frans dosier 2 Flashcards

1
Q

Interesse tonen in wetenschap

A

S’intéresser à la science

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DE WETENSCHAP(PEN)

A

LA SCIENCE - LES SCIENCES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sterk zijn in wetenschap

A

Être doué / fort en sciences

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De wetenschappers - de onderzoekers

A

Les scientifiques - les chercheurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wetenschap vooruithelpen

A

Faire progresser la science

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de wetenschappelijke vooruitgang

A

le progrès scientifique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wetenschappelijk onderzoek doen

A

Faire de la recherche (scientifique)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een onderzoekscentrum

A

Un institut / un centre de recherche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een experiment uitvoeren

A

Réaliser une expérience

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tests uitvoeren in een lab - testen

A

Faire des tests dans un laboratoire - tester

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gegevens verzamelen

A

Récolter des données (f.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De resultaten analyseren - conclusies trekken

A

Analyser les résultats - tirer des conclusions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een artikel publiceren

A

Publier un article

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De kennis verstaanbaar maken

A

Vulgariser / populariser le savoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de technologie

A

la technologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een uitvinding / Een ontdekking doen

A

Faire une invention / une découverte

17
Q

Een toestel / Een product uitvinden

A

Inventer / Imaginer un appareil / un produit

18
Q

Een prototype / Een model maken

A

Réaliser un prototype / un modèle

19
Q

Een op maat gemaakt product ontwikkelen

A

Développer un produit sur mesure

20
Q

De werking van een toestel

A

Le fonctionnement d’un appareil

21
Q

Goed / slecht werken

A

Bien / mal fonctionner / marcher

22
Q

een gebruiker

A

Un utilisateur / une utilisatrice

23
Q

Een eenvoudig ↔ ingewikkeld gebruik

A

Une utilisation simple ↔ compliquée

24
Q

Een gebruiksaanwijzing

A

Un mode d‘emploi

25
Q

Een fantastisch product

A

Un produit génial / fantastique

26
Q

Een vernieuwend product

A

Un produit innovant / révolutionnaire

27
Q
A
28
Q

Een ecologisch / duurzaam product

A

Un produit écologique / durable

29
Q

Een praktisch / gebruiksvriendelijk product

A

Un produit pratique / facile à utiliser

30
Q

een product

A

un produit

31
Q

dat energie doet besparen

A

qui fait économiser de l’énergie

32
Q

dat geen CO2 uitstoot

A

qui n’émet pas de CO2

33
Q

dat tijdbesparend is

A

qui permet de gagner du temps

34
Q

dat het leven eenvoudiger maakt

A

qui simplifie la vie

35
Q

De hightech ↔ de lowtech

A

La haute technologie ↔ les low-tech (f.)

36
Q

Een toestel (laten) herstellen - de herstelling

A

(Faire) réparer un appareil - la réparation

37
Q

Een vervangstuk

A

Une pièce détachée

38
Q

Een Fab Lab - een 3D-printer

A

Un Fab Lab - une imprimante 3D