Fiscaal Recht - 2024 - D1 Flashcards

1
Q

Beschrijf de belangrijkste redenen waarom Belgen het fiscale systeem over het algemeen als onrechtvaardig beschouwen.

A

Belgen ervaren een hoog fiscaal frustratiegevoel door o.a. de hoge belastingdruk, vooral op arbeid. De ongelijke verdeling van belastingdruk en fiscale uitzonderingen dragen bij aan het gevoel van onrechtvaardigheid. Daarnaast speelt gebrek aan fiscale basiskennis en politieke problemen een rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan de belastingdruk op arbeid in België worden verminderd volgens de tekst?

A

De belastingdruk op arbeid kan worden verminderd door deze te verschuiven naar vermogen of consumptie. Een mogelijke oplossing is het verlagen van de belastingdruk van 53% naar 40% voor alleenstaanden, besparen op pensioenen en sociale zekerheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de fiscale uitdagingen met betrekking tot vennootschappen in België volgens de tekst?

A

België hanteert een vennootschapsbelastingtarief van 25%, wat als hoog wordt beschouwd. Dit tarief kan leiden tot fiscale druk op bedrijfswinsten. Het aanpassen van belastingtarieven kan een oplossing zijn om de lasten te verlichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit: de erfbelasting in België als een van de hoogste in de wereld.

A

België staat bovenaan van landen met de hoogste belastingdruk.

De hoge belastingdruk is relatief qua gewicht: België is een verzorgingsstaat. We hebben zo bv. de coronacrisis achter te rug waardoor veel bedrijven moesten sluiten en dan zien we dat die bedrijven wel ondersteund werden (hinderpremie), mensen die werkloos worden kregen een uitkering, … hier staat uiteraard een kostprijs tegenover.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn enkele voorbeelden van ‘fiscale koterijen’ die in België worden genoemd in de tekst?

A

In het kader van de ongelijke verdeling van de belastingdruk + politici - contrast tussen L en R.

Voorbeelden van ‘fiscale koterijen’ in België zijn o.a. geen belasting op verkoop van eigen aandelen, auteursrechten, salariswagens, flexijobs, voetballers en karaataks. Deze uitzonderingen op belastingregels ontstaan vaak door lobbywerk en dragen bij aan een gevoel van ongelijke belastingdruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf de problemen die ontstaan door de hoge staatsschuld van België.

A

De hoge staatsschuld van België zet druk op de begroting door de noodzaak van hoge rentebetalingen en belastingen. Dit leidt tot frustraties bij burgers, belastingontwijking en -ontduiking. Het structurele tekort dwingt de overheid tot lenen met hoge rentes, wat leidt tot miljardentekorten en de noodzaak tot bezuinigen of belastingverhogingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het grootste probleem met de Belgische belastingdruk en hoe wordt dit geïllustreerd aan de hand van inkomensbelastingen voor verschillende groepen?

A

Het grootste probleem met de Belgische belastingdruk is de belasting op arbeid. Alleenstaanden zonder kinderen worden zwaarder belast dan getrouwden, wat leidt tot een inkomensbelasting van 52,6%. Het hebben van kinderen geeft recht op sociale voordelen, waardoor de belastingdruk verschilt per huishouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definieer het begrip ‘belasting’.

A

Een belasting doet een rechtsband ontstaan tussen de overheid en de belastingplichtige, waarbij een heffing of prestatie wordt opgelegd ten behoeve van een overheid, met als doel in de openbare uitgaven te voorzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf het eerste kenmerk van belasting.

A

Het eerste kenmerk van belasting is een rechtsband die ontstaat zodra de toepassingsvoorwaarden van een belasting vervuld zijn, resulterend in een juridische relatie, de belastingschuld. Deze schuld heeft zowel een materieel karakter, gerelateerd aan de berekening van de belasting, als een formeel karakter, gerelateerd aan de eisbaarheid en invordering van de belasting (uitvoerbare titel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ontstaat de materiële belastingschuld bij personenbelasting?

A

Bij personenbelasting ontstaat de materiële belastingschuld op het einde van het inkomstenjaar voor elke belastingplichtige die in dat jaar inkomsten heeft verkregen (31/12). Deze schuld wordt pas opeisbaar nadat deze geformaliseerd is door het indienen van een aangifte en het inkohieren van de belasting door de administratie (ten laatste 30/06).

Opmerking: fiscus kan nog 10 jaar lang belastingen opeisen indien er sprake is van fraude.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit hoe de materiële belastingschuld bij successierechten ontstaat volgens het voorbeeld.

A

Bij successierechten ontstaat de materiële belastingschuld bij het openvallen van de nalatenschap voor elke erfgenaam. Deze schuld is direct opeisbaar zonder formalisering, maar kan indien niet vrijwillig betaald, worden geformaliseerd door de administratie met een dwangschrift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen de materiële en formele belastingschuld?

A

De materiële belastingschuld houdt verband met de berekening van de belasting, terwijl de formele belastingschuld gerelateerd is aan de eisbaarheid en invordering ervan. De materiële schuld moet soms formeel worden omgezet zodat de overheid de verschuldigde heffing kan eisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf het proces van het ontstaan van belastingen aan het einde van het inkomst/kalenderjaar.

A

Belastingen ontstaan automatisch aan het einde van het inkomst/kalenderjaar. Dit gebeurt door het invullen van aangifte en het creëren van een uitvoerbare titel via inkohieren. De fiscus heeft geen rechtbank nodig en krijgt een uitvoerbare titel tot invordering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe worden termijnen voor belastingen automatisch bepaald en wat zijn de sancties bij bedrog?

A

Termijnen voor belastingen worden automatisch vastgesteld op 31/12 en 18 maanden voor het formaliseringsproces. Bij bedrog geldt een langere termijn van 10 jaar voor de fiscus. Sancties worden toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg het verschil uit tussen autonome en toegewezen belastingbevoegdheid.

A

Autonome belastingbevoegdheid houdt in dat een bevoegdheidsniveau zelf een belasting invoert binnen het wettelijk kader. Het is een ruime bevoegdheid maar niet absoluut, met grenzen door internationale en nationale normen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het tweede kenmerk van belastingen en hoe ontstaat de belastingschuld?

A

Het tweede kenmerk van belastingen is de juridische relatie tussen overheid en belastingplichtige. De belastingschuld ontstaat zodra de voorwaarden van een belasting zijn vervuld, en is een schuld tussen belastingplichtige en overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beschrijf de toegewezen belastingbevoegdheid volgens Marie Stuer. Wat zijn de twee opties en geef voorbeelden van elk?

A

Toegewezen belastingbevoegdheid impliceert dat een beleidsniveau een deel van haar belastingbevoegdheid afstaat aan een ander niveau binnen het wettelijk kader. Optie 1: Ondergeschikt bestuur wijst toe aan hoger bestuur. Voorbeeld: artikel 34 GW en EU-richtlijn BTW. Optie 2: Hoger bestuur wijst toe aan ondergeschikt bestuur. Voorbeeld: bijzondere wet 16 januari 1989 en wet van 23 januari 1989.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe wordt de autonome belastingbevoegdheid beperkt volgens de examenvraag 5? Geef voorbeelden van internationale en nationale beperkingen.

A

De autonome belastingbevoegdheid is beperkt door EU-wetgeving, verdragen, en nationale wetgeving. Voorbeelden zijn EU-verdragen, EVRM, EU-richtlijnen inzake BTW, EU-verordeningen, en dubbelbelastingverdragen. Nationale beperkingen zijn grondwet en wetgeving op verschillende bestuursniveaus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Beschrijf de autonome belastingbevoegdheid van de federale/regionale/lokale overheid volgens examenvraag 6.

A

Artikelen 170 en 173 GW bepalen welke overheden belastingen mogen heffen. De autonome belastingbevoegdheid wordt beperkt door internationale normen, nationale wetgeving en grondrechten. De federale overheid heeft de meest uitgebreide fiscale bevoegdheid met belastingen zoals inkomstenbelasting, BTW, douane en accijnzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Beschrijf de autonome belastingbevoegdheid van regionale overheden volgens artikel 170, § 2 GW.

A

Voor regionale overheden geldt een autonome belastingbevoegdheid voor gewesten, niet voor gemeenschappen. De federale wet bepaalt uitzonderingen die de fiscale autonomie van ondergeschikte besturen kunnen beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe wordt de autonome belastingbevoegdheid van lokale overheden geregeld volgens artikel 170, § 3 GW?

A

De federale wet bepaalt uitzonderingen die de noodzakelijkheid aantonen. De wetgever kan de fiscale autonomie van provincies en gemeenten beperken, zoals artikel 464 WIB92 aantoont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn enkele zaken waarop geen regionale belastingen mogen worden geheven volgens de wet van 23 januari 1989?

A

Regionale belastingen mogen niet worden geheven op zaken die al federaal belast worden, met uitzonderingen zoals water en afval. Algemene beperkingen uit verdragen en de grondwet blijven gelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Leg uit hoe de federale wet de fiscale autonomie van ondergeschikte besturen kan beperken volgens artikel 170, § 2 GW.

A

De federale wet bepaalt uitzonderingen die de noodzakelijkheid aantonen, waardoor de fiscale autonomie van ondergeschikte besturen beperkt kan worden. Dit kan de regionale belastingbevoegdheid beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Beschrijf de rol van de bijzondere financieringswet van 16 januari 1989 bij het bepalen van de financiering van de gewesten en gemeenschappen in België.

A

De bijzondere financieringswet van 16 januari 1989 speelt een belangrijke rol bij het financieren van de gewesten en gemeenschappen in België. Deze wet regelt de financiering via het dotatiesysteem en de techniek van toegewezen belastingbevoegdheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe heeft de Bijzondere wet van 6 januari 2014 de fiscale autonomie van de gewesten uitgebreid?

A

De Bijzondere wet van 6 januari 2014 heeft de fiscale autonomie van de gewesten uitgebreid door hen toe te staan een gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting te heffen en opcentiemen te innen op de federale personenbelasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Definieer ‘localisatiecriteria’ en leg uit waarom ze belangrijk zijn bij de toewijzing van federale belastingbevoegdheden aan de gewesten.

A

Localisatiecriteria zijn regels die bepalen welk gewest precies bevoegd is bij de toewijzing van federale belastingbevoegdheden. Ze zijn belangrijk om te bepalen welk gewest verantwoordelijk is voor belastingen zoals onroerende voorheffing, successierecht en registratierecht op schenkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe stimuleert de toewijzing van belastingbevoegdheden tussen gewesten fiscale concurrentie?

A

De toewijzing van belastingbevoegdheden tussen gewesten stimuleert fiscale concurrentie doordat gewesten proberen inwoners aan te trekken door gunstige fiscale regimes in te voeren, wat leidt tot een competitieve omgeving tussen de regio’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Beschrijf het jaarlijks overleg tussen verschillende niveaus en hoe klachten worden behandeld in verband met het vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal tussen gewesten.

A

Het jaarlijks overleg tussen verschillende niveaus dient om problemen te vermijden bij klachten over het vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal tussen gewesten. Klachten worden getoetst door het GWH (Gewestelijk Hof).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat houdt de federale toewijzing van fiscale bevoegdheid aan provincies en gemeenten in volgens Artikel 464/1 WIB92?

A

De federale toewijzing van fiscale bevoegdheid aan provincies en gemeenten volgens Artikel 464/1 WIB92 omvat het heffen van opcentiemen op onroerende voorheffing of andere gewestbelastingen gebaseerd op het kadastraal inkomen, wat een vorm van vermogensbelasting is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe wordt het Kadastraal Inkomen (KI) bepaald en wat is de rol ervan bij belastingen op onroerend goed?

A

Het Kadastraal Inkomen (KI) wordt geschat door de fiscus als het normale inkomen dat men zou ontvangen bij verhuur van een onroerend goed. Het KI wordt gebruikt als basis voor belastingen zoals de onroerende voorheffing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Leg uit hoe gemeenten fiscale bevoegdheid hebben volgens Artikel 465 WIB92 en Artikel 42 WIGB.

A

Gemeenten hebben fiscale bevoegdheid volgens Artikel 465 WIB92 door het heffen van aanvullende belasting op de personenbelasting en opcentiemen op de verkeersbelasting volgens Artikel 42 WIGB. Enkele uitzonderingen zijn Knokke, Koksijde en De Panne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Beschrijf de krachtlijnen van het financieringysteem van de Bijzondere Financieringswet.

A

De Bijzondere Financieringswet regelt het financieringssysteem van de gewesten door belastingen over te dragen. Dit gebeurt via dotaties en gewestelijke aanvullende belastingen, waardoor gemeenschappen en gewesten meer fiscale autonomie krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe werkt het dotatiesysteem volgens de Bijzondere Financieringswet?

A

Het dotatiesysteem houdt in dat gemeenschappen een dotatie van de federale overheid ontvangen om beleid te voeren. Deze dotatie komt uit de inkomsten van personenbelastingen en BTW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is een voorbeeld van een oneigenlijke gewestenbelasting volgens de Bijzondere Financieringswet?

A

Een voorbeeld is het kijk- en luistergeld dat werd overgedragen van federaal naar gewestelijk niveau. Gewesten kunnen de belasting niet afschaffen, maar wel de heffingsgrondslag op 0 euro zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Leg de normatieve bevoegdheid van de gewesten uit met betrekking tot oneigenlijke gewestbelastingen.

A

Gewesten hebben bevoegdheid over heffingsgrondslag, tarief, verminderingen en vrijstellingen van oneigenlijke gewestbelastingen. Het federale niveau behoudt bevoegdheid over belastbare materie en ‘dienst van de belasting’ tot gewesten dit overnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Beschrijf de localisatiecriteria van de oneigenlijke gewestbelastingen en leg uit waarom ze nodig zijn.

A

De toewijzing van belastingbevoegdheid aan de gewesten vereist ‘localisatiecriteria’ om te bepalen welk gewest bevoegd is om belastingen te heffen. Deze criteria zorgen voor fiscale concurrentie tussen de gewesten en zijn verschillend per type belasting, zoals onroerende voorheffing, successierechten, registratierechten, schenkingen en aanvullende personenbelasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe beïnvloeden de localisatiecriteria van oneigenlijke gewestbelastingen de belastingheffing in België?

A

De localisatiecriteria bepalen welk gewest bevoegd is om belastingen te heffen, afhankelijk van factoren zoals de ligging van onroerend goed, laatste woonplaats van de overledene of schenker, en de woonplaats van de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar. Dit zorgt voor duidelijkheid en voorkomt dubbele belastingheffing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Leg uit hoe de gewesten in België belastingbevoegdheid kunnen overnemen van het federale niveau.

A

De gewesten in België kunnen belastingbevoegdheid overnemen van het federale niveau door ‘localisatiecriteria’ vast te stellen volgens artikel 5 van de bijzondere financieringswet. Hierdoor wordt bepaald welk gewest bevoegd is voor het heffen van specifieke belastingen, zoals onroerende voorheffing, successierechten, registratierechten, schenkingen en aanvullende personenbelasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Beschrijf het verschil tussen belastingschuldige en belastingbetaler.

A

Een belastingschuldige is degene op wie een materiële belastingschuld rust, terwijl een belastingbetaler degene is die verplicht is de belasting te betalen, ook al is hij niet noodzakelijk de belastingschuldige.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe wordt belasting geheven en wat zijn mogelijke betaalmethoden?

A

Belasting wordt in principe geheven door het vorderen van een geldsom van de belastingplichtige, maar kan soms ook in natura worden betaald, zoals bijvoorbeeld met kunstwerken volgens artikel 83/3 W. Succ.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Leg het doel van belastingen uit en onderscheid ze van verhaalbelastingen, retributies en sociale bijdragen.

A

Belastingen dienen om uitgaven van algemeen nut te dekken, in tegenstelling tot verhaalbelastingen die kosten recupereren bij een beperkte groep, retributies die individuele diensten vergoeden en sociale bijdragen die enkel de kosten van sociale zekerheid dekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Beschrijf de verschillende functies van een belasting en leg uit wat belastingheffen inhoudt.

A

Een belasting creëert een rechtsband tussen overheid en belastingplichtige waarbij een heffing of prestatie wordt opgelegd voor openbare uitgaven. Het kan in geld of in natura betaald worden. Belasting heeft een financiële functie en kan gedrag stimuleren of ontraden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe stimuleren belastingen gedrag en geef voorbeelden van fiscale stimuli en ontmoedigingen.

