Frans: Subjonctif ou indicatif Flashcards
1
Q
ik wil dat
A
je veux que S
2
Q
ik vraag dat
A
je demande que S
3
Q
ik heb graag dat
A
j’aime que S
4
Q
ik heb liever dat
A
j’aime mieux que S
5
Q
ik verkies dat
A
je préfère que S
6
Q
ik verlang dat
A
je desire que S
7
Q
ik wens dat
A
je souhaite que S
8
Q
het is beter dat
A
il est préférable que S
9
Q
het is beter dat
A
il vaut mieux que S
10
Q
het zou beter zijn dat
A
il vaudrait mieux que S
11
Q
het is nodig dat
A
il faut que S
12
Q
men zou moeten
A
il faudrait que S
13
Q
het is nodig dat
A
il est necéssaire que S
14
Q
het is belangrijk dat
A
il est important que S
15
Q
het is absoluut noodzakelijk dat
A
il est dispensable que S
16
Q
het is tijd dat
A
il est temps que S
17
Q
het is dringend dat
A
il est urgent que S
18
Q
ik betreur dat
A
je regrette que S
19
Q
ik ben bang dat
A
j’ai peur que S
20
Q
ik vrees dat
A
je crains que S