays-bas
A
In/naar Nederland
15
Q
En belgique
A
In/naar België