A

Belastingen kunnen gedrag stimuleren door fiscale vrijstellingen zoals fietsvergoedingen of belastingverminderingen. Ze kunnen gedrag ook ontmoedigen, bijvoorbeeld door accijnzen op alcohol en tabak of vliegtaks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Definieer het fiscaal legaliteitsbeginsel en leg uit waarom het belangrijk is in de fiscale wetgeving.

A

Het fiscaal legaliteitsbeginsel legt de fiscale bevoegdheid bij de wetgevende macht en vereist dat belastingen enkel ingevoerd kunnen worden via beslissingen van het parlement of andere bevoegde organen. Dit principe waarborgt ‘geen belasting zonder vertegenwoordiging’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn de drie belangrijke fiscale voorschriften die in de Grondwet zijn vastgelegd?

A

De drie belangrijke fiscale voorschriften in de Grondwet zijn het fiscaal legaliteitsbeginsel (artikel 170 GW), het fiscaal eenjarigheidsbeginsel (artikel 171 GW) en het fiscaal gelijkheidsbeginsel (artikel 172 GW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Beschrijf het proces van het invoeren van een belasting volgens het legaliteitsbeginsel. Leg uit welke zaken door de wetgevende macht moeten worden geregeld en geef voorbeelden van uitzonderingen hierop.

A

Het ‘invoeren’ van een belasting vereist dat de wetgevende macht subject, object en grondslag vaststelt, samen met tarieven, vrijstellingen en aftrekposten. Uitzonderingen op het legaliteitsbeginsel zijn volmachtwetten en kaderwetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat was het oordeel van het Grondwettelijk Hof van 24 februari 2022 met betrekking tot het meerwaardestelsel?

A

Het Grondwettelijk Hof oordeelde op 24 februari 2022 dat het meerwaardestelsel voldoende voorzienbaar en niet discriminatoir is, in overeenstemming met het grondwettelijk legaliteits- en gelijkheidsbeginsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Hoe wordt het begrip ‘normale verrichtingen van beheer van een privé vermogen’ in de praktijk toegepast volgens het arrest van het Grondwettelijk Hof van 24 februari 2022?

A

Het begrip ‘normaal’ is vaag, wat leidt tot discussies. De fiscus en rechters gebruiken het criterium van de goede huisvader, maar gelijkaardige situaties worden soms verschillend beoordeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat houdt het principe ‘no taxation without representation’ in?

A

Belastingheffing kan alleen worden ingevoerd door een democratische beslissing van de wetgevende macht, waarbij vertegenwoordiging van de belastingbetalers essentieel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Beschrijf de problematiek van de interpretatie van fiscale wetten en leg uit hoe deze moeten worden geïnterpreteerd volgens de regel ‘in dubio contra fiscum’.

A

De interpretatie van fiscale wetten moet strikt gebeuren en in het voordeel van de belastingplichtige bij twijfel. Eerst wordt gekeken naar de wettekst zelf, daarna naar de bedoeling van de wetgever. Analoge interpretatie is uitgesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat houdt het Serkov arrest van het EHRM 7 juli 2011 in en hoe relateert het aan het ‘in dubio contra fiscum’ principe?

A

Het Serkov arrest stelt dat fiscale regels voorzienbaar moeten zijn voor de burger en bij onduidelijkheid in het voordeel van de belastingplichtige moeten worden geïnterpreteerd volgens het ‘in dubio contra fiscum’ principe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Leg uit hoe het ‘in dubio contra fiscum’ rechtsbeginsel van toepassing is bij blijvende onzekerheid over de interpretatie van fiscale regels.

A

Bij aanhoudende onzekerheid moeten fiscale regels in het voordeel van de belastingbetaler worden geïnterpreteerd volgens het ‘in dubio contra fiscum’ rechtsbeginsel, zelfs na raadpleging van voorbereidende werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Beschrijf de situatie rondom invoerrechten op kamelenvlees en de betwisting over de classificatie van kamelen in België.

A

In België ontstond een geschil over invoerrechten op kamelenvlees, waarbij de classificatie van kamelen als ‘paardachtige’ ter discussie stond. Het Hof van Justitie oordeelde dat kamelen niet gelijk zijn aan paarden, wat resulteerde in het Kameelarrest van 27 oktober 2011.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Hoe werd het principe van fiscale dadingen behandeld in het geval van belastinggeschillen in België?

A

In België is het onmogelijk om fiscale dadingen te sluiten, aangezien fiscaal recht van openbare orde is. Discussies met de fiscus kunnen niet leiden tot compromissen; belastingregels moeten strikt worden nageleefd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is de rol van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij belastinggeschillen in België?

A

Het Hof van Justitie van de EU speelt een cruciale rol bij het interpreteren van fiscale wetgeving in België. Het Kameelarrest van 27 oktober 2011 is een voorbeeld van een belangrijke uitspraak over de classificatie van kamelen voor invoerrechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Leg het concept van analoge interpretatie van fiscaliteit uit aan de hand van het Kameelarrest in België.

A

De analoge interpretatie van fiscaliteit houdt in dat kamelen niet automatisch als paarden worden beschouwd voor invoerrechten. Het Kameelarrest van 27 oktober 2011 benadrukte dat een kameel een aparte classificatie heeft en niet gelijkgesteld kan worden aan een paard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat is het standpunt van de Belgische fiscus met betrekking tot de classificatie van kamelen voor invoerrechten?

A

De Belgische fiscus beschouwt kamelen als ‘paardachtige’ dieren en heft invoerrechten op kamelenvlees. Dit standpunt werd betwist in het Kameelarrest van 27 oktober 2011, waarin het Hof van Justitie oordeelde dat kamelen niet gelijk zijn aan paarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Beschrijf het grondwettelijk éénjarigheidsbeginsel en leg uit waarom het een preliminaire vereiste is voor belastingheffing.

A

Het grondwettelijk éénjarigheidsbeginsel vereist dat de uitvoerende macht jaarlijks toestemming vraagt aan de wetgevende macht om belasting te heffen volgens bestaande fiscale wetgeving. Zonder deze machtiging kunnen er geen belastingen rechtsgeldig worden geïnd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is het verschil tussen het grondwettelijk fiscaal eenjarigheidsbeginsel en het eenjarigheidsbeginsel in de Inkomstenbelasting?

A

Het grondwettelijk fiscaal eenjarigheidsbeginsel vereist jaarlijkse toestemming van wetgevende macht voor belastingheffing. Het eenjarigheidsbeginsel in de Inkomstenbelasting is een techniek waarbij inkomsten van één kalenderjaar worden belast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Leg het fiscaal gelijkheidsbeginsel uit en waarom het belangrijk is voor belastingheffing.

A

Het fiscaal gelijkheidsbeginsel bepaalt dat fiscale voorrechten en vrijstellingen enkel bij wet kunnen worden ingevoerd. Iedereen in dezelfde situatie moet op dezelfde manier belast worden volgens de fiscale wetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Beschrijf de kritiek op de ‘rijkentaks’ die door de regering Michel werd ingevoerd en leg uit waarom deze belasting uiteindelijk werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof.

A

De ‘rijkentaks’ belasting voor effectenrekeningen boven 500.000 euro kreeg kritiek vanwege mogelijkheden tot ontwijken, discriminatie en gebrek aan rechtvaardiging. Het Grondwettelijk Hof vernietigde de belasting uiteindelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Hoe heeft het Grondwettelijk Hof gereageerd op de wet rond onbelast bijklussen tot 6000 euro per jaar en waarom?

A

Het Grondwettelijk Hof vernietigde de wet rond onbelast bijklussen wegens strijd met gelijkheidsbeginsel en niet-discriminatie. Dit vanwege meerdere punten waarop de regeling in strijd was met deze principes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Leg uit waarom het fiscaal recht als openbare orde wordt beschouwd en wat dit betekent voor de fiscus volgens de algemene beginselen.

A

Het fiscaal recht is van openbare orde omdat het de essentie van het maatschappelijk bestel raakt en belastinginkomsten cruciaal zijn voor beleid. Dit betekent dat de fiscus niet van de fiscale wetgeving kan afwijken of dadingen kan sluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat is het verschil tussen belastingontduiking en belastingontwijking en waarom wordt belastingontduiking als misdrijf beschouwd?

A

Belastingontduiking is verboden en strafbaar als misdrijf, waarbij de belastingwet met bedrieglijk opzet wordt overtreden. Belastingontwijking daarentegen is legaal en betreft het binnen de grenzen van de wet minimaliseren van belastingverplichtingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Beschrijf de twee beperkingen die zijn vastgesteld in het Brepolsarrest van het Hof van Cassatie op 6 juni 1961 met betrekking tot belastingontwijking.

A

De eerste beperking is dat simulatie niet is toegestaan, wat inhoudt dat men alle rechtsgevolgen van de gekozen weg moet respecteren. De tweede beperking is dat fiscaal misbruik niet is toegestaan, wat betekent dat men geen belastingvoordeel mag verkrijgen in strijd met de doelstelling van de fiscale wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Hoe definieert het Hof van Cassatie belastingontwijking volgens het Brepolsarrest van 6 juni 1961?

A

Het Hof van Cassatie bepaalde dat belastingontwijking is toegestaan, waarbij een persoon de minst belaste weg mag kiezen, maar wel alle rechtsgevolgen van die keuze moet respecteren. Daarnaast mag de situatie niet geveinsd of gefaket zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Wat houdt de anti-misbruikbepaling in met betrekking tot belastingontwijking volgens het Brepolsarrest?

A

De anti-misbruikbepaling betekent dat fiscaal misbruik niet is toegestaan. Dit houdt in dat men geen belastingvoordeel mag verkrijgen dat in strijd is met de doelstelling van de fiscale wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Leg uit wat de draagwijdte is van het Brepolsarrest van het Hof van Cassatie van 6 juni 1961 met betrekking tot belastingontwijking.

A

Het Brepolsarrest bevestigde dat belastingontwijking is toegestaan, maar de belastingplichtige moet alle rechtsgevolgen van zijn handelen aanvaarden. Simulatie is niet toegestaan en men mag geen fiscaal misbruik maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Is dubbele belasting verboden volgens de wetgeving?

A

Er is geen algemeen wettelijk verbod op dubbele belastingheffing, ook niet binnen het Europees recht. Dubbele belasting kan dus voorkomen zonder een specifiek verbod.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Beschrijf de implicaties van dubbele belastingheffing voor erfgenamen die in verschillende landen wonen en de specifieke wettelijke verbodsbepalingen die van toepassing zijn.

A

Erfgenamen die in verschillende landen wonen, zoals Spanje en Vlaanderen, kunnen te maken krijgen met dubbele belastingheffing. Specifieke wettelijke verbodsbepalingen, zoals Artikel 1ter BFW en de Wet van 23 januari 1989, verbieden dubbele belasting in bepaalde situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Hoe kunnen dubbelbelastingverdragen helpen bij het voorkomen van dubbele belastingheffing en wat is het principiële morele verbod op dubbele belastingheffing?

A

Dubbelbelastingverdragen bepalen welke staat belasting mag heffen om dubbele belasting op buitenlandse belastbare materie te voorkomen. Hoewel er geen algemeen juridisch verbod is, bestaat er een principieel moreel verbod op dubbele belastingheffing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wat was de uitspraak van het Europees Hof van Justitie in het arrest Block van 12 februari 2009 en welke problemen werden besproken?

A

In het arrest Block oordeelde het Europees Hof van Justitie dat het vrij verkeer van kapitaal niet voorkomt dat dubbele belastingheffing kan plaatsvinden bij successierechten. Er werd echter gewezen op mogelijke problemen met het recht op eigendom volgens het Europees protocol EVRM.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Beschrijf wat een economische dubbele belasting inhoudt en geef voorbeelden van juridische dubbele belasting.

A

Een economische dubbele belasting treedt op wanneer belasting twee keer wordt geheven op dezelfde belastbare materie en grondslag, maar door verschillende personen en overheden. Voorbeelden zijn belasting op buitenlands onroerend goed in België en in het buitenland, belasting op wereldinkomen bij werken in meerdere landen, en belasting op winst van een vennootschap in België en in het buitenland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Hoe werken dubbelbelastingverdragen en wat is hun doel?

A

Dubbelbelastingverdragen, zoals het modelverdrag van de OESO, bepalen welk land belasting mag heffen om juridische dubbele belasting te voorkomen. Landen sluiten deze verdragen om te bepalen wie heffingsbevoegd is. België heeft dergelijke verdragen voor inkomstenbelastingen en successierechten, bijvoorbeeld met Frankrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Leg uit wat er gebeurt bij belastingheffing op een nalatenschap in het geval van juridische dubbele belasting.

A

Bij belastingheffing op een nalatenschap in verschillende landen kan er sprake zijn van juridische dubbele belasting. Dezelfde materie, grondslag en personen worden dan door verschillende overheden belast. Dit kan voorkomen worden door dubbelbelastingverdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Wat zijn voorbeelden van situaties die leiden tot juridische dubbele belasting bij onroerend goed?

A

Voorbeelden zijn belasting op buitenlands onroerend goed naast belasting in België, belasting op Belgisch onroerend goed in federale personenbelasting en gewestelijke voorheffing, en belasting op winst van een vennootschap in België en in het buitenland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Beschrijf het concept van dubbele belastingheffing in het geval van onroerend inkomen voor een Belgische rijksinwoner met een chalet in Zwitserland die verhuurd wordt.

A

Dubbele belastingheffing treedt op wanneer hetzelfde type inkomen belast wordt door zowel België als Zwitserland. Echter, door het dubbelbelastingverdrag is de bronstaat (Zwitserland) heffingsbevoegd voor inkomsten uit onroerend goed gelegen in dat land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Hoe wordt spaarinterest belast volgens de belastingregels?

A

Spaarinteresten worden belast in de woonstaat van de belastingplichtige, die tevens de genieter van het inkomen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Leg uit hoe arbeidsinkomen belast wordt volgens de 183 dagen regel.

A

Normaal gesproken is de werkstaat heffingsbevoegd voor arbeidsinkomen. Echter, als de persoon minder dan 183 dagen in de werkstaat heeft gewerkt, wordt de belasting geheven in de woonstaat van de belastingplichtige.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Wat is de grensarbeidersregeling en hoe beïnvloedt deze de belastingheffing?

A

De grensarbeidersregeling stelt dat als de werkplaats binnen 20 km van de landsgrens ligt, de woonstaat heffingsbevoegd is, zelfs als er meer dan 183 dagen in het andere land is gewerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Wat bepaalt welk land belasting mag heffen op inkomsten uit sportieve prestaties?

A

Voor inkomsten uit sport is het land waar de sportieve prestatie wordt geleverd heffingsbevoegd. Bijvoorbeeld, sporters die niet in België wonen maar daar komen sporten, worden belast in België onder speciale voorwaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Beschrijf het concept van vrijstelling onder progressievoorbehoud volgens artikel 155-156 WIB92 in België.

A

Vrijstelling onder progressievoorbehoud houdt in dat België eerst belasting heft op het wereldinkomen en pas na berekening het deel dat slaat op buitenlands inkomen aftrekt. Dit zorgt voor belastingverhoging door progressieve tarieven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Wat is de onderling overlegprocedure in dubbelbelastingverdragen en waarom is het belangrijk?

A

De onderling overlegprocedure (Artikel 25) is bedoeld om geschillen tussen landen over heffingsbevoegdheid op te lossen. Het biedt belastingplichtigen de mogelijkheid om bij dubbele belastingheffing een beroep te doen op overleg tussen de betrokken landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Hoe werkt de vrijstellingslogica in België en waarom past het land het progressievoorbehoud toe?

A

Normaal zou België alleen Belgisch inkomen belasten, maar met progressievoorbehoud wordt eerst belasting geheven op wereldinkomen en daarna pas vermindert met buitenlandse belasting. Dit gebeurt om dubbele belasting te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Leg uit hoe het dubbelbelastingverdrag tussen België en Frankrijk van toepassing is op inkomsten uit onroerend goed.

A

Het verdrag bepaalt dat alleen het land waar het onroerend goed zich bevindt belasting mag heffen. In het voorbeeld moet België vrijstelling verlenen voor Frans onroerend inkomen en heft het belasting op het totale wereldinkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Wat zijn de gevolgen van het toepassen van progressievoorbehoud op belastingberekening in België?

A

Het leidt tot belastingverhoging doordat belasting wordt berekend op wereldinkomen en pas na aftrek van buitenlandse belasting. Dit gebeurt aan de hand van progressieve tarieven, wat resulteert in hogere belastingdruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Beschrijf de regeling met betrekking tot dubbele erfbelasting in België en hoe deze recent is veranderd door een uitspraak van het Grondwettelijk Hof.

