Frans Voca A Flashcards
1
Q
la galère
A
de nare situatie
2
Q
l’emploi du temps
A
het rooster
3
Q
chargé
A
vol
4
Q
les affaires
A
de spullen
5
Q
élevé
A
hoog (van niveau)
6
Q
le redoublement
A
het zitten blijven
7
Q
avouer
A
bekennen, toevoegen
8
Q
avoir honte de
A
zich schamen voor
9
Q
ne t’en fais pas
A
maak je niet druk
10
Q
se rendre compte
A
zich realiseren
11
Q
l’apprentissage
A
het leren
12
Q
exiger
A
(ver)eisen
13
Q
la moyenne
A
het gemiddelde
14
Q
tendu
A
gespannen
15
Q
la réussite
A
het slagen / succes
16
Q
échouer
A
falen
17
Q
l’attente
A
de verwachting
18
Q
accessible
A
toegankelijk
19
Q
se démoraliser
A
zich laten ontmoedigen
20
Q
raccrocher
A
ophangen
21
Q
s’en sortir
A
eruit komen
22
Q
garder le moral
A
positief blijven