engels unit 4 Flashcards
sluw
cunning
doorslecht
evil
gruwelijk
grisly/gruesome
berucht
infamous/ notorious
geestelijk gestoord
mentally disturbed
ziekelijk, verdorven
perverse
overvloedig
prolific
teruggetrokken
reclusive
een medeplichtige
an accomplice
een buitenbeentje
a misfit
een roofdier
a predator
arrestatie ontwijken
to elude arrest
executeren
to execute
terecht staan
to face trial
op moordtocht gaan
to go on a killing spree
martelen
to torture
jezelf aangeven
to turn yourself in
misbruik
abuse
mishandeling
assault
corruptie
corruption
computercriminaliteit
cybercrime
rijden onder invloed
drink- driving
afpersing
extortion
vervalsing
forgery
fraude, verduistering
fraud
kaping
hijacking
straat oversteken waar het niet mag
jaywalking
door het rood rijden
jumping a red light
geld witwassen
money laundering
georganiseerde misdaad
organised crime
bezit van vuurwapens
possession of firearms
seksuele uitbuiting
sexual exploitation
smokkelen
smuggling
belastingsontduiking
tax evasion/ dodging
terrorisme
terrorism
illegale handel
(drug) trafficking
autodief (bestuurder verjagen)
a carjacker
valsmunter
a counterfeiter
drugshandelaar
a drug dealer
oplichter
a fraudster
kaper
a hijacker
zakkenroller
a pick-pocket
smokkelaar
a smuggler
een terrorist
a terrorist
doodstraf
capital punishment/death sentence
gemeenschapsdienst
community service
schadevergoeding
compensation
invrijheidstelling
a discharge
boete
a fine
gevangenisstraf
imprisonment
levenslang
life imprisonment
voorwaardelijke invrijheidstelling
probation
voorwaardelijke invrijheidstelling
probation
intrekken van rechten
revocation of rights
opgeschorte straf
a suspended sentence
analyse
an analysis