A

In België kan een erfgename niet geconfronteerd worden met dubbele erfbelasting in Vlaanderen en Wallonië. Artikel 17 W. Succ voorzag in vermindering van buitenlandse successierechten op onroerend goed. Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat dit discriminerend was en er nu ook vermindering geldt voor buitenlandse roerende goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Wat is een ‘vaste inrichting’ en hoe beïnvloedt dit de belastingheffing tussen landen?

A

Een ‘vaste inrichting’ verwijst naar bedrijfsactiviteiten die een Belgische onderneming in het buitenland uitvoert of vice versa. Het vormt een aanknopingspunt voor belastingheffing tussen landen op basis van belastingverdragen, waardoor belastingen kunnen worden geheven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Hoe werkt de verrekening van buitenlandse belastingen met de Vlaamse/Brusselse/Waalse belasting volgens Artikel 17 W. Succ in België?

A

Artikel 17 W. Succ staat toe dat in het buitenland betaalde belasting verrekend wordt met de Vlaamse/Brusselse/Waalse belasting. Bijvoorbeeld, betaalde erfbelasting in Nederland kan in mindering worden gebracht van de Vlaamse belasting, waardoor het bedrag verlaagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Beschrijf het belastingproces van een dochtervennootschap die winst maakt en dividend uitkeert aan de moedervennootschap en vervolgens aan aandeelhouders. Hoe wordt economische dubbele belasting voorkomen?

A

Een dochtervennootschap maakt winst die belast wordt in de vennootschapsbelasting. Bij uitkering als dividend aan de moedervennootschap wordt opnieuw belasting geheven. Om economische dubbele belasting te voorkomen, kunnen remedies zoals vaste tarieven in de personenbelasting en DBI-aftrek in de vennootschapsbelasting worden toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Wat zijn de mogelijke remedies om economische dubbele belasting te voorkomen bij een dividenduitkering?

A

Mogelijke remedies zijn vaste tarieven in de personenbelasting voor natuurlijke personen en DBI-aftrek in de vennootschapsbelasting voor vennootschappen. Deze maatregelen helpen bij het voorkomen van economische dubbele belasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Hoe wordt een natuurlijke persoon belast bij het ontvangen van dividend van een vennootschap? Welke tarieven worden toegepast en hoe kan economische dubbele belasting worden vermeden?

A

Een natuurlijke persoon wordt belast tegen gunstige vaste tarieven van 30% op ontvangen dividend, in plaats van progressieve tarieven tot 50%. Dit voorkomt economische dubbele belasting. Bijvoorbeeld, Piet betaalt 30% roerende voorheffing in plaats van 50%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Leg de regeling van DBI-aftrek uit in de vennootschapsbelasting en hoe deze helpt bij het voorkomen van economische dubbele belasting.

A

DBI-aftrek staat voor Definitief Belaste Inkomsten en zorgt ervoor dat uitgekeerd dividend van een dochtervennootschap aan de moedervennootschap onder bepaalde voorwaarden voor 100% wordt vrijgesteld. Dit draagt bij aan het voorkomen van economische dubbele belasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Beschrijf het proces van belastingbetaling door een Belgisch IT-bedrijf met meerdere aandeelhouders en de maatregelen om dubbele belasting te voorkomen.

A

Een Belgisch IT-bedrijf met meerdere aandeelhouders betaalt belasting op de winst, keert dividend uit aan aandeelhouders volgens aandeelverhouding, en neemt maatregelen zoals DBI-aftrek om dubbele belasting te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Hoe werkt de DBI-aftrek en wat is het doel ervan bij Belgische vennootschappen?

A

De DBI-aftrek (Definitief Belaste Inkomsten) is een vrijstellingsregeling voor vennootschappen die beleggen in aandelen van andere vennootschappen. Het doel is economische dubbele belasting te voorkomen bij dividenduitkeringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Leg uit hoe de personenbelasting in België werkt en wie belastingplichtig is volgens de WIB92.

A

Personenbelasting in België belast het wereldwijde netto-inkomen van rijksinwoners gedurende 1 kalenderjaar volgens artikel 6 en 2 van de WIB92. Het is de belangrijkste belasting in het Belgische systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Beschrijf de impact van de zesde staatshervorming op de personenbelasting in België.

A

De zesde staatshervorming verving het dotatiesysteem voor gewesten door gewestelijke fiscale autonomie. Gewesten kunnen nu een aanvullende gewestbelasting heffen bovenop de federale belasting, belastingverminderingen toestaan en kregen nieuwe bevoegdheden zoals huisvesting en werkgelegenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Wat zijn de krachtlijnen van de zesde staatshervorming met betrekking tot de personenbelasting?

A

De zesde staatshervorming verving het dotatiesysteem door gewestelijke fiscale autonomie. Gewesten kunnen nu een aanvullende gewestbelasting heffen, bepalen tarieven en belastingverminderingen toestaan. Gewesten kregen ook nieuwe bevoegdheden zoals huisvesting en werkgelegenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Beschrijf de stappen van het trappensysteem dat is ingevoerd tijdens de zesde staatshervorming voor meer fiscale autonomie voor gemeenten.

A

Het trappensysteem bestaat uit de Belasting Staat, Gereduceerde Belasting Staat, Aanvullende Gewestbelasting en Aanvullende Gemeentebelasting. Hiermee krijgen gemeenten meer zeggenschap over belastingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Wat houdt het begrip ‘Belasting Staat’ in bij de berekening van personenbelasting?

A

De Belasting Staat is de eerste stap waarbij de federale belasting wordt berekend volgens de federale belastingregels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Leg uit wat de ‘Gereduceerde Belasting Staat’ inhoudt bij de berekening van personenbelasting.

A

De Gereduceerde Belasting Staat is de tweede stap waarbij de federale personenbelasting wordt verminderd met de autonomie-factor van 24,975%, zoals vastgesteld in Artikel 5/2 BFW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Beschrijf de impact van de 6e staatshervorming op de fiscale autonomie van de gewesten en de federale overheid.

A

De 6e staatshervorming leidde tot een systeem waarbij de gewesten meer fiscale autonomie kregen. De federale overheid berekent eerst de federale belastingen, waarna de gewesten hun eigen inkomsten moeten genereren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Hoe heeft de federale overheid gereageerd op de hoge belastingdruk op arbeid volgens het regeerakkoord?

A

De federale overheid heeft besloten de belastingdruk op arbeid te verlagen van 53% naar 40%. Dit resulteerde in een verlies van 13 miljard euro aan inkomsten, dat gecompenseerd moest worden door besparingen of nieuwe fiscale inkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

Wat is een rijksinwoner volgens de Belgische personenbelasting?

A

Een rijksinwoner wordt gedefinieerd als een persoon die onderhevig is aan de Belgische personenbelasting volgens artikel 2 en 3 van de WIB92. Alle rijksinwoners worden belast in de Belgische personenbelasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

Beschrijf de wettelijke vermoedens van het rijksinwonerschap in België volgens artikel 2, §1, tweede en derde lid van de WIB92.

A

De fiscus kan het rijksinwonerschap aantonen door inschrijving in bevolkingsregisters (weerlegbaar vermoeden) en plaats waar gezin is gevestigd (onweerlegbaar vermoeden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Hoe wordt het rijksinwonerschap uitgebreid en beperkt in België volgens de WIB92?

A

Belgische overheidsvertegenwoordigers in buitenland worden als rijksinwoner beschouwd, terwijl personen in wachtregister en ambtenaren bij internationale organisaties dat niet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

Leg de systematiek van de personenbelasting uit volgens de gegeven content.

A

De personenbelasting in België omvat wereldwijde inkomsten verkregen in het kalenderjaar, waarbij vestigingscriterium primeert boven nationaliteit van belastingplichten. Diverse uitzonderingen en vermoedens bepalen rijksinwonerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

Beschrijf het proces van het indienen van een aangifte in de personenbelasting en de controle ervan door de fiscus. Wat gebeurt er nadat de aangifte is gecontroleerd?

A

Het proces begint met het indienen van een aangifte in het aanslagjaar, gevolgd door controle door de fiscus. Na controle wordt de materiële belastingschuld omgezet in een formele belastingschuld die opeisbaar en invorderbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

Hoe worden de inkomsten verdeeld in de personenbelasting en hoe wordt de belastbare grondslag bepaald?

A

De inkomsten worden verdeeld in 4 categorieën: onroerende, roerende, beroeps- en diverse inkomsten. De belastbare grondslag wordt bepaald door de bruto-inkomsten om te vormen tot netto-inkomen na toepassing van vrijstellingen, verminderingen en aftrekposten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

Wat zijn aanslagtermijnen en hoe worden ze berekend in de personenbelasting?

A

Aanslagtermijnen zijn de termijnen waarbinnen de materiële belastingschuld formeel moet worden omgezet. De termijn bedraagt in de regel 18 maanden vanaf 1 januari van het aanslagjaar, met uitzonderingen zoals een termijn van 10 jaar bij fraude.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

Beschrijf het proces van belastingberekening op basis van netto-inkomsten en progressieve tarieven volgens de Belgische wetgeving.

A

Na het samenvoegen van alle netto-inkomsten tot een totaal netto-inkomen, wordt dit bedrag belast volgens progressieve tarieven. De federale belasting, ook wel belasting Staat genoemd, wordt berekend. Vervolgens wordt deze belasting verminderd met de autonomie-factor, wat het deel is dat naar de federale overheid gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

Hoe wordt de autonomie-factor berekend en wat is het belang ervan in het Belgische belastingstelsel?

A

De autonomie-factor, die sinds de zesde staatshervorming 24,957% bedraagt, is het deel van de personenbelasting dat vroeger als dotatie naar de Gewesten ging. Het wordt gebruikt om de gereduceerde belasting Staat te bepalen, waarop de gewesten vervolgens een aanvullende belasting kunnen heffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

Leg uit hoe de gewestelijke aanvullende belasting werkt in België en wat de percentages zijn in de verschillende gewesten.

A

In België kunnen de gewesten een aanvullende belasting heffen op de personenbelasting. Het percentage voor het Vlaams en Waals Gewest is 33,257%, en voor het Brussels Gewest is het 32,590%. Zowel de federale overheid als de gewesten kunnen belastingverminderingen toepassen op de gereduceerde belasting Staat en de gewestelijke aanvullende belasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

Wat zijn de stappen na het toepassen van belastingverminderingen op de gereduceerde belasting Staat en de gewestelijke aanvullende belasting in België?

A

Na de belastingverminderingen worden het federale deel en het gewestelijke deel van de personenbelasting samengevoegd tot de eigenlijke personenbelasting. Op dit bedrag hebben de gemeenten de bevoegdheid om een gemeentelijke aanvullende belasting te heffen (AGPB).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

Beschrijf de 4 soorten belastbare inkomsten in de personenbelasting volgens artikel 6 WIB92.

A

In de personenbelasting onderscheiden we onroerende inkomsten, roerende inkomsten, beroepsinkomen en diverse inkomsten volgens specifieke artikelen in de WIB92.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

Hoe worden onroerende inkomsten gedefinieerd volgens artikel 7-16 WIB92?

A

Onroerende inkomsten zijn inkomsten uit vermogen, specifiek privé-vermogen, zoals opbrengst van onroerend goed (bv. huurinkomsten) van rijksinwoners. Men moet genieten van een zakelijk genotsrecht op het onroerend goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

Leg het concept van dubbele belasting uit bij inkomsten uit onroerende goederen.

A

Inkomsten uit onroerende goederen zijn belastbaar in België en in het buitenland, wat kan leiden tot dubbele belasting. Een dubbelbelastingverdrag kan bepalen welk land ‘heffingsbevoegd’ is, met vrijstelling onder progressievoorbehoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

Wat is het verschil tussen belastingheffing in de personenbelasting en belastingheffing in de gewestelijke onroerende voorheffing?

A

Belastingheffing in de personenbelasting betreft de uiteindelijk te betalen belasting, terwijl de gewestelijke onroerende voorheffing een voorschot is op de te betalen belasting op onroerende goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

Wat is het kadastraal inkomen en hoe wordt het bepaald?

A

Het kadastraal inkomen is de geschatte normale netto jaarhuur van een onroerend goed, ongeacht of het verhuurd wordt. Het wordt vastgesteld door FOD Financiën en is een fictief inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

Beschrijf de methode van het Kadastraal Inkomen voor het bepalen van het bruto onroerend inkomen.

A

Het Kadastraal Inkomen is de eerste methode om het bruto onroerend inkomen te berekenen. Het vertegenwoordigt de geschatte normale netto jaarhuur van een onroerend goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q

Hoe wordt het bruto onroerend inkomen omgevormd naar een netto onroerend inkomen in de personenbelasting?

A

Het bruto onroerend inkomen wordt omgevormd naar netto door vrijgestelde onroerende inkomsten af te trekken, verminderen toe te passen en aftrekposten op de inkomsten toe te passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
122
Q

Welke methodes bestaan er om het bruto onroerend inkomen te bepalen in de personenbelasting?

A

Er zijn 3 methodes: Kadastraal Inkomen, Reëel Netto-Inkomen en Reëel Bruto-Inkomen. Het bruto inkomen wordt vervolgens omgevormd naar netto inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
123
Q

Wat is de Gewestelijke onroerende voorheffing en hoe verschilt het van de personenbelasting?

A

De Gewestelijke onroerende voorheffing is een aparte belasting die niet verrekend wordt met de personenbelasting. Het is geen voorheffing meer maar een aparte belasting geworden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
124
Q

Beschrijf hoe het kadastraal inkomen wordt berekend voor onroerende goederen in België volgens de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

A

Het kadastraal inkomen wordt vastgesteld op basis van huurwaarden van 1 januari 1975. Normaal elke 10 jaar herzien, maar nu jaarlijks geïndexeerd. Indexatiecoëfficiënt is 2,0915. Kan met 40% verhoogd worden in bepaalde gevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
125
Q

Hoe wordt het kadastraal inkomen berekend voor onroerende goederen in het buitenland volgens de Belgische regelgeving?

A

Vroeger op basis van werkelijke huurwaarde of ontvangen huurinkomsten. België heeft echter aangepast hoe het onroerend inkomen van buitenlandse eigendommen wordt vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
126
Q

Hoe wordt het buitenlands kadastraal inkomen vastgesteld volgens de Belgische wetgeving?

A

Het buitenlands kadastraal inkomen wordt vastgesteld op basis van huurwaarden per 1 januari 1975 of geschat netto-inkomen dat 5,3% van de normale verkoopwaarde is, herleid naar marktwaarde van 1975 met een specifieke coëfficiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
127
Q

Beschrijf wanneer de methode van het kadastraal inkomen wordt gebruikt om het bruto onroerend inkomen vast te stellen.

A

De methode van het kadastraal inkomen wordt gebruikt voor onroerende goederen die door de belastingplichtige zelf worden gebruikt of verhuurd, waarbij zelfs onroerende goederen zonder feitelijke opbrengsten een (kadastraal) inkomen krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
128
Q

Wat is de rechtspraak van het Hof van Justitie met betrekking tot de Belgische belasting van buitenlands onroerend inkomen?

A

Het Europees Hof van Justitie oordeelde dat de ongelijke behandeling van Belgische Rijksinwoners met onroerende goederen in België en in het buitenland op basis van kadastraal inkomen respectievelijk werkelijke huurwaarde in strijd was met het vrij verkeer van kapitaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
129
Q

Hoe vaak moet het kadastraal inkomen in principe worden herzien volgens de Belgische wetgeving?

A

In principe moet het kadastraal inkomen om de 10 jaar worden herzien volgens de Belgische wetgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
130
Q

Beschrijf de individuele aangifteplicht voor eigenaars bij verbouwingen volgens artikel 494 WIB92 en leg uit hoe het kadastraal inkomen wordt vastgesteld volgens artikel 486 WIB92.

A

Eigenaars hebben een individuele aangifteplicht bij verbouwingen volgens artikel 494 WIB92. Het kadastraal inkomen wordt bepaald op basis van huurwaarden van 1 januari 1975 volgens artikel 486 WIB92.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
131
Q

Hoe wordt het kadastraal inkomen verhoogd bij het bepalen van het bruto onroerend inkomen? Noem twee maatregelen die de wetgever heeft voorzien om het gemis aan perequatie op te vangen.

A

Het kadastraal inkomen wordt verhoogd door jaarlijkse indexering en in bepaalde gevallen met 40%. De wet voorziet in artikel 518 WIB92 een jaarlijkse indexering en in artikel 7 WIB92 een verhoging van 40% in specifieke situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
132
Q

Geef voorbeelden van de KI-methode aan de hand van twee scenario’s: een eigen woning en een tweede verblijf. Bereken het bruto onroerend inkomen voor aanslagjaar 2024 in beide gevallen.

