FRANS 26 november Flashcards

1
Q

Vertaal:

Bonjour. Maman à l’appareil.

A

Goeiedag. ‘t Is mama aan de telefoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vertaal:

Je parle avec qui?

A

Met wie spreek ik?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vertaal:

Je parle avec monsieur Haentjens?

A

Spreek ik met meneer Haentjens?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vertaal:

Oui, c’est lui-même.

A

Ja, hij is het zelf.
OF
Ja, daar spreek je mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vertaal:

Oui, c’est elle-même.

A

Ja, zij is het zelf.
OF
Ja, daar spreek je mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vertaal:

Je m’interesse à l’art. (l’art=kunst)

A

Ik ben geïnteresseerd in kunst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vertaal:

Hoe gaat het met je?

A

Comment ça va?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vertaal:

Goed, dankjewel!

A

Bien, merci.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vertaal:

Je voudrais faire un rendez-vous.

A

Ik zou graag een afspraak maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vertaal:

Samedi, ça vous convient?

A

Zaterdag, past dat voor u?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vertaal:

Pas de soucis

A

Maak je geen zorgen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vertaal

Geen probleem

A

Pas de problème OF
Aucun problème

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vertaal

D’accord

A

Afgesproken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vertaal

Désolé of désolée

A

Het spijt mij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vertaal

C’est noté

A

Het is genoteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vertaal

Je vous montre l’appartement

A

Ik toon jou het appartement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vertaal

Au revoir

A

Tot ziens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Vertaal

Quel est votre nom?

A

Wat is jouw naam?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Vertaal

dans le journal

A

in de krant

20
Q

Vertaal

sur le site

A

op de site

21
Q

Vertaal

j’ai vu l’annonce

A

ik heb de advertentie gezien

22
Q

Vertaal

Je suis à la recherche d’un appartement

A

Ik zoek aan appartement

23
Q

Vertaal

à samedi

A

tot zaterdag

24
Q

Hoe zou je in een Frans telefoongesprek reageren op…

Allô?

A

Bonjour, c’est (je naam) à l’appareil. Je parle avec (de persoon die je opbelt).

25
Q

Hoe zou je in een Frans telefoongesprek reageren op…

Bonjour, c’est (je naam) à l’appareil. Je parle avec (de persoon die je opbelt).

A

Oui, c’est lui-même. (bij een jongen) OF

Oui, c’est elle-même (bij een meisje)

26
Q

Hoe zou je in een Frans telefoongesprek reageren op…

Je voudrais fixer un rendez-vous?

A

Aucun probléme OF

Pas de probléme OF

27
Q

Hoe zou je in een Frans telefoongesprek reageren op…

Le samedi à 18h? ça vous convient?

A

D’accord. OF

Non, ça ne va pas. Désolé (het lukt niet; als je een jongen bent)/ désolée (het lukt niet;als je een meisje bent)

28
Q

Hoe zou je in een Frans telefoongesprek reageren op…

à 18h? Non, ça ne va pas. Désolé (het lukt niet; als je een jongen bent)/ désolée (het lukt niet;als je een meisje bent)

A

A 19h (of een ander uur) alors?

29
Q

Vertaal

Het is genoteerd

A

C’est noté

30
Q

Vertaal

Wie heb ik aan de lijn?

A

C’est qui à l’appareil?

31
Q

Vertaal

Afgesproken

A

D’accord

32
Q

Vertaal

Spreek ik met Marie?

A

Je parle à Marie

33
Q

Vertaal

Past dat voor u?

A

ça vous convient?

34
Q

Vertaal

Ik zoek een appartement

A

Je suis à la recherche d’un appartement

35
Q

Vertaal

Ik toon je het appartement

A

Je vous montre l’appartement

36
Q

Vertaal

Ik heb de advertentie gelezen in de krant

A

J’ai lu l’annoce dans le journal

37
Q

Vertaal

Ik heb de advertentie gelezen op de site

A

J’ai lu l’annoce sur le site

38
Q

Vertaal

l’adresse (f)

A

het adres

39
Q

Vertaal

les coordonnées

A

de contactgegevens (dus naam, adres, telefoonnummer…)

40
Q

Vertaal

l’étage

A

de verdieping

41
Q

Vertaal

le rez-de-chaussée

A

de benedenverdieping

42
Q

Vertaal

le numéro

A

het nummer

43
Q

Hoe schrijf je het Franse woord voor ‘Hallo?’

A

A l l ô

44
Q

Vertaal

het nummer

A

le numéro

45
Q

Vertaal

Ik heb interesse in uw appartement.

A

Je m’interesse à votre appartement

OF

Votre appartement m’interesse