frans h3 Flashcards

1
Q

être bonne humeur

A

een goed humeur hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

deviner

A

raden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

récupérer

A

terugkrijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

en retard

A

te laat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

les gars

A

jongens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

la guerre

A

de oorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lutter

A

vechten/strijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

donner un coup de main

A

een handje helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

la fain

A

de honger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

le défi

A

de uitdaging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sauver

A

redden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

la terre

A

de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

agir

A

handelen/iets doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

propre

A

eigen/schoon/nettjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

je te jure

A

ik zweer het

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

s’engager

A

zich inzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

économiser

A

besparen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

souffrir

A

lijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

durable

A

duurzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

écolo(gique)

A

milieuvriendelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

recycler

A

Hergebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

les déchets

A

het afval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

faire un don

A

geld geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

la bonne cause

A

het goede doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
partager
delen
26
utile
nuttig
27
réfugié
de vluchteling
28
la pauvreté
de armoede
29
s'engager
zich inzetten
30
le bénévole
de vrijwilliger
31
nombreux
talrijk/heel veel
32
soutenir
steunen
33
emprunter
lenen
34
sensibiliser
bewust maken
35
le but
het doel
36
échanger
uitwisselen
37
développer
ontwikkelen
38
participer à
deelnemen aan
39
se mobiliser pour
in actie komen voor
40
lutter
strijden
41
la joie
de vreugde
42
la violence
het geweld
43
s'attacher à
zich hechten aan
44
proposer
voorstellen
45
l'équipe
het team
46
l'urgence
het spoedgeval
47
la dégradation
de verslechtering
48
résoudre
oplossen
49
l'amélioration
de verbetering
50
la famine
de hongersnood
51
la vocation
de roeping
52
les droits de l'homme
de rechten van de mens
53
la catastrophe
de ramp
54
het voedsel
la nourriture
55
inzamelen/oogsten
récolter
56
beslissen/besluiten
décider
57
het voorstel
la proposition
58
een gebrek aan
le manque de
59
de ziekte
la maladie
60
verkopen
vendre
61
... geleden
il y a ...
62
zoeken/halen
chercher
63
de dienst
le service
64
handelen
agrir
65
de uitdaging
le défi
66
lijden
souffrir
67
zijn/haar haar verven
se teindre les cheveux
68
meer dan
plus de
69
te hulp komen
venir en aide
70
het grasveld maaien
tondre la pelouse
71
de armoede
la pauvreté
72
het ontwikkeligsland
le pays en dévelppement
73
het lot
le billet de loterie
74
een voorstel doen
faire une proposition
75
slagen
réussir
76
een plan hebben
avoir un projet
77
het doel
l'objectif
78
het succes
la réussite
79
een beslissing nemen
prendre une décision
80
de rijkdom
la richesse
81
de keus
le choix
82
mislukken
échouer
83
risico's nemen
prendre des resques
84
een week geleden heb ik een documentaire gezien over afrika
il y a une semaine, j'ai vu documentaire sur l'afrique
85
de mensen lijden door ge gebrek aan voedsel
les gens souffrent à cuase du manque de nourriture
86
Het probleem is dat de kinderen niet naar school gaan
Le problemen, c'est que les enfants ne vont pas à l'école
87
In hun land hebben ze minder geluk dan wij
Dans leur pays ils ont moins de chance que nous
88
Ik heb besloten om meteen te handelen
J'ai décidé d'agrir tout de suite
89
Mijn vriend stelt voor een solidariteitsactie te organiseren
Mon copain propose d'organiser une action de solidarité
90
Mijn vriend stelt voor een solidariteitsactie te organiseren
Mon copain propose d'organiser une action de solidarité
91
Iedereen is het er over eens om zich in te zetten
Tout le monde est d'accord pour s'engager
92
We proberen mensen te vinden die ons sponsoren
Nous essayons de trouver des gens qui nous sponsorisent
93
We hebben de boodschap aan iedereen doorgegeven
On a fait passer le message à tout le monde
94
Ze vonden dat het beste voorstel
Ils ont trouvé car c'est la meilleure proposition
95
Fonder
Oprichten
96
Être démuni
Arm zijn
97
Alimentaire
Voedings
98
L'exigence
De eis
99
Pareil
Gelijk
100
La tâche
De taak
101
La solutide
De eenzaamheid
102
Retraité
Gepensioneerd
103
La pauvreté
De armoede
104
Pas mal de
Best veel
105
L'engagement
De inzet
106
Acquérir
Verwerpen
107
Évident
Vanzelfsprekend
108
Le quartier populaire
De volksbuurt
109
Le quartier populaire
De volksbeurt
110
Au profit de
Ten behoeve van
111
Utile
Nuttig
112
La compétence
De vaardigheid
113
Modifier
Veranderen
114
Le manque
Het gebrek
115
L'agression
De overval
116
La société
De maatschappij
117
Harceler
Pesten lastig vallen
118
De logement
De huisvesting
119
Le chômage
De werkloosheid
120
Wennen aan het milieu
S'habituer à l'envronnement
121
De kraan
Le robinet
122
Verbruiken
Consommer
123
De lucht
L'air
124
The helm
La casque
125
The helm
La casque
126
Een luchtje scheppen
Prendre l'air
127
Het afval
Le déchets
128
De inlichting
Le renseignement
129
Uitdoen
Éteindre
130
Volgen
Suivre
131
Veel dingen
Plein de choses
132
De voorwaarden
La condition
133
Milieuvriendelijk
Écolo
134
Besparen
économiser
135
Zich herinneren
Se rappeler
136
De snelheid
La Vitesse
137
Aandoen
Allumer
138
Nodig hebben
Avoir besoin de
139
Ingewikkeld
Compliqué
140
Toegestaan
Autorisé
141
Zelfstandig
Autonome
142
De vuilnisbak
La poubelle
143
De vervuiling
La pollution
144
Duurzaam
Durable
145
Verspillen
Gaspiller
146
Weggooien
Jeter
147
Her gebruiken
Recycler
148
Afvalscheiden
Trier les déchets
149
Het biologische product
Le produit biologique
150
Ik probeer wat meer rekening te houden met het milieu
J'essaye respecter un peu plus l'environnement
151
Je moet de kraan pas opendraaien als je klaar bent met tandenpoetsen
On doit ouvrir le robinet seulement quand on a fini de se brosser dents
152
Je moet niet vergeten het licht uit te doen
Il ne faut pas oublier l'éteindre la lumière
153
Heb je een scooter nodig
Tu as vraiment boisson d'un scooter
154
Fietsen is miljoen vriendelijker dan vliegen
Prendre Le vélo est plus écolo que prendre l'avion
155
Mijn moeder zegt dat de water moeten besparen
Ma mère dit qu'il faut économiser l'eau
156
De inwoners van deze stad moeten we een afval scheiden
L'habitant de cette ville doivent trier leuks déchets
157
Auto zijn verboden in het centrum
Les voitures sont interdits et centre ville
158
Je moet de toegestaande snelheid respecteren
On doit respecter la vitesse autorisée
159
Moet je altijd een helm dragen
Est-ce que tu dois toujours porter un casque
160
Moet je altijd een helm dragen
Est-ce que tu dois toujours porter un casque