A

Voor een eigen woning met KI van €1000 wordt het bruto onroerend inkomen berekend als (KI €1000 x index aanslagjaar 2024 - 2,0915) = €2092,00. Voor een tweede verblijf met KI van €1000 en 40% verhoging wordt het bruto onroerend inkomen €2928,80 voor aanslagjaar 2024.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
133
Q

Beschrijf de KI-methode die wordt toegepast op het bruto onroerend inkomen van Marie Stuer. Waarom wordt hij belast op het KI verhoogd met 40% in plaats van zijn werkelijke ontvangen huurinkomsten?

A

Marie Stuer wordt belast op het KI verhoogd met 40% in plaats van zijn werkelijke huurinkomsten. Dit komt doordat de KI-methode wordt toegepast, waarbij geen rekening wordt gehouden met de werkelijke inkomsten. Hierdoor moet €2.928,80 worden ingevuld als bruto onroerend inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
134
Q

Wat is de onroerende voorheffing en hoe wordt deze berekend op basis van het KI? Leg het verschil uit tussen belastingheffing in de personenbelasting en de gewestelijke onroerende voorheffing.

A

De onroerende voorheffing is een gewestelijke belasting op inkomsten uit onroerende goederen, berekend als 1,25% (Waals/Brussels) of 2,5% (Vlaams) van het KI. Dit is een eindbelasting die niet verrekend wordt met de personenbelasting. De gewestelijke onroerende voorheffing is geen voorschot meer maar een aparte belasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
135
Q

Hoe wordt het reëel netto-inkomen berekend volgens de tweede methode? Wanneer wordt deze methode gebruikt en wat zijn de criteria voor beroepsmatige huur?

A

Het reëel netto-inkomen wordt gebruikt bij beroepsmatige huur, zoals handelshuur. Dit geldt wanneer onroerende goederen verhuurd worden voor beroepsdoeleinden aan rechtspersonen/vennootschappen of natuurlijke personen. Het wordt bepaald volgens artikel 7, §1,2°, C WIB92.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
136
Q

Beschrijf de berekening van het reëel netto-inkomen volgens de Belgische belastingwetgeving.

A

Het reëel netto-inkomen (RNI) wordt berekend als de brutohuur minus een forfaitaire aftrek. De brutohuur omvat de jaarhuur en alle huurvoordelen. De forfaitaire aftrek varieert afhankelijk van het type vastgoed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
137
Q

Hoe wordt het bruto onroerend inkomen bepaald bij gemengde verhuur volgens de Belgische belastingwetgeving?

A

Bij gemengde verhuur, waarbij een deel van het onroerend goed als privé-woning en een deel als beroepsruimte wordt verhuurd, wordt het privé-deel berekend via de KI-methode en het beroepsdeel via de RNI-methode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
138
Q

Wat zijn de vereisten voor het opsplitsen van gemengde verhuur volgens de Belgische belastingwetgeving?

A

Voor het opsplitsen van gemengde verhuur is een geregistreerde huurovereenkomst nodig waarin het privé- en beroepsdeel duidelijk zijn omschreven. Zonder zo’n overeenkomst geldt de RNI-methode voor de volledige huur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
139
Q

Leg de beperkingen uit voor de forfaitaire aftrek bij het berekenen van het reëel netto-inkomen volgens de Belgische belastingwetgeving.

A

De forfaitaire aftrek is beperkt tot maximaal 2/3 van het gerevaloriseerd KI. De revalorisatiecoëfficiënt en de percentages van aftrek verschillen voor gebouwen en grond. Deze aftrek beïnvloedt het uiteindelijke belastbare inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
140
Q

Beschrijf de methode van het reëel netto inkomen aan de hand van een voorbeeld van een verhuurd handelspand met een KI van €1500 en een jaarlijkse huur van €20.000.

A

Het reëel netto-inkomen wordt berekend door de bruto huurprijs te verminderen met 40%, daarna beperkingen toe te passen op basis van het gerevaloriseerde KI en het KI vermenigvuldigd met de index. In het voorbeeld bedraagt het RNI €14.630.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
141
Q

Hoe wordt het reëel bruto-inkomen berekend volgens de derde methode, RBI-methode, bij vestiging van een erfpacht of recht van opstal?

A

Het RBI wordt bepaald door de ontvangen vergoeding volledig als bruto onroerend inkomen te beschouwen. Bijvoorbeeld, bij een handelspand met KI van €1500 dat voor 30 jaar in erfpacht wordt gegeven tegen betaling van €520.000 in 2023, bedraagt het RBI voor aanslagjaar 2024 €520.000.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
142
Q

Wat gebeurt er nadat het bruto onroerend inkomen is bepaald volgens de RBI-methode?

A

Na het bepalen van het bruto onroerend inkomen wordt dit door een trechter van vrijstellingen, verminderingen en aftrekposten geleid om uiteindelijk het netto onroerend inkomen te verkrijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
143
Q

Beschrijf de fiscale vrijstellingen op het gebied van onroerende inkomsten.

A

Het Wetboek Inkomstenbelastingen voorziet in verschillende vrijstellingen voor onroerend inkomen, zoals de vrijstelling voor de eigen woning en vrijstellingen voor verhuur voor specifieke doeleinden en bepaalde pachtovereenkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
144
Q

Wat zijn de verminderingen van bruto onroerende inkomsten?

A

Het kadastraal inkomen kan proportioneel worden verminderd bij onproductiviteit, verlies van inkomsten of vernieling van onroerend goed. Mogelijke verminderingen zijn o.a. gebouw niet gebruikt, volledige of gedeeltelijke vernieling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
145
Q

Hoe zit het met de aftrekposten van bruto onroerende inkomsten?

A

Er zijn 2 aftrekposten mogelijk volgens artikel 14 WIB92: aftrek van erfpacht- en opstalvergoedingen, en interestaftrek voor leningen om onroerend goed te verkrijgen of te behouden voor andere doeleinden dan de eigen woning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
146
Q

Wat zijn de voorwaarden voor het aftrekken van interesten van schulden die specifiek zijn aangegaan om onroerende goederen te verkrijgen, te behouden of te verbeteren in België?

A

Interesten van dergelijke schulden zijn aftrekbaar van het totaalbedrag van de onroerende inkomsten, op voorwaarde dat het inkomen van de betreffende onroerende goederen niet vrijgesteld is volgens artikel 12 WIB92.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
147
Q

Beschrijf het fiscale scenario rond een geërfd onroerend goed dat wordt verhuurd via erfpacht in België.

A

In het geval van een geërfd onroerend goed dat wordt verhuurd via erfpacht, moeten de interesten evenredig worden afgetrokken van de inkomsten van verschillende onroerende goederen. De fiscus belast het bruto onroerend inkomen op basis van het Kadastraal Inkomen (KI) en past de KI-methode toe.

148
Q

Hoe wordt het bruto onroerend inkomen berekend voor een geërfd onroerend goed dat wordt verhuurd via erfpacht in België?

A

Het bruto onroerend inkomen wordt bepaald op basis van het Kadastraal Inkomen (KI) en de KI-methode. Bij erfpacht wordt het inkomen voor een volledig jaar berekend, tenzij de erfpacht pas later in het jaar is toegekend, waarbij de KI-methode pro rata wordt toegepast.

149
Q

Beschrijf wat roerende inkomsten zijn volgens artikel 17-22 W.I.B.92.

A

Roerende inkomsten zijn inkomsten van roerende goederen uit het privé-vermogen van rijksinwoners. Belastbaar is het wereldwijd inkomen uit roerende goederen gelegen in zowel België als in het buitenland die in de personenbelasting belast zullen worden.

150
Q

Hoe wordt het probleem van juridische dubbele belasting bij buitenlandse roerende inkomsten opgelost?

A

Dubbelbelastingverdragen bepalen dat roerend inkomen belastbaar is in de woonstaat van de belastingplichtige, dus in België. Er zijn internationale initiatieven zoals de common reporting standard van de OESO en de EU-bijstandsrichtlijn (Richtlijn 2011/16/EU) om gegevensuitwisseling te reguleren.

151
Q

Wat zijn de soorten roerende inkomsten volgens de W.I.B.92?

A

De soorten roerende inkomsten zijn dividenden, intresten, inkomen uit verhuring, verpachting en concessie van roerende goederen, en inkomsten uit cessie of concessie van auteursrechten door de oorspronkelijke rechthebbende.

152
Q

Leg uit wat dividenden zijn volgens artikel 18 W.I.B.92.

A

Dividenden omvatten alle financiële voordelen verbonden aan aandelen en winstbewijzen. Bij winst moet de algemene vergadering van aandeelhouders beslissen of de winst wordt aangehouden in de vennootschap of uitgekeerd aan aandeelhouders.

153
Q

Wat zijn intresten volgens artikel 19 W.I.B.92?

A

Intresten zijn alle procentuele vergoedingen voor ontleende bedragen en uitstaande schuldvorderingen, zoals inkomsten uit gelddeposito’s, leningen en kasbons.

154
Q

Geef een voorbeeld van inkomen uit de verhuring, verpachting en concessie van roerende goederen volgens artikel 17, 3° WIB92.

A

Een voorbeeld hiervan is de verhuur van gemeubelde studentenkamers of autoverhuur, wat plaatsvindt in de privésfeer.

155
Q

Wat wordt bedoeld met inkomsten begrepen in tijdelijke renten en lijfrenten volgens artikel 20 W.I.B.92?

A

Dit omvat onder andere vrijwillige levensverzekeringen, maar niet Win for Life en Fun for Life.

156
Q

Wat zijn inkomsten uit cessie of concessie van auteursrechten volgens de W.I.B.92?

A

Dit betreft inkomsten uit de overdracht of concessie van auteursrechten door de oorspronkelijke rechthebbende of erfgenamen van de auteur.

157
Q

Beschrijf de regels met betrekking tot roerende inkomsten en auteursrechten volgens de Belgische wetgeving.

A

Roerende inkomsten uit auteursrechten tot €70.220 worden als zodanig beschouwd, daarboven als beroepsinkomsten. Bij gedeelde vergoeding mag auteursrecht maximaal 50% van totale vergoeding bedragen.

158
Q

Hoe worden dubbele belastingen op roerende inkomsten opgelost volgens dubbelbelastingverdragen?

A

Dubbelbelastingverdragen stellen dat roerend inkomen belastbaar is in de woonstaat van de belastingplichtige, zoals België. Dit voorkomt juridische dubbele belasting.

159
Q

Wat houdt de common reporting standard in?

A

De common reporting standard is een internationale samenwerking voor uitwisseling van bankgegevens over roerende inkomsten. Banken delen gegevens over rijksinwoners, conform KB 14 juni 2017.

160
Q

Leg de bijzonderheden van roerende inkomsten uit volgens de Belgische wetgeving.

A

Roerende inkomsten vallen niet onder progressieve tarieven maar vaste tarieven. Bevrijdende roerende voorheffing betekent vrijstelling van aangifteverplichting door inhouding bij uitbetaling.

161
Q

Wat zijn de aangifteverplichtingen voor verschillende soorten roerende inkomsten in België?

A

Geen aangifteverplichting voor dividenden, intresten en auteursrechten door bevrijdende roerende voorheffing. Wel aangifteverplichting voor verhuur roerende goederen en tijdelijke- en lijfrenten.

162
Q

Wat is het concept van bevrijdende roerende voorheffing en hoe wordt het toegepast?

A

Bevrijdende of liberatoire roerende voorheffing betekent vrijstelling van aangifteverplichting. Schuldenaar houdt belasting in bij uitbetaling, waardoor ontvanger vrijgesteld is van aangifte in personenbelasting.

163
Q

Beschrijf de vrijgestelde roerende inkomsten volgens artikel 21 WIB92.

A

Sommige roerende inkomsten zijn vrijgesteld van personenbelasting, zoals spaarboekjes tot 980 euro, dividenden tot 800 euro, dividenden van sociaal doel vennootschap tot 200 euro, opbrengsten van levensverzekeringen, en interesten voor leningen aan startende ondernemingen.

164
Q

Hoe zit het met de aftrekposten van roerende inkomsten volgens artikel 22 WIB92?

A

Enkel werkelijke kosten van verhuur roerende goederen zijn aftrekbaar. Voor andere inkomsten is forfaitaire aftrek mogelijk, zoals 85% voor filmrechten, 50% voor gemeubileerde woningen, 15-50% voor auteursrechten, en 15% voor andere roerende inkomsten.

165
Q

Beschrijf de wijzigingen in het fiscale stelsel van inkomsten uit auteursrechten volgens de Programmawet van 26 december 2022.

A

Met de nieuwe regeling geldt het voordelige fiscale stelsel enkel nog voor inkomsten verkregen uit overdracht of licentieverlening van auteursrechten op originele werken. Het absolute grensbedrag is nu onderworpen aan beperkingen en wordt berekend op basis van gemiddelde inkomsten uit auteursrechten van de 4 voorafgaande belastbare tijdsperken.

166
Q

Hoe wordt het beroepsinkomen belast in verband met auteursrechten die het maximumplafond overschrijden?

A

Indien de inkomsten uit auteursrechten het maximumplafond overschrijden, worden ze niet beschouwd als roerende inkomsten maar als beroepsinkomen belast volgens artikel 37, tweede lid WIB92. De verhouding tussen de vergoeding van auteursrechten en de totale vergoeding mag niet hoger zijn dan 50%.

167
Q

Definieer de categorieën van beroepsinkomen volgens artikel 23-89 W.I.B.92.

A

De categorieën van beroepsinkomen zijn winsten, baten, winsten en baten uit een vroegere activiteit, bezoldigingen en pensioenen. Deze vormen het bruto-beroepsinkomen dat na aftrek van vrijgestelde beroepsinkomsten en aftrekmogelijkheden leidt tot het netto-inkomen.

168
Q

Wat zijn winsten volgens artikel 24-26 WIB92?

A

Winsten zijn beroepsinkomsten uit handels- en nijverheidsactiviteiten. Ze vallen onder de categorie van beroepsinkomen en worden belast volgens de wetgeving van artikel 24-26 WIB92.

169
Q

Beschrijf wat het begrip ‘winst’ omvat voor een onderneming en geef voorbeelden van situaties waarin meerwaarden op professionele activa kunnen voorkomen.

A

Het begrip ‘winst’ voor een onderneming omvat de opbrengst, voordelen van alle aard, abnormale en goedgunstige voordelen. Meerwaarden op professionele activa zijn winsten die ontstaan bij het kopen en verkopen van bezittingen, zoals bij de verkoop van een bedrijfsgebouw.

170
Q

Hoe wordt de winst van een onderneming bepaald en wat is de balansmethode? Vergelijk deze met de methode van werkelijke ontvangsten.

A

De winst van een onderneming wordt bepaald via de balansmethode, waarbij gekeken wordt naar boekhoudkundige winst op basis van facturaties en kosten, ongeacht betalingen. In tegenstelling tot de methode van werkelijke ontvangsten, die alleen belast wat effectief ontvangen is.

171
Q

Leg uit wat meerwaarden zijn en hoe ze ontstaan bij het kopen en verkopen van bezittingen.

A

Meerwaarden zijn winsten die worden gemaakt bij het kopen en verkopen van bezittingen, zoals bij de verkoop van een bedrijfsgebouw. Ze vertegenwoordigen het positieve verschil tussen verkoop- en aankoopprijs, belastbaar als winst.

172
Q

Beschrijf het begrip ‘baten’ en leg uit hoe ze worden bepaald volgens de methode van de werkelijke ontvangsten.

A

Baten omvatten ontvangsten van de beroepsactiviteit en meerwaarden op activa gebruikt voor het beroep. Ze worden bepaald door alleen effectief ontvangen inkomen tijdens een belastbaar tijdperk te belasten.

173
Q

Wat zijn winsten en baten uit een vroegere activiteit volgens Artikel 28 WIB92? Geef voorbeelden.

A

Winsten en baten uit een vroegere activiteit zijn ontvangen na stopzetting van de activiteit, zoals achterstallige erelonen of stopzettingsmeerwaarden.

174
Q

Definieer bezoldigingen volgens Artikel 31-34 WIB92 en geef enkele voorbeelden.

A

Bezoldigingen zijn inkomsten van werknemers en bedrijfsleiders, inclusief wedden, lonen, premies, voordelen van alle aard en vergoedingen bij stopzetting van arbeid.

175
Q

Wat omvatten voordelen van alle aard?

A

Voordelen van alle aard omvatten onder andere terugbetaling van kosten eigen aan de werknemer, zoals kosten die normaal door de werknemer gedragen worden.

176
Q

Beschrijf het concept van kosten eigen aan de werknemer en leg uit hoe deze zich verhouden tot belastbare voordelen van alle aard.

A

Kosten eigen aan de werknemer zijn kosten die eigenlijk door de werknemer privé moeten worden gedragen, maar die worden terugbetaald door de werkgever, zoals verplaatsingskosten naar het werk. De terugbetaling van deze kosten is een belastbaar voordeel van alle aard.

177
Q

Leg het verschil uit tussen kosten eigen aan de werknemer en kosten eigen aan de werkgever.

A

Kosten eigen aan de werknemer zijn kosten die eigenlijk door de werknemer privé moeten worden gedragen, maar die worden terugbetaald door de werkgever. Dit in tegenstelling tot kosten eigen aan de werkgever, die door de werkgever moeten worden gedragen.

178
Q

Hoe worden voordelen in natura zoals een bedrijfswagen of telefoon belast volgens de Belgische wetgeving?

A

Voordelen in natura moeten worden begroot tegen de werkelijke waarde volgens artikel 36 van de WIB92. Deze voordelen worden in de regel beschouwd als belastbaar inkomen op basis van de werkelijke waarde voor de verkrijger.

179
Q

Wat zijn voordelen in natura en hoe worden ze belast volgens de algemene regel? Welke uitzonderingen bestaan ​​er op deze regel?

A

Voordelen in natura zijn extra voordelen die werknemers boven op hun loon ontvangen, zoals een bedrijfswagen of gratis woonst. Ze worden belast tegen hun werkelijke waarde, behalve bij sociale voordelen van alle aard. Er zijn twee uitzonderingen: forfaitaire begroting regels en sociale voordelen van alle aard die niet belastbaar zijn.

180
Q

Hoe wordt de waarde van voordelen in natura fiscaal berekend en wat is de rol van de Koning hierin?

A

De waarde van voordelen in natura wordt fiscaal berekend op basis van de werkelijke waarde voor de verkrijger. Als deze waarde moeilijk te bepalen is, kan de Koning een vast bedrag vaststellen. Dit geldt bijvoorbeeld voor bedrijfswagens.

181
Q

Beschrijf het fiscaal statuut van bedrijfswagens en hoe wordt hun werkelijke waarde bepaald?

A

Bedrijfswagens worden beschouwd als voordelen in natura. De werkelijke waarde van een bedrijfswagen wordt vaak moeilijk bepaald, daarom wordt deze forfaitair begroot aan de hand van een formule, zoals bijvoorbeeld op basis van CO2-uitstoot en afstand tot het werk.

182
Q

Beschrijf de problematiek van bedrijfswagens in relatie tot het ecologisch verhaal en de oplossingen die werden voorgesteld.

A

De problematiek van bedrijfswagens wordt veroorzaakt door het gunstige voordeel in natura, wat leidt tot mobiliteitsproblemen. Oplossingen waren het cash for cars systeem en mobiliteitsvergoeding, waarbij het cash for cars systeem werd vernietigd in 2019.

183
Q

Hoe werkt het mobiliteitsbudget en welke alternatieven kunnen werknemers kiezen bij het inruilen van hun bedrijfswagen?

A

Werknemers kunnen hun bedrijfswagen inruilen voor een budget en dit gebruiken voor ecologische bedrijfswagen, duurzame vervoersmiddelen zoals fiets of openbaar vervoer, of het bedrag in cash opnemen. Het mobiliteitsbudget is vastgelegd in de wet van 17 maart 2019.

184
Q

Wat is de fiscale behandeling van terbeschikkingstelling van een PC, GSM en internet volgens de wetgeving?

A

De terbeschikkingstelling van een PC, GSM en internet wordt forfaitair begroot volgens artikel 36 WIB92 en artikel 18 KB WIB92. Er zijn specifieke formules vastgesteld voor de berekening van deze voordelen in natura.

185
Q

Beschrijf de sociale voordelen van alle aard en leg uit wat hun statuut is volgens de fiscale wetgeving.

A

Sociale voordelen van alle aard, zoals kerstgeschenken, kinderopvang en terugbetaling studiekosten, zijn vrijgesteld van belastingheffing volgens artikel 38/27 van het ComIB. Ze leveren geen belastbaar voordeel op voor de werknemer.

186
Q

Wat omvat het begrip ‘pensioenen’ volgens artikel 34-35 WIB92 en hoe worden ze belast?

A

Pensioenen omvatten rust- en overlevingspensioenen, zowel legale als extra-legale pensioenen, maar geen brugpensioenen. Ze zijn belastbaar op de datum van betaling of toekenning.

187
Q

Hoe worden sociale en culturele vrijstellingen in het kader van beroepsinkomsten besproken volgens artikel 38 WIB92?

A

De wet voorziet vrijstellingen voor beroepsinkomsten om sociale en culturele redenen. Voorbeelden zijn kraamgeld en kinderbijslag, volledig vrijgesteld volgens de fiscale wetgeving.

188
Q

Wat zijn de vier categorieën van vrijstellingen van beroepsinkomsten volgens artikel 38-48 WIB92?

A

De vier categorieën zijn sociale en culturele vrijstellingen, vrijgestelde waardeverminderingen en voorzieningen, vrijgestelde pensioenen en vrijgestelde meerwaarden volgens de fiscale wetgeving.

189
Q

Beschrijf de verschillende vrijstellingen voor terugbetaling van vervoerskosten en toekenning van cheques volgens de gegeven informatie.

A

Marie Stuer, 52 jaar, heeft diverse vrijstellingen voor vervoerskosten en cheques zoals maaltijdcheques, sport- en cultuurcheques, eco-cheques, en vergoedingen voor verplaatsingen met verschillende voertuigen.

190
Q

Hoe worden vrijgestelde waardeverminderingen en voorzieningen voor beroepsinkomsten gedefinieerd volgens artikel 48 WIB92?

A

Vrijgestelde waardeverminderingen en voorzieningen voor beroepsinkomsten zijn specifieke verliezen en kosten die de belastingplichtige mag aftrekken van zijn belastbaar inkomen, mits ze scherp omschreven en waarschijnlijk zijn, zoals het aanleggen van een voorziening voor ontslagvergoeding of schadeclaim.

191
Q

Wat is het fiscaal statuut van meerwaarde op land- en tuinbouwgronden?

A

Meerwaarden zijn waardevermeerderingen van het vermogen van een beroepsbeoefenaar die winsten of baten geniet. Deze meerwaarden zijn niet belastbaar als beroepsinkomen, maar mogelijk wel belastbaar als divers inkomen. Het betreft een onvoorwaardelijke vrijstelling volgens artikel 44-47 WIB92.

192
Q

Beschrijf het voorzettingsstelsel in het kader van vrijgestelde meerwaarden.

A

Het voorzettingsstelsel betreft vrijgestelde meerwaarden die gerealiseerd worden na het stopzetten van een beroepsactiviteit die wordt overgenomen door een naast familielid. De meerwaarden van de overlater worden niet belast, terwijl de overnemer de handelszaak fiscaal moet afschrijven op de boekhoudkundige restwaarde.

193
Q

Hoe worden meerwaarden op binnenschepen voor de commerciële vaart behandeld?

A

Meerwaarden op binnenschepen voor de commerciële vaart vallen onder het voortzettingsstelsel. Er geldt een herbeleggingsvereiste in propere vaartuigen om de meerwaarden vrijgesteld te houden van belasting.

194
Q

Leg uit hoe onterecht aangelegde voorzieningen fiscaal behandeld worden.

A

Als er onterecht een voorziening is aangelegd en deze wordt teruggedraaid, herleeft het bedrag dat aan de kant was gezet. Dit bedrag wordt dan opgenomen in de winst van het jaar waarin de beslissing werd genomen.

195
Q

Wat zijn vrijgestelde meerwaarden volgens artikel 44-47 WIB92?

A

Vrijgestelde meerwaarden volgens artikel 44-47 WIB92 omvatten zowel onvoorwaardelijke als voorwaardelijke vrijstellingen. Onvoorwaardelijke vrijstellingen gelden bijvoorbeeld voor meerwaarden op land- en tuinbouwgronden, terwijl voorwaardelijke vrijstellingen zoals het voortzettingsstelsel specifieke eisen hebben zoals herbeleggingsvereisten.

196
Q

Beschrijf het fiscaal statuut van meerwaarde op bedrijfsvoertuigen en binnenschepen voor de commerciële binnenvaart volgens Artikel 44-47 WIB92.

A

De meerwaarden op bedrijfsvoertuigen en binnenschepen zijn vrijgesteld van belastingheffing onder voorwaarden, zoals herbeleggen in propere voertuigen. Bij verkoop en herbelegging in groene parameters volgt een fiscale vrijstelling.

197
Q

Hoe werkt de gespreide taxatie van meerwaarde volgens Artikel 47 WIB92?

A

De gespreide taxatie van meerwaarden is geen vrijstelling, maar de belasting wordt gespreid in de tijd bij herinvestering. Goederen moeten meer dan 5 jaar gebruikt zijn en wederbelegging moet binnen specifieke termijnen plaatsvinden.

198
Q

Leg het concept van vrijwillige en gedwongen meerwaarde uit in het kader van gespreide taxatie.

A

Vrijwillige meerwaarde ontstaat bij verkoop, terwijl gedwongen meerwaarde optreedt bij bijvoorbeeld brand. Voor gespreide taxatie gelden regels rond wederbelegging en gebruikstermijnen.

199
Q

Beschrijf het proces van wederbelegging van een machine en de belastingimplicaties in verband met de vrijstelling van meerwaarde.

A

Een machine wordt verkocht met een meerwaarde die vrijgesteld kan worden bij aankoop van een nieuwe machine binnen de wederbeleggingstermijn. De vrijgestelde meerwaarde wordt belastbaar na aankoop, resulterend in jaarlijkse belasting. Na de afschrijvingstermijn wordt de vrijstelling volledig teruggenomen en belast.

200
Q

Wat zijn beroepskosten en hoe kunnen ze worden afgetrokken van het bruto beroepsinkomen?

A

Beroepskosten zijn kosten die gemaakt worden voor de uitoefening van een beroep, fiscaal aftrekbaar en kunnen worden afgetrokken van het bruto beroepsinkomen. Er zijn twee stelsels: forfaitaire beroepskosten en werkelijke beroepskosten.

201
Q

Leg het stelsel van de forfaitaire aftrek van beroepskosten uit.

A

De forfaitaire aftrek van beroepskosten wordt verleend zonder bewijsstukken. Het dekt alle beroepskosten behalve sociale zekerheidsbijdragen. Er is geen bewijs nodig voor deze aftrek.

202
Q

Beschrijf het forfaitair stelsel voor aftrek van beroepskosten volgens artikel 51 WIB92. Hoe wordt het forfait berekend en wat is de maximumgrens?

A

Het forfaitair stelsel voor aftrek van beroepskosten volgens artikel 51 WIB92 is gebaseerd op bruto beroepsinkomsten verminderd met sociale zekerheidsbijdragen. Het forfait wordt verschillend berekend per beroepscategorie en heeft een maximumgrens, behalve voor bijzondere kostenforfaits.

203
Q

Wat zijn de specifieke forfaits voor bezoldigingen van werknemers en winsten volgens ASGJ 2024?

A

Voor bezoldigingen van werknemers en winsten (ASGJ 2024) is het forfait 30% van bruto bezoldiging met een max. van 5520 euro per jaar. Bijzondere kostenforfaits zijn hoger dan dit bedrag.

204
Q

Hoe wordt het forfait voor baten berekend volgens ASGJ 2024?

A

Het forfait voor baten volgt een degressief systeem: 28,70% tot 7.020,00 euro, 10% van 7.020,00 euro tot 13.950,00 euro, 5% van 13.950,00 euro tot 23.220,00 euro, en 3% boven 23.220,00 euro, met een max. van 4850 euro.

205
Q

Wat is het uniforme aftrekbedrag en maximum forfait voor bedrijfsleiders volgens ASGJ 2024?

A

Voor bedrijfsleiders is de uniforme aftrek 3% van bruto bezoldigingen met een max. van 2.910,00 euro per jaar (ASGJ 2024). Er zijn geen bijzondere kostenforfaits mogelijk.

206
Q

Hoe wordt het uniforme aftrekbedrag en maximum forfait bepaald voor meewerkende echtgenoten volgens ASGJ 2024?

A

Voor meewerkende echtgenoten is de uniforme aftrek 5% van bruto bezoldigingen met een max. van 4.320,00 euro per jaar (ASGJ 2024). Er zijn geen bijzondere kostenforfaits mogelijk.

207
Q

Beschrijf het systeem van de werkelijke aftrek van beroepskosten volgens artikel 49 WIB92. Welke voorwaarden moeten vervuld zijn voor 100% aftrekbaarheid?

A

De werkelijke aftrek van beroepskosten is van toepassing op alle kosten behalve pensioenen. De belastingplichtige moet bewijzen dat de kosten verband houden met de beroepsactiviteit, in het belastbare tijdperk zijn gemaakt om inkomsten te verkrijgen, en de echtheid en bedragen moeten worden aangetoond. De fiscus moet de kosten aanvaarden als de voorwaarden zijn vervuld, zonder opportuniteitsbeoordeling.

208
Q

Wat zijn de 3 uitzonderingen op de werkelijke aftrek van beroepskosten volgens artikel 49 WIB92?

A

De uitzonderingen zijn: 1. Bepaalde kosten zijn gedeeltelijk aftrekbaar (40%, 50% of 69%), zoals autokosten. 2. Sommige kosten worden forfaitair vastgesteld, zoals verplaatsingskosten van en naar het werk. 3. Specifieke kosten zijn extra aftrekbaar (120%, 150% of 200%), bijvoorbeeld installatie van laadpalen.

209
Q

Leg uit hoe de fiscus omgaat met de opportuniteit van kosten volgens artikel 49 WIB92.

A

De fiscus kan de opportuniteit van kosten niet beoordelen en mag zich niet mengen in het commercieel en financieel beleid van de belastingplichtige, tenzij de kosten de beroepsbehoeften op onredelijke wijze overtreffen. In dat geval kan de administratie de kost weigeren.

210
Q

Beschrijf wat afschrijvingen zijn en hoe ze fiscaal worden gezien als beroepskosten volgens artikel 61 WIB92.

A

Afschrijvingen zijn de spreiding van een beroepskost over meerdere aanslagjaren om de waardevermindering van activa met beperkte gebruiksduur te symboliseren. Dit moet gebeuren op materiële vaste activa, immateriële vaste activa en oprichtingskosten. Er zijn twee manieren van afschrijven: lineair en degressief.

211
Q

Hoe werkt de (beperkte) aftrek van autokosten als beroepskost volgens artikel 66 WIB92?

A

Alle kosten verbonden aan een auto zijn beperkt aftrekbaar en de aftrekbaarheid is vanaf 1 januari 2020 gekoppeld aan CO2-uitstoot en brandstof. De aftrekbaarheid wordt berekend met een formule waarbij de coëfficiënt afhangt van het type brandstof.

212
Q

Leg het concept van lineair afschrijven uit en geef voorbeelden van verschillende percentages voor verschillende activa.

A

Bij lineair afschrijven wordt jaar na jaar hetzelfde percentage toegepast als waardevermindering. Voorbeelden van percentages zijn: machines en meubilair 10%, gebouwen 3 tot 5%, rollend materieel 20 tot 33%.

213
Q

Wat is de formule voor het berekenen van de aftrekbaarheid van autokosten gebaseerd op CO2-uitstoot en brandstof?

A

De formule is: 120% - (0,5 x coëfficiënt x aantal gram CO2-uitstoot per kilometer). De coëfficiënt varieert per type brandstof: 1 voor dieselauto’s, 0,90 voor aardgasauto’s met <12 fiscale pk, en 0,95 voor andere voertuigen.

214
Q

Wat zijn immateriële vaste activa en hoe beïnvloedt degressief afschrijven deze activa?

A

Immateriële vaste activa zijn bijvoorbeeld octrooien en licenties. Degressief afschrijven houdt in dat het dubbele van het lineaire percentage wordt toegepast, maar dit kan niet worden toegepast op immateriële vaste activa zoals octrooien en voertuigen.

215
Q

Beschrijf de beperkte aftrek van receptiekosten als beroepskost volgens artikel 53,8° WIB92. Welke uitzonderingen zijn er op deze regel?

A

Receptiekosten zijn slechts voor 50% aftrekbaar als beroepskosten volgens artikel 53,8° WIB92. Uitzonderingen zijn kosten i.v.m. reclame (100% aftrekbaar) en de Corona-regel tot 31/12/2020 (100% aftrekbaarheid).

216
Q

Hoe zit de beperkte aftrek van restaurantkosten als beroepskost in elkaar volgens artikel 53,8°bis WIB92?

A

Restaurantkosten zijn voor 69% aftrekbaar als beroepskosten volgens artikel 53,8°bis WIB92.

217
Q

Leg de forfaitaire aftrek van verplaatsingskosten als beroepskost uit volgens artikel 66 en 66bis WIB92.

A

Verplaatsingskosten voor woon-werkverkeer met de auto worden forfaitair begroot volgens artikel 66 en 66bis WIB92. De aftrek bedraagt 0,15 euro/km voor autoverplaatsingen zonder km-beperking.

218
Q

Welke beroepskosten zijn extra aftrekbaar volgens artikel 64ter, 64quater WIB92? Geef voorbeelden.

A

Bepaalde kosten zijn voor 120%, 150% of 200% aftrekbaar volgens artikel 64ter, 64quater WIB92. Voorbeelden zijn abonnement op alarmcentrale en installatie van publieke laadpalen.

219
Q

Wat zijn economische vrijstellingen in de beroepsinkomsten volgens artikel 67-77 WIB92?

A

Economische vrijstellingen zijn extra fiscale vrijstellingen van winsten en baten bovenop de aftrek als beroepskost. Het zijn eigenlijk aftrekposten die verband houden met beroepskosten.

220
Q

Beschrijf de verschillende vrijstellingen en aftrekposten die van toepassing zijn op het bruto beroepsinkomen volgens het fiscaal statuut, inclusief compensatievergoedingen en investeringsaftrek.

A

Het fiscaal statuut omvat diverse vrijstellingen zoals voor personeel, stagiairs, laagbetaald personeel en sociaal passief. Daarnaast zijn er aftrekposten voor investeringen en compensatievergoedingen, zoals corona-hinderpremies.

221
Q

Hoe werkt de investeringsaftrek en welke verhoogde aftrekken zijn mogelijk volgens het fiscaal statuut?

A

De investeringsaftrek biedt een vrijstelling bovenop de afschrijving voor investeringen zoals machines of software. Het basispercentage is 8%, met verhoogde aftrekken voor bijv. octrooien of milieubesparing.

222
Q

Wat houdt de fiscale vrijstelling in voor bedrijven die door Covid-19 getroffen werden en gedwongen werden te sluiten?

A

De regering voorzag compensatievergoedingen voor bedrijven die door Covid-19 moesten sluiten, met fiscale vrijstellingen tot 31 maart 2021. Gewesten kenden deze corona-hinderpremies toe, waarvoor wetgeving werd aangepast.

223
Q

Leg uit hoe de vrijstellingen voor stagiairs en laagbetaald personeel werken volgens het fiscaal statuut.

A

Voor stagiairs geldt een vrijstelling van 40% van de uitbetaalde bezoldiging, terwijl laagbetaald personeel een vrijstelling van 6.970 Euro ontvangt. Deze bedragen komen bovenop reeds aftrekbare kosten.

224
Q

Wat zijn de criteria voor vrijstelling van sociaal passief volgens het fiscaal statuut?

A

Werknemers die langer dan 5 jaar in dienst zijn, krijgen 3 weken bezoldiging vrijstelling. Vanaf 21 jaar in dienst geldt 1 week bezoldiging vrijstelling. Dit valt onder het sociaal passief in het fiscaal statuut.

225
Q

Beschrijf wat de investeringsaftrek inhoudt en hoe het verschilt van afschrijvingen.

A

De investeringsaftrek is een fiscale regeling waarbij ondernemers een percentage van hun investeringen mogen aftrekken van de belastingen. Dit is bovenop de afschrijvingen die als beroepskosten gelden.

226
Q

Hoe werkt de recuperatie van beroepsverliezen volgens de carry forward regel?

A

Bij de recuperatie van beroepsverliezen volgens de carry forward regel kunnen ondernemers verliezen meenemen naar volgende boekjaren om ze te verrekenen met toekomstige winsten. Verliezen moeten direct worden verrekend met toekomstige beroepsinkomsten.

227
Q

Wat zijn diverse inkomsten volgens de Belgische wetgeving en hoe worden ze belast?

A

Diverse inkomsten omvatten opbrengsten uit niet-professionele verrichtingen en meerwaarden op privé-vermogen van rijksinwoners. Ze worden belast tegen vaste tarieven en vallen niet onder de progressieve tarieven van de personenbelasting. Zowel binnenlands als buitenlands inkomen is belastbaar.

228
Q

Leg uit wat de DAC7-richtlijn inhoudt en hoe deze van toepassing is op de belastingregels van Vinted.

A

De DAC7-richtlijn vereist dat Vinted gegevens doorgeeft aan de fiscus van verkopers die jaarlijks meer dan 2.000 euro aan spullen verkopen. Dit is een Europese belastingrichtlijn die zorgt voor transparantie en naleving van belastingregels.

229
Q

Beschrijf wat toevallige winsten en baten zijn en hoe ze worden belast volgens artikel 90, eerste lid, 1° WIB92.

A

Toevallige winsten en baten zijn winsten en baten verkregen buiten de beroepswerkzaamheid, zoals inkomsten uit hobby’s, bijles geven of premies van amateur sporters. Ze worden belastbaar aan een vast tarief van 33% volgens artikel 171, 1°, a WIB92.

230
Q

Hoe worden winsten uit speculatie gedefinieerd en hoe worden ze belast volgens artikel 171, 1°, a WIB92?

A

Winsten uit speculatie zijn winsten verkregen uit ‘abnormaal beheer’ van het privévermogen. Ze worden belastbaar aan een vast tarief van 33% volgens artikel 171, 1°, a WIB92.

231
Q

Wat is het fiscaal statuut van inkomsten uit de deeleconomie volgens artikel 90, eerste lid, 1bis WIB92?

A

Inkomsten uit de deeleconomie worden belast als divers inkomen en zijn inkomsten verkregen uit diensten via erkende digitale platformen. Deze inkomsten zijn belastbaar aan een vast tarief van 20% volgens artikel 171, 3°bis, a WIB92.

232
Q

Beschrijf het fiscaal statuut van inkomsten uit het verenigingswerk volgens artikel 90, eerste lid, 1ter WIB92.

A

Inkomsten uit het verenigingswerk worden beschouwd als divers inkomen en belast tegen een vast tarief van 20%. Het betreft geen vrijwilligerswerk, maar betaald werk binnen een vereniging.

233
Q

Hoe worden prijzen, subsidies aan geleerden, kunstenaars en auteurs belast volgens artikel 90, eerste lid, 2° WIB92?

A

Prijzen en subsidies voor geleerden, kunstenaars en auteurs worden beschouwd als diverse inkomsten. Alleen het bedrag boven 4680 euro is belastbaar tegen een vast tarief van 16,5%.

234
Q

Hoe worden sportpremies belast volgens artikel 90, eerste lid, 2° bis WIB92?

A

Sportpremies tot 56.170 euro zijn belastbaar als diverse inkomsten tegen een vast tarief van 16,5%. Ze worden belast in het land waar de prestatie wordt geleverd.

235
Q

Beschrijf het fiscaal statuut van onderhoudsuitkeringen volgens artikel 90, eerste lid, 3° WIB92.

A

Onderhoudsuitkeringen betaald aan een belastingplichtige door personen buiten zijn gezin zijn belastbaar als divers inkomen. Voorwaarden zijn o.a. wettelijke onderhoudsverplichting en regelmatige betaling.

236
Q

Beschrijf de belastbaarheid van meerwaarde op gronden volgens artikel 90, eerste lid, 8° en 10° WIB92 in België.

A

Meerwaarden op onroerende goederen in privévermogen zijn belastbaar als ze binnen 8 jaar na aankoop worden verkocht. Bij schenking geldt een termijn van 3 jaar na schenking en 8 jaar na verwerving door schenker.

237
Q

Hoe wordt de belastbaarheid van meerwaarde op gronden bepaald bij overdracht binnen een wettelijke termijn?

A

Meerwaarden op onroerende goederen zijn belastbaar als ze binnen 8 jaar na aankoop worden verkocht of binnen 3 jaar na schenking en 8 jaar na verwerving door schenker.

238
Q

Leg uit hoe belastbare meerwaarden op gronden worden berekend bij overdracht ten bezwarende titel in België.

A

Meerwaarden op onroerende goederen in privévermogen zijn belastbaar als ze binnen 8 jaar na aankoop worden verkocht. Bij schenking geldt een termijn van 3 jaar na schenking en 8 jaar na verwerving door schenker.

239
Q

Beschrijf de belastbaarheid van meerwaarde op gronden in België volgens de Belgische wetgeving.

A

Meerwaarden op gronden in België worden belast als ‘divers inkomen’, behalve bij verkoop van de eigen woning na 12 maanden gebruik. belastbaarheid gelden voorwaarden zoals verkoop na 5 jaar, of binnen 3 jaar na schenking. De meerwaarde wordt berekend volgens specifieke regels en belast tegen 16,5%.

240
Q

Hoe wordt de belastbaarheid van meerwaarde op gebouwen in België bepaald volgens de Belgische wetgeving?

A

Meerwaarde op gebouwen in België wordt belast tegen een vast tarief van 16,5%. De berekening omvat het corrigeren van de aankoopprijs met een forfait van 25% + 5% per jaar sinds de verkrijging, plus kosten van werken. De verkoopprijs wordt verminderd met de kosten van vervreemding.

241
Q

Wat zijn de uitzonderingen op de vrijstelling van belastingheffing voor meerwaarde op aandelen in België?

A

In België zijn meerwaarden op aandelen vrijgesteld van belasting, behalve bij ‘aanmerkelijk belang’ regeling en bij verkoop aan buitenlandse rechtspersonen. Deze uitzonderingen vallen onder specifieke bepalingen van de Belgische wetgeving.

242
Q

Beschrijf de aanmerkelijk belang regeling en hoe deze van toepassing is op meerwaarden op aandelen.

A

De ‘aanmerkelijk belang’ - regeling belast meerwaarden op aandelen van minstens 25% deelneming in een binnenlandse vennootschap bij overdracht aan buitenlandse vennootschappen buiten de EER. Dit wordt belast tegen een vast tarief van 16,5%.

243
Q

Hoe worden vergoedingen voor uitvindingen aan universiteiten belast en welke aftrekpost is van toepassing?

A

Vergoedingen voor uitvindingen aan onderzoekers door universiteiten zijn diverse inkomsten belastbaar op het moment van betaling, met een forfaitaire kostenaftrek van 10%. Deze inkomsten worden belast tegen een vast tarief van 33%.

244
Q

Wat zijn de regels met betrekking tot het verrekenen van verliezen volgens artikel 102ter en 103 van de WIB92?

A

Verliezen kunnen gedurende 5 jaar worden overgedragen en verrekend met toevallige winsten, meerwaarden op gronden en meerwaarden op gebouwen.

245
Q

Hoe werkt de aftrek van onderhoudsuitkeringen volgens artikel 104 van de WIB92?

A

Onderhoudsuitkeringen zijn aftrekbaar van het totaal netto-inkomen. De betalende partij kan 80% van de uitkering aftrekken van hun totaal netto-inkomen.

246
Q

Beschrijf de belastbaarheid van gezinnen volgens artikel 126 van de WIB92.

A

De basisregel is de gezamenlijke belastbaarheid van gezinnen. Gehuwden en wettelijk samenwonenden worden belast op hun gezamenlijke inkomsten volgens de WIB92.

247
Q

Beschrijf het concept van decumulatie in het Belgische belastingstelsel met betrekking tot gehuwden en wettelijk samenwonenden.

A

Decumulatie in de Belgische belastingwetgeving houdt in dat inkomsten van gehuwden en wettelijk samenwonenden apart worden vastgesteld en belast. Ondanks een gezamenlijke aanslag blijven beide partners belastbaar op hun eigen inkomsten.

248
Q

Hoe kan het samenvoegen van inkomsten van partners in België leiden tot een belastingverhogend effect? Welke correcties worden toegepast om dit te vermijden?

A

Het samenvoegen van inkomsten creëert een grotere pot inkomsten die bij toepassing van progressieve belastingtarieven een belastingverhogend effect heeft. Om dit te vermijden worden correcties toegepast zoals decumulatie, het huwelijksquotiënt en toekenning aan de meewerkende echtgenoot.

249
Q

Beschrijf het huwelijksquotiënt en hoe het de belastingdruk voor gehuwden en wettelijk samenwonenden verlaagt.

A

Het huwelijksquotiënt is een fiscale maatregel waarbij een deel van het beroepsinkomen van de ene partner wordt toegerekend aan de partner met weinig of geen inkomen, tot maximaal 30% van het beroepsinkomen of €12.550. Hierdoor komen ze in een lagere belastingschijf terecht.

250
Q

Wat houdt de toekenning aan de meewerkende echtgenoot in volgens artikel 86 WIB92?

A

Voor de meewerkende partner van een zelfstandige wordt 30% van de beroepsinkomsten toegerekend aan de andere echtgenoot, zonder maximumbedrag, zolang de meewerkende partner zelf niet meer dan €16.290 aan beroepsinkomen heeft.

251
Q

Hoe wordt de belasting berekend volgens artikel 130-179 WIB92 + BFW?

A

De belastingberekening omvat drie entiteiten - de Federale staat, Gewesten en gemeenten - die elk een deel van de belastingkoek willen. Dit omvat de verdeling en heffing van belastingen op verschillende niveaus.

252
Q

Beschrijf het progressief tariefstelsel in de personenbelasting en leg uit hoe de belastingberekening werkt.

A

Het belastbaar inkomen wordt belast volgens een getrapt stelsel met progressieve tarieven, waarbij het tarief hoger wordt naarmate men in een hogere inkomensschijf terechtkomt. Verschillende tariefschijven zijn van toepassing, met hogere tarieven voor hogere inkomens.

253
Q

Wat is de belastingvrije som en hoe werkt het in de belastingberekening?

A

De belastingvrije som is het deel van het inkomen dat niet belast wordt volgens de fiscale wetgeving. Het bedrag wordt afgetrokken van de onderkant van de inkomsten, beginnend bij de 25% schijf. Het bedrag is 10.160 euro en wordt verhoogd voor kinderen en andere personen ten laste.

254
Q

Hoe wordt de belastingvrije som verhoogd voor kinderen en andere personen ten laste?

A

Voor kinderen ten laste varieert de verhoging van de belastingvrije som van 1.850 euro voor één kind tot 17.250 euro voor vier of meer kinderen. Voor andere personen ten laste gelden bedragen van 3.700 euro en 5.540 euro voor ouders boven de 65 jaar.

255
Q

Beschrijf wie als personen ten laste worden beschouwd volgens artikel 136 WIB92 en hoe de belastingvrije som wordt beïnvloed door kinderen die deel uitmaken van het gezin op 1 januari van het aanslagjaar.

A

Personen ten laste omvatten kinderen, ascendenten, zijverwanten tot de 2e graad en personen waarvan de belastingplichtige als kind ten laste was. Kinderen moeten op 1 januari van het aanslagjaar deel uitmaken van het gezin. Kinderen geboren aan het einde van het jaar verhogen de belastingvrije som.

256
Q

Hoe wordt bepaald of kinderen nog als personen ten laste worden beschouwd en wat gebeurt er als hun netto eigen bestaansmiddelen boven een bepaald bedrag uitkomen?

A

Kinderen worden niet meer als personen ten laste beschouwd als hun netto eigen bestaansmiddelen hoger zijn dan 3.820 euro. In dat geval verliezen de ouders de verhoging van de belastingvrije som.

257
Q

Leg het belastingkrediet voor kinderen ten laste uit volgens artikel 134 WIB92 en onder welke voorwaarden het wordt toegekend.

A

Het belastingkrediet wordt toegekend als er kinderen ten laste zijn en de belastingvrije som van de ouders hoger is dan hun netto belastbaar inkomen. Het krediet is terugbetaalbaar en geldt voor ouders die weinig of geen belastingen betalen vanwege te lage inkomsten.

258
Q

Beschrijf het concept van belastingkrediet en geef een voorbeeld van hoe het kan worden toegepast.

A

Een belastingkrediet is het maximale bedrag dat kan worden afgetrokken van de belasting die verschuldigd is. Bijvoorbeeld, een alleenstaande ouder met 3 kinderen heeft een belastingvrije som van 22.650 euro, maar een inkomen van 18.000 euro. Hierdoor krijgt deze persoon een belastingkrediet toegerekend.

259
Q

Leg het verschil uit tussen ‘belasting Staat’ en ‘gereduceerde belasting Staat’ in de context van de personenbelasting.

A

De belasting Staat is de eerste stap in de berekening van de personenbelasting waar de federale belasting wordt berekend. De gereduceerde belasting Staat is de tweede stap waar de federale belasting wordt verminderd met de autonomie-factor en vormt de basis voor gewestelijke opcentiemen.

260
Q

Wat is een belastingvermindering en hoe wordt deze toegepast in de Belgische belastingwetgeving?

A

Een belastingvermindering is een directe korting op de belasting zelf. In België worden federale en gewestelijke personenbelastingen verminderd met belastingverminderingen die te vinden zijn in artikel 145 WIB92, inclusief federale en regionale belastingverminderingen.

261
Q

Hoe werkt de (federale) belastingvermindering voor lange termijn-sparen en pensioensparen in België?

A

De belastingvermindering voor lange termijn-sparen en pensioensparen is een federale regeling waarbij belastingplichtigen een vermindering van hun belastingen krijgen voor het sparen voor hun pensioen op lange termijn. Dit stimuleert het opbouwen van een aanvullend pensioen.

262
Q

Beschrijf de impact van het storten van een extra euro boven 990 euro premie op de belastingvermindering voor pensioensparen.

A

Als je 1 euro meer dan 990 euro stort, zakt je belastingvermindering van 30% naar 25%. Bijvoorbeeld, bij 500 euro pensioensparen krijg je 120 euro belastingvermindering.

263
Q

Hoe werkt de federale belastingvermindering voor giften aan overheden en erkende instellingen?

A

Men kan genieten van een belastingvermindering van 45% op minimaal 40 euro aan giften aan 1 specifiek doel per jaar. Het maximumbedrag dat in aanmerking komt is 10% van het totale netto-inkomen met een absoluut maximum van 392 200 euro.

264
Q

Leg de federale belastingverminderingen voor huisbedienden, kinderopvang, aandelen van startende ondernemingen en rechtsbijstandverzekeringen uit.

A

Huisbedienden kunnen 30% van hun loon tot 7 840 euro in aanmerking laten komen. Kinderopvang heeft een vermindering van 15,70 euro per opvangdag. Voor aandelen van startende ondernemingen geldt 30% op de inbreng tot 100 000 euro. Rechtsbijstandverzekeringen hebben 40% vermindering op maximaal 310 euro aan premie.

265
Q

Wat is de regionale belastingvermindering voor dienstencheques en de winwin-lening in het Vlaams Gewest?

A

De belastingvermindering voor dienstencheques varieert per gewest, bijvoorbeeld in Vlaanderen is het 20% op maximaal 1 720 euro aan dienstencheques. De winwin-lening in Vlaanderen biedt een belastingvermindering van 2,5% op het openstaande kapitaal tot maximaal 75 000 euro.

266
Q

Wat houdt de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting in?

A

Na federale en gewestelijke belastingverminderingen worden de belastingen samengevoegd. Gemeenten heffen aanvullende belasting behalve Knokke, Koksijde en De Panne. Dit is vastgelegd in artikel 464 WIB92 om de fiscale bevoegdheid toe te wijzen.

267
Q

Beschrijf de voorwaarden waaraan binnenlandse vennootschappen moeten voldoen om onderworpen te worden aan de vennootschapsbelasting.

A

Binnenlandse vennootschappen moeten rechtspersoonlijkheid bezitten, een Belgische zetel hebben en exploitatie voeren of winstgevende verrichtingen hebben. Er zijn wettelijke uitzonderingen zoals VZW’s, havens en waterzuiveringsmaatschappijen.

268
Q

Wat zijn de criteria voor vennootschappen om als ‘binnenlands’ te worden beschouwd voor de vennootschapsbelasting?

A

Vennootschappen moeten rechtspersoonlijkheid bezitten, een Belgische zetel hebben en exploitatie voeren of winstgevende verrichtingen hebben volgens de Belgische wetgeving om onderworpen te worden aan de vennootschapsbelasting.

269
Q

Beschrijf het verschil tussen kleine en grote vennootschappen op basis van criteria zoals personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal.

A

Kleine vennootschappen overschrijden voor het laatste en voorlaatste afgesloten boekjaar niet meer dan 50 voltijdse equivalenten personeel, 9 miljoen euro jaaromzet of 4,5 miljoen euro balanstotaal. Grote vennootschappen overschrijden deze criteria.

270
Q

Hoe beïnvloedt het fiscaalstatuut of een vennootschap als klein of groot wordt beschouwd de belastingaangifte?

A

Het fiscaalstatuut bepaalt of een vennootschap klein of groot is op basis van criteria zoals personeelsbestand, jaaromzet en balanstotaal, wat op zijn beurt invloed heeft op zaken als afschrijvingen, investeringsaftrek en belastingaftrek.

271
Q

Leg het verschil uit tussen het boekhoudkundig en fiscaal resultaat in de vennootschapsbelasting.

A

In de vennootschapsbelasting wordt de belastbare grondslag vastgesteld op basis van de boekhoudkundige winst, in tegenstelling tot de personenbelasting waar verschillende inkomstencategorieën gelden. Alle inkomsten van een vennootschap worden beschouwd als beroepsinkomsten.

272
Q

Wat zijn de gevolgen van het feit dat alle inkomsten van een vennootschap als beroepsinkomsten worden beschouwd?

A

Dit betekent dat onroerende inkomsten die vennootschappen zelf gebruiken geen inkomsten genereren voor de vennootschap, in tegenstelling tot natuurlijke personen. Roerende inkomsten worden ook als winsten beschouwd voor vennootschappen, waardoor bepaalde vrijstellingen niet gelden.

273
Q

Beschrijf de gevolgen van het niet indienen van een aangifte voor zakelijke transacties boven 100.000 euro in België.

A

Als men in België verzuimt een aangifte in te dienen voor zakelijke transacties boven 100.000 euro, dan zijn de gemaakte kosten niet aftrekbaar als beroepskosten.

274
Q

Wat houdt de fiscale fiche verplichting in voor vennootschappen in België?

A

Voor vennootschappen in België geldt de verplichting om betalingen van bezoldigingen, commissies en erelonen op een fiscale fiche te plaatsen. Het niet naleven hiervan kan leiden tot een aanslag op geheime commissielonen.

275
Q

Leg de thin cap-regeling uit met betrekking tot leningen voor investeringen in België.

A

In België zijn interesten op leningen voor investeringen aftrekbaar als beroepskost. De thin cap-regeling is een antimisbruikbepaling die overmatige interesten op leningen wil beperken.

276
Q

Hoe wordt de belastbare grondslag voor vennootschapsbelasting bepaald volgens het stappenplan in België?

A

Het stappenplan voor de belastbare grondslag van vennootschapsbelasting in België omvat onder andere de bepaling van het fiscaal resultaat, de onderverdeling ervan, de verwijdering van niet-belastbare bestanddelen en de toepassing van diverse aftrekposten.

277
Q

Wat is de eerste stap in het stappenplan voor de belastbare grondslag van vennootschapsbelasting in België?

A

De eerste stap is de bepaling van het fiscaal resultaat. Dit vormt de basis voor verdere berekeningen en aftrekposten om de uiteindelijke belastbare grondslag te bepalen.

278
Q

Wat zijn verworpen uitgaven en hoe worden ze behandeld in de vennootschapsbelasting?

A

Verworpen uitgaven zijn het deel van kosten dat niet aftrekbaar is en bij de winst moet worden toegevoegd. Ze worden behandeld als ‘verworpen uitgaven’ en toegevoegd aan de belastbare grondslag.

279
Q

Hoe worden vrijgestelde inkomsten behandeld in de vennootschapsbelasting volgens artikel 190 ev WIB92?

A

Vrijgestelde inkomsten worden uit de belastbare grondslag gehaald. Dit omvat o.a. vrijgestelde meerwaarden, waardeverminderingen, voorzieningen en gewestelijke steunmaatregelen.

280
Q

Beschrijf de stappen voor het bepalen van de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting met betrekking tot buitenlandse winsten.

A

De tweede stap is het opdelen van de winst volgens oorsprong (Belgisch of buitenlands). Voor buitenlandse winst wordt onderscheid gemaakt tussen vrijgestelde en niet-vrijgestelde winst. Sinds 2004 is er geen gedeeltelijke vrijstelling meer voor niet-vrijgestelde winst, wat kan leiden tot juridische dubbele belasting.

281
Q

Wat houdt de aftrek voor definitief belaste inkomsten in de vennootschapsbelasting in?

A

De aftrek voor definitief belaste inkomsten (artikel 203 WIB92) stelt dat ontvangen dividenden mogen worden afgetrokken van de te belasten winst als de participatie minstens 10% bedraagt of een waarde heeft van meer dan 2,5 miljoen euro, en de aandelen minstens 12 maanden worden behouden.

282
Q

Beschrijf de aftrek voor innovatie-inkomsten in de vennootschapsbelasting volgens artikel 2052WIB92.

A

De aftrek voor innovatie-inkomsten is de vijfde stap bij het berekenen van de belastbare grondslag. Het geldt voor inkomsten uit intellectuele eigendomsrechten, octrooien, kwekersrechten, weesgeneesmiddelen en auteursrechtelijk beschermde computerprogramma’s. Deze inkomsten worden voor 85% vrijgesteld van belasting.

283
Q

Hoe werkt de investeringsaftrek voor kleine vennootschappen volgens artikel 201 WIB92?

A

De investeringsaftrek is de zesde stap bij het berekenen van de belastbare grondslag. Het geldt enkel voor kleine vennootschappen en biedt een aftrek voor bepaalde investeringen.

284
Q

Leg de aftrek voor risicokapitaal uit volgens artikel 207 WIB92 in de vennootschapsbelasting.

A

De aftrek voor risicokapitaal is de zevende stap bij het berekenen van de belastbare grondslag. Het is een aftrek op het eigen vermogen van de vennootschap, beperkt tot 3% (of 3,5% voor kleine vennootschappen).

285
Q

Wat houdt de aftrek van vorige verliezen in volgens artikel 206 WIB92 in de vennootschapsbelasting?

A

De aftrek van vorige verliezen is de laatste stap bij het berekenen van de belastbare grondslag. Verliezen kunnen worden verrekend met toekomstige winsten, tenzij er een controlewijziging plaatsvindt waarbij de verliezen in principe verloren gaan.

286
Q

Wat zijn de tarieven in de vennootschapsbelasting volgens artikel 1:24, §1-6 WVV?

A

Het basistarief bedraagt momenteel 25%. Voor kleine vennootschappen geldt een ander tarief.

287
Q

Beschrijf het bijzondere gunstregime voor de diamantsector, inclusief belastingtarieven en berekeningsmethode.

A

Het bijzondere gunstregime voor de diamantsector houdt in dat zij een belasting betalen van minstens 0,55% en maximaal 2,1%. De belasting wordt niet berekend op de winst, maar op de omzet zonder aftrek van kosten.

288
Q

Wat zijn successierechten en hoe worden ze toegepast in België?

A

Successierechten zijn een vorm van vermogensbelasting die wordt toegepast op de overgang van vermogen bij overlijden. In België worden successierechten toegepast op het wereldvermogen van de overledene.

289
Q

Leg de globale toepassing van successierechten uit en hoe deze zijn beïnvloed door de zesde staatshervorming.

A

Successierechten hebben een globaal toepassingsgebied waarbij het wereldvermogen van de overledene wordt belast. Na de zesde staatshervorming zijn successierechten gewestbelastingen geworden.

290
Q

Hoe worden goederen verkregen door overlijden belast volgens de successierechten?

A

Goederen verkregen door overlijden worden belast ongeacht de wijze van verkrijging, zoals wettelijke devolutie, testamentaire devolutie of contractuele devolutie.

291
Q

Wat gebeurt er als iemand verdwijnt en het onbekend is of die persoon overleden is volgens de successierechten?

A

Bij het verdwijnen van een persoon zonder zekerheid over overlijden, wordt een bijzondere procedure genaamd ‘verklaring’ gevolgd om hiermee om te gaan.

292
Q

Beschrijf het concept van levensverzekering en hoe het vermogensaangroei veroorzaakt bij overlijden. Hoe worden dergelijke vermogensoverdrachten belast volgens successierechten?

A

Een levensverzekering resulteert in kapitaaluitkering bij overlijden, wat vermogensaangroei veroorzaakt. Deze overdrachten worden belast in successierechten door fictiebepalingen die vermogensoverdrachten met een legaat gelijkstellen.

293
Q

Wat zijn de vier mogelijkheden op basis waarvan men kan erven en onderworpen kan worden aan successierechten?

A

Men kan erven en onderworpen worden aan successierechten door wettelijke devolutie, testamentaire devolutie, contractuele devolutie en fictiebepalingen.

294
Q

Leg uit hoe successierechten werken voor Belgische rijksinwoners en niet-Belgische rijksinwoners. Wat is het toepassingsgebied van successierechten?

A

Belgische rijksinwoners worden belast op hun wereldwijd patrimonium, terwijl niet-Belgische rijksinwoners alleen belast worden op hun onroerend patrimonium in België. Successierechten hebben een globaal toepassingsgebied.

295
Q

Wat is het recht van overgang bij overlijden en wanneer is het van toepassing? Hoe verschilt dit voor rijksinwoners en niet-rijksinwoners in België?

A

Het recht van overgang bij overlijden is een vorm van successierecht voor niet-rijksinwoners die onroerende goederen in België bezitten. Niet-rijksinwoners betalen successierechten enkel op in België gelegen onroerende goederen.

296
Q

Beschrijf het verschil tussen eigenlijke successierechten en het recht van overgang bij overlijden.

A

Successierechten worden geheven bij vermogensoverdracht door overlijden van een rijksinwoner, wereldwijd. Recht van overgang bij overlijden geldt voor niet-rijksinwoners met onroerend goed in België.

297
Q

Hoe kan globale belasting leiden tot dubbele belasting in successierechten?

A

Het belasten van wereldwijd vermogen kan dubbele belasting veroorzaken. Dubbele belasting is toegestaan in successierechten, tenzij specifieke uitzonderingen zoals dubbele belastingverdragen van toepassing zijn.

298
Q

Wat is de eenzijdige maatregel in artikel 17 W. Succ - 2.7.5.0.4 VCF met betrekking tot erfgenamen in het buitenland?

A

Erfgenamen die al successierechten in het buitenland hebben betaald, kunnen deze belasting direct verrekenen met de Belgische belasting, wat leidt tot belastingvermindering.

299
Q

Leg uit wat geregionaliseerde belasting inhoudt en geef een voorbeeld.

A

Geregionaliseerde belasting verwijst naar belastingen die onder de bevoegdheid van de regio vallen. Een voorbeeld is de bevoegdheidsverdeling bij successierechten tussen de federale staat en de gewesten in België.

300
Q

Beschrijf de bevoegdheden van de federale regering en de gewesten met betrekking tot successierechten in België.

A

De federale regering is bevoegd voor belastbare materie en het bestaan van de belasting, terwijl gewesten successierechten niet kunnen afschaffen. Ze kunnen enkel het tarief op nul zetten.

301
Q

Wat zijn successierechten en hoe worden ze bepaald in België?

A

Successierechten zijn geregionaliseerde belastingen die het wereldwijd vermogen belasten. De bevoegdheid om successierechten te heffen wordt bepaald op basis van localisatiecriteria, zoals fiscale woonplaats.

302
Q

Leg uit hoe de locatie van de fiscale woonplaats de verschuldigde successierechten in België beïnvloedt.

A

In België zijn successierechten verschuldigd in het gewest van de fiscale woonplaats. Bij verhuis tussen gewesten geldt een uitzondering voor de laatste vijf jaar voor het overlijden.

303
Q

Wat zijn de verschillen in het heffen van successierechten bij overlijden van rijksinwoners en niet-rijksinwoners in België?

A

Bij rijksinwoners zijn successierechten verschuldigd in het gewest van de fiscale woonplaats, terwijl bij niet-rijksinwoners de belasting wordt geheven in het gewest waar het onroerend goed gelegen is, tenzij er onroerende goederen zijn in meerdere gewesten.

304
Q

Beschrijf de situaties die een vermogensaangroei met zich meebrengen en niet rechtstreeks verbonden zijn met devolutie. Hoe worden schulden die alleen bij testament zijn erkend behandeld in de successierechten?

A

Situties zoals bedingen ten behoeve van een derde en overdrachten ten bezwarende titel met voorbehoud van vruchtgebruik vallen buiten het erfrecht. Schulden erkend bij testament worden beschouwd als legaat en belast als legataris.

