frans h1 Flashcards

woordjes

1
Q

le pote

A

de vriend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

c’est con

A

dat is stom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

le mec

A

de vent, de gozer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

n’importe quel

A

het maakt niet uit welk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

numerique

A

digitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pein de

A

heel veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

le profit

A

de winst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

la perte

A

het verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

le savon

A

de zeep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

le coup de foudre

A

de liefde op het eerste gezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pas grand-chose

A

niet veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

méchant

A

gemeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

l’auditeur

A

de luisteraar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

elle me manque

A

ik mis haar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

terminé

A

afgelopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

retrouver

A

weer zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

racontrer

A

vertellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

l’horaire

A

het tijdschema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bête

A

dom/stom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

sans doute

A

waarschijnlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

bien que

A

hoewel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

détendu

A

ontspannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

se dérouler

A

zich afspelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

il vaut mieux

A

je kunt beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
la veille
de dag ervoor
26
la filèrere
het profiel
27
la matière
het vak
28
l'ouvrier
de arbeider
29
la façon
de manier
30
dès
zodra, vanaf
31
rater
missen
32
quand même
toch
33
se révéler
blijken
34
le comportement
het gedrag
35
je m'en fous
het kan me niets schelen
36
le courrier
de post
37
les fournitures
de stullen, benodigdheden
38
la récré/récréation
de pauze
39
l'orientation
de studiekeuze, de beroepskeuze
40
le prof principal
de mentor
41
het kledingstuk
le vêtement
42
vooral
surtout
43
toevoegen
joindre
44
ontmoeten
recontrer
45
slecht
nul, nulle
46
daarom
c'est pourquoi
47
de hobby
le passe-temps
48
zich voorstellen
se présenter
49
in de vierde klas
en seconde
50
fit blijven
rester en forme
51
verbeteren
améliorer
52
naar de disco gaan
sirtir en boîte
53
het videospelletje
le jeu vidéo
54
downloaden van internet
télécharger sur internet
55
vergeten
oublier
56
het lichaamsdeel
la partie de corps
57
indien mogelijk
si possible
58
nogal, tamelijk
assez
59
lievelings-
favori, favorite
60
schijvren
correspondre
61
een heleboel
plein de
62
op zaterdag
le samedi
63
liever hebben/ de voorkeur geven aan
préférer
64
dansen
faire de la danse
65
gitaar spelen
jouer de la guitare
66
schaken
jouer aux échecs
67
voetballen
jouer au foot
68
tekenen
dessiner
69
reizen
voyager
70
tv kijken
regarder la télé
71
het is een jongen dezelfde leeftijd als ik
c'est un garçon qui a le même âge que moi
72
mijn correspondentievriendin heeft blond haar en blauwe ogen
ma correspondante a les cheveux blonds et les yeux bleus
73
mijn hobby's zijn lezen en kletsen met mijn vrienden
mes hobbies sont lire et bevarder avec mes amis
74
je voudrais recontrerik wil een heleboel jongeren ontmoeten
je voudrais recontrer plein de jeunes
75
in 2013 woonde ik niet in parijs maar op het platte land
en 2013 je n'habitais pas à paris mais à la campagne
76
ik ben erg sportief, ik voetbal
je suis très sportif/sportive, je joue au foot
77
ik schriijf het liest in het frans want ik ben slecht in engels
je préfère écrire en français, car je suis nul(le) en anglais
78
hij zi tin de vierde klas
il est en seconde
79
schijf me snel en stuur me een foto
écris-moi vite et envoie-moi une photo
80
se rendre comte
beseffen, zich realiseren
81
avancer
vervroegen
82
libérer
vrij geven, bevrijden
83
être occupé de
bezig zijn met
84
reculer
verzetten
85
repartir
weer vertrekken
86
les congés payés
betaalde vakantie
87
retourner au boulot
weer aan het werk gaan
88
bronzer
zonnen
89
de persoonlijke gegevens
les coordonnées
90
weekelijks
hebdomadaire
91
eerst
d'abord
92
de sluiting
la fermeture
93
ontvangen
accueillir
94
hartstikke
vachement
95
de haven
le port
96
elkaar weer ontmoeten
se retrouver
97
zich vervelen
s'ennuyer
98
feestvieren
faire la fête
99
naar huis gaan
rentrer
100
terugbellen
rappeler
101
kennis maken met
faire connaissance avec
102
zwemmen
se baigner
103
de telefoon
le portable
104
vervolgens
ensuite
105
vervolgen
ensuite
106
iets drinken
prendre un pot
107
het bureau
l'agence
108
aan zee
au bord de la mer
109
zou u zo vriendelijk willen zijn om
veuillez
110
niet gewelldig
pas terrible
111
bezitten
posséder
112
terugzien
revoir
113
geopend
ouvert
114
de afspraak
le rendez-vous
115
met vacantie gaan
partir en vacances
116
de groep
la bande
117
henri wil graag kennis maken met jou zus
henri amerait faire connaissance avec ta soeur
118
zullen we iets gaan drinken op het terras
on va prendre un pot à la terrasse
119
mijn broer heeft een baantje voor de zomervakantie
mon frère a un travail pour les vacances d'été
120
ik zal u het nummer van mijn mobiel geven
je vais vous donner le numéro de mon portable
121
ik ben dol op talen en ik vind het leuk om buitenlandse jongeren te ontmoeten
j'adore les langues et j'aime rencontrer des jeunes étrangers
122
christian gaat een tafel voor 4 personen reserveren om 19.00 uur
christian va réserver une table four quatre personnes à 19 heures
123
mijn ouders brengen hun vakantie door aan zee
mes parents passent leurs vacances au bord de la mer
124
we zagen elkaar soms op het strand
on se voyait parfois sr la plage
125
in de vakantie is zij verliefd geworden
elle est tombée amoureuse pendant les vacances
126
ik hoop die aardige jongen terug te zien
j'esp'ere le revoir, ce garçon sympa