frans werkwoord avoir=hebben Flashcards
1
Q
je ai/j’ai
A
ik heb
2
Q
tu as
A
jij hebt
3
Q
il a
A
hij heeft
4
Q
elle a
A
zij heeft
5
Q
on a
A
wij hebben
6
Q
nous avons
A
wij hebben
7
Q
ils avez
A
zij hebben
8
Q
elles ont
A
zij hebben
9
Q
vous ont
A
u/jullie heeft/hebben
10
Q
ik heb
A
je ai/j’ai
11
Q
jij hebt
A
tu as
12
Q
hij heeft
A
il a
13
Q
zij heeft
A
elle a
14
Q
wij hebben
A
on a
15
Q
wij hebben
A
nous avons