305
Q

Hoe worden geveinsde schuldbekentenissen onder de levenden behandeld in de successierechten?

A

Geveinsde schuldbekentenissen onder de levenden worden beschouwd als legaat en belast als legataris. Dit betreft de erkenning van schuld in een akte onder de levenden, schijnbaar onder bezwarende titel.

306
Q

Beschrijf het fiscaal statuut van schenkingen van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde van overlijden van de schenker in de successierechten.

A

Onder de fictiebepaling vallen schenkingen van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van overlijden. Dit voorkomt misbruik van schenkingsregelingen om erfbelasting te ontwijken. De eigendomsoverdracht gebeurt pas bij overlijden, waardoor het als legaat wordt beschouwd.

307
Q

Hoe wordt de ongelijke verdeling van huwgemeenschappen fiscaal behandeld in de successierechten?

A

In het huwelijkscontract kunnen echtgenoten een clausule opnemen voor een ongelijke verdeling van huwgemeenschappen bij overlijden. Dit wordt geregeld in Artikel 5 W. Succ. en 2.7.1.0.4 VCF, waarbij de langstlevende meer kan erven.

308
Q

Wat gebeurt er als een schenking wordt gedaan met voorbehoud van vruchtgebruik?

A

Bij een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik behoudt de schenker het recht om het goed te gebruiken. Pas bij overlijden van de schenker wordt de ontvanger volledig eigenaar, zonder onder de fictiebepalingen te vallen.

309
Q

Beschrijf het concept van een keuzebeding in huwelijksovereenkomsten en leg uit hoe het verschilt van een legaat.

A

Een keuzebeding in huwelijksovereenkomsten geeft de langstlevende partner de optie om een clausule te activeren of het wettelijk erfrecht te volgen. Bij een ongelijke verdeling wordt dit gezien als een legaat ten voordele van de langstlevende partner.

310
Q

Wat zijn de fiscale implicaties van schenkingen en handgiften in de successierechten volgens Artikel 7 W. Succ. en 2.7.1.0.5. VCF?

A

Schenkingen zijn onderworpen aan schenkingsrechten, die lager zijn dan successierechten. Schenkingen van onroerende goederen in de rechte lijn kunnen belast worden met een schenkingsrecht van 3%. Roerende goederen kunnen geschonken worden zonder schenkingsrecht, maar bij overlijden binnen 3 jaar worden ze toch belast met successierechten.

311
Q

Hoe worden nalatenschappen belast in Vlaanderen volgens het schijfsysteem bij successierechten?

A

In Vlaanderen wordt erfbelasting geheven volgens een schijfsysteem: 3% op de eerste schijf van 0-50.000 euro, 9% op de schijf van 50.000-250.000 euro, en 27% op de schijf boven 250.000 euro. Bij een nalatenschap van 1,5 miljoen euro zou er 27% erfbelasting betaald worden.

312
Q

Leg uit wat er gebeurt als een schenker binnen 3 jaar na een handgift overlijdt en hoe dit van invloed is op de successierechten.

A

Als een schenker binnen 3 jaar na een handgift overlijdt, wordt de schenking toch belast met successierechten. Ondanks dat de schenking uit het vermogen van de schenker verdwenen is, zal deze belast worden als onderdeel van de nalatenschap.

313
Q

Beschrijf de regeling in Wallonië met betrekking tot schenkingen, handgiften en bankgiften voorafgaand aan overlijden en hoe deze van 3 naar 5 jaar is verlengd.

A

In Wallonië moeten schenkingen van roerende goederen binnen 5 jaar voor overlijden nog erfbelasting betalen. Onroerende goederen zijn onderworpen aan registratierechten. Bij overlijden binnen 3 jaar na een handgift geldt erfbelasting.

314
Q

Hoe kunnen mensen in Wallonië erfbelasting ontwijken door gebruik te maken van handgiften en bankgiften voorafgaand aan overlijden?

A

In Wallonië kunnen mensen erfbelasting ontwijken door handgiften en bankgiften te doen voor overlijden. Een geregistreerde schenking kan helpen om aan hoge successierechten te ontsnappen.

315
Q

Leg uit hoe de fictiebepaling in Wallonië werkt met betrekking tot niet-geregistreerde handgiften en bankgiften.

A

In Wallonië geldt een fictiebepaling voor niet-geregistreerde handgiften en bankgiften. Bij overlijden van de schenker binnen 3 jaar na de schenking, zijn er successierechten verschuldigd.

316
Q

Wat is het belangrijkste probleem bij handgiften en bankgiften in Wallonië en hoe kan dit worden aangepakt?

A

Het grootste probleem bij handgiften en bankgiften in Wallonië is het bewijs van de start van de verdachte periode. Voor effectenportefeuilles en spaargelden is dit makkelijker aan te tonen dan voor kunstwerken en juwelen.

317
Q

Beschrijf wat er gebeurt met een spaarrekening van grootouders die vrijkomt voor kleinkinderen en hoe dit kan leiden tot erfbelasting.

A

Dit scenario wordt beschouwd als een legaat en onderworpen aan erfbelasting. Als een grootouder overlijdt terwijl het kleinkind nog minderjarig is, moet het kleinkind contractueel wachten tot een bepaalde leeftijd voordat het kapitaal kan worden opgenomen, wat ook erfbelasting met zich meebrengt.

318
Q

Leg uit wat een beding ten behoeve van een derde inhoudt en geef twee voorbeelden.

A

Een beding ten behoeve van een derde kan door de overledene of door een derde gemaakt worden. Bijvoorbeeld, een levensverzekering met de broer als begunstigde of een bankrekening met een ongevallenverzekering waarbij bij overlijden een bedrag wordt uitgekeerd aan derden.

319
Q

Hoe werkt een beding ten behoeve van zichzelf en wat is het doel ervan?

A

Een beding ten behoeve van zichzelf valt buiten de toepassing van artikel 8 van de Wet op de Successierechten. Het is een techniek om erfbelasting te ontwijken door levensverzekeringen om te zetten in beleggingsverzekeringen, zoals tak 21 en tak 23.

320
Q

Beschrijf het concept van een schenking onder last en hoe dit verband houdt met levensverzekeringen tak 21 en tak 23.

A

Een schenking onder last houdt in dat de ontvanger (dochter) een bedrag (bijv. 100.000 euro) ontvangt onder de voorwaarde om dit te beleggen in een levensverzekering tak 21 of tak 23. De verzekeringsnemer is de dochter, de verzekerde is de vader en de dochter is de begunstigde.

321
Q

Wat is een gesplitste aankoop en wat zijn de fiscale gevolgen ervan in de successierechten?

A

Een gesplitste aankoop is een overdracht tijdens het leven van de erflater met voorbehoud van vruchtgebruik of een ander levenslang recht. Dit wordt gezien als een fictiebepaling en kan leiden tot bedekte bevoordeling in de successierechten.

322
Q

Leg uit wat een beding ten behoeve van zichzelf inhoudt in het kader van levensverzekeringen.

A

Een beding ten behoeve van zichzelf betekent dat de verzekeringsnemer (dochter) en begunstigde dezelfde persoon zijn, terwijl de verzekerde een andere persoon is (vader). Bij overlijden van de verzekerde moet de verzekeraar uitkeren aan de begunstigde.

323
Q

Beschrijf de voorwaarden voor de latere verwerving van de volle eigendom door de zoon na het overlijden van de vader en hoe dit kan worden beschouwd als een bevoordeling die onderworpen is aan successierechten.

A

De latere verwerving van de volle eigendom door de zoon na het overlijden van de vader wordt gezien als een bevoordeling die successierechten kan opleveren, tenzij kan worden aangetoond dat er geen sprake is van bevoordeling. Dit tegenbewijs kan worden geleverd door te bewijzen dat de zoon voldoende eigen middelen had om de naakte eigendom te kopen.

324
Q

Hoe wordt de belastbare grondslag samengesteld bij successierechten en wat omvat deze grondslag?

A

De belastbare grondslag bij successierechten omvat het wereldvermogen van de erflater. Dit omvat alle in geld waardeerbare goederen ongeacht aard of ligging, eigendommen op de dag van overlijden en goederen die overgaan naar erfgenamen, legatarissen en begiftigden.

325
Q

Leg uit hoe de schulden worden verrekend bij het bepalen van de belastbare grondslag voor successierechten.

A

Bij het bepalen van de belastbare grondslag voor successierechten worden schulden afgetrokken van het bruto actief. Na aftrek van schulden, toepassing van vergoedingsregeling tussen echtgenoten en buitenlandse successiebelasting, wordt het netto actief belast.

326
Q

Beschrijf de aftrek van schulden in de successierechten.

A

Alle schulden van de overledene op de dag van overlijden zijn aftrekbaar van het bruto actief van de nalatenschap. Dit omvat huishoudelijke uitgaven, leningsschulden, schulden i.v.m. handelszaken en fiscale schulden.

327
Q

Hoe werkt de forfaitaire aftrek van schulden in het Vlaams Gewest?

A

In het Vlaams Gewest is er een regeling waarbij schulden van de overledene en huwgemeenschap forfaitair kunnen worden afgetrokken, niet cumuleerbaar, met specifieke bedragen zoals 1500 euro voor persoonlijke schulden.

328
Q

Wat zijn de aftrekbare begrafeniskosten in de successierechten?

A

Aftrekbare begrafeniskosten omvatten repatriëring, begrafenisceremonie en crematie. Niet aftrekbaar zijn o.a. rouwkledij en kosten voor grafonderhoud.

329
Q

Leg uit hoe het verschil tussen actief en passief de grondslag vormt voor successierechten.

A

Het verschil tussen het actief en passief van de nalatenschap bepaalt de basis voor de successierechten die erfgenamen moeten betalen.

330
Q

Wat is het verhaal van niet-rijksinwoners met onroerende goederen in België bij overlijden?

A

Bij het recht van overgang bij overlijden betalen erfgenamen belasting op de waarden van de onroerende goederen van niet-rijksinwoners die overlijden maar onroerend bezit hebben in België.

331
Q

Beschrijf de aftrek van buitenlandse belasting in de successierechten in Wallonië.

A

In Wallonië hebben inwoners van buiten de Europese economische ruimte recht op een schuldenaftrek. Buitenlandse successiebelasting betaald op roerend of onroerend goed is een belastingvermindering.

332
Q

Hoe worden goederen gewaardeerd in de successierechten volgens de regels in Wallonië?

A

Goederen in de nalatenschap moeten worden gewaardeerd op hun verkoopwaarde op datum van overlijden. Erfgenamen moeten zelf de waardering uitvoeren, tenzij uitzonderingen van toepassing zijn.

333
Q

Wat zijn de regels voor waardering van goederen in de successierechten in Wallonië?

A

De goederen moeten geschat worden op hun verkoopwaarde op datum van overlijden. Erfgenamen moeten zelf de waardering uitvoeren, met uitzonderingen voor buitenlandse onroerende goederen.

334
Q

Beschrijf de verschillende data waarop aandelen en obligaties die genoteerd of openbaar zijn, gewaardeerd kunnen worden volgens de Belgische wetgeving.

A

Aandelen en obligaties die genoteerd of openbaar zijn, kunnen gewaardeerd worden op de datum van overlijden zelf, dezelfde dag in de daaropvolgende 2 maanden, of volgens koersinformatie beschikbaar in gespecialiseerde bronnen.

335
Q

Hoe wordt de waardering van vruchtgebruik bepaald volgens de Belgische wetgeving?

A

De waardering van vruchtgebruik gebeurt aan de hand van een forfaitaire waarderingstabel in de wet, waarbij 1 jaar vruchtgebruik gelijk is aan 4% van de waarde van de volle eigendom, gekoppeld aan de leeftijdscoëfficiënt van de vruchtgebruiker.

336
Q

Wat is de rol van een voorafgaande schatting bij het voorkomen van fouten in de waardering van erfgoederen volgens de Belgische successierechten?

A

Een voorafgaande schatting kan worden aangevraagd bij de fiscus om fouten te voorkomen en sancties te vermijden, vooral bij het onderschatten van de waarde van onroerend goed, wat zware sancties kan opleveren.

337
Q

Leg uit hoe de regels voor voorafgaande schatting verschillen tussen Brussels, Wallonië en Vlaanderen volgens de Belgische wetgeving.

A

In Brussels en Wallonië geldt de voorafgaande schatting voor alle erfgoederen, terwijl in Vlaanderen deze enkel van toepassing is op onroerende goederen. Dit verschil wordt bepaald door specifieke artikelen in de wetgeving.

338
Q

Beschrijf de verplichting tot het indienen van een aangifte volgens de Wet op de Successierechten en Vermogensbelasting in België.

A

Erfgenamen, algemene legatarissen en begiftigden moeten aangifte doen, zelfs bij testamenten met bijzondere legaten. Hun aangifte is bindend voor bijzondere legatarissen. Bij in gebreke blijven van erfgenamen kunnen bijzondere legatarissen worden opgeroepen.

339
Q

Hoe wordt de aangiftetermijn voor overlijden in België en in het buitenland bepaald volgens de Wet op de Successierechten?

A

De aangifte moet binnen 4 maanden voor een overlijden in België, 5 maanden voor een overlijden binnen de Europese Economische Ruimte en 6 maanden voor een overlijden buiten de Europese Economische Ruimte worden ingediend.

340
Q

Definieer de parameters die het toepasselijk tarief bepalen in de successierechten volgens de Belgische wetgeving.

A

Het tarief wordt bepaald door de omvang van het netto-actief en de graad van bloed- of aanverwantschap. Hoe hoger het netto-actief, hoe hoger de belastingdruk. Hoe dichter de bloed- of aanverwantschap, hoe lager de tarieven.

341
Q

Wat zijn de criteria om te bepalen welk gewest bevoegd is voor het heffen van successierechten in België?

A

Het gewest wordt bepaald volgens de localisatiecriteria van artikel 5, §1, 4° BFW. Dit bepaalt het toepasselijke tarief voor de successierechten.

342
Q

Beschrijf het rechtelijnstarief tussen partners in het Vlaams Gewest in de successierechten volgens de Belgische wetgeving.

A

Het rechtelijnstarief tussen partners in het Vlaams Gewest in de successierechten is een progressief tarief dat afhangt van de graad van verwantschap. Hoe dichter de verwantschap, hoe lager de tarieven.

343
Q

Beschrijf hoe de tarieven voor successierechten worden berekend in België en leg het concept van gesplitste taxatie uit.

A

De tarieven voor successierechten worden berekend op het individueel erfdeel per erfgenaam. Gesplitste taxatie houdt in dat roerende en onroerende goederen apart worden belast om belastingvoordelen te behalen.

344
Q

Hoe verschillen de tarieven voor successierechten tussen het Vlaams Gewest, Brussels Gewest en Waals Gewest in België?

A

In het Vlaams Gewest zijn de tarieven 3% tot 50.000 euro, 9% tussen 50.000 en 250.000 euro, en 27% boven 250.000 euro. In het Brussels Gewest variëren ze van 3% tot 30%, en in het Waals Gewest van 3% tot 30%.

345
Q

Leg uit hoe de tarieven voor successierechten worden toegepast tussen broers en zussen in het Vlaams, Brussels en Waals Gewest in België.

A

Voor broers en zussen wordt het tarief berekend op het individueel erfdeel zonder opsplitsing tussen roerend en onroerend vermogen. In het Vlaams Gewest is er geen gesplitste taxatie, terwijl die in het Brussels en Waals Gewest wel plaatsvindt.

346
Q

Beschrijf de tarieven voor erfgenamen tussen broers en zussen in het Brussels Gewest volgens artikel 48 WSucc.

A

In het Brussels Gewest gelden tarieven van 20% tot 65% afhankelijk van het geërfde bedrag tussen broers en zussen, met stappen van 12.500 euro tot 250.000 euro.

347
Q

Hoe worden de successierechten berekend voor ooms, tantes, neven en nichten in het Waals Gewest volgens artikel 48 W. Succ?

A

In het Waals Gewest worden tarieven van 25% tot 65% toegepast op het geërfde bedrag tussen ooms, tantes, neven en nichten, met stappen van 12.500 euro tot 175.000 euro.

348
Q

Definieer het tarief voor erfgenamen tussen ooms, tantes, neven en nichten in het Brussels Gewest volgens artikel 48 W. Succ.

A

In het Brussels Gewest gelden tarieven van 35% tot 70% op het geërfde bedrag tussen ooms, tantes, neven en nichten, met stappen van 50.000 euro tot boven 175.000 euro.

349
Q

Beschrijf hoe de successierechten worden