frans Flashcards
1
Q
de jeugd, adolescentie
A
l’adolescence (f)
2
Q
een geluk, gelegenheid
A
un chance
3
Q
een gemeenschap
A
une communauté
4
Q
een/de kleuterschool
A
une école maternelle/ la maternelle
5
Q
een basisschool, lagere school
A
une école primaire
6
Q
de homoseksualiteit
A
l’homosexualité (f)
7
Q
een (gender) identiteit
A
une identité (de genre)
8
Q
de integratie
A
l’integration (f)
9
Q
een oordeel, beoordeling
A
un jugement
10
Q
een operatie
A
une opération
11
Q
een procedure
A
une procédure
12
Q
een proces
A
un processus
13
Q
een zoektocht
A
une quëte
14
Q
een steun
A
un soutien
15
Q
een onderwerp
A
un sujet
16
Q
een onderwijssysteem
A
un système scolaire
17
Q
een torso, romp
A
un torse
18
Q
een transitie, overgang
A
une trasition
19
Q
kosmopolitisch
A
cosmopolite
20
Q
slechtziend
A
malvoyant, malvoyante
21
Q
zeldzaam, schaars
A
rare
22
Q
taboe
A
tabou
23
Q
aanvaarden
A
accepter
24
Q
vieren
A
célébrer
25
beschouwen als
considérer comme
26
weghalen, verwijderen
enlever
27
evolueren
évoluer
28
zich uitdrukken
s'exprimer
29
zich integreren
s'intégrer
30
oordelen, beoordelen
juger
31
(iets) toelaten (aan iemand)
permettre (quelque chose à quelqu'un)
32
voorbereiden om
préparer à
33
ondersteunen
soutenir
34
waarderen
valoriser
35
moeite hebben om
avoir du mal à
36
sterk zijn in
être fort, forte en
37
afkomstig zijn van
être originaire de
38
gepassionneerd zijn door
être passioné, passionée par + substantif
39
goed doen
faire du bien
40
ieder
chacun, chacune
41
vrij
librement
42
de beeldende kunsten
les arts plastiques (m.)
43
een specifieke behoefte
un besoin spécifieque
44
het braille
le braille
45
een OKAN- klas
une classe DASPA
46
een OKAN- leerling
un élève primo- arrivant
47
een last
un fardeau
48
een mammectomie, borstamputatie
une mammectomie
49
een minderheid
une minorité
50
bijdragen tot
contribuer à
51
beantwoorden aan, voldoen aan
répondre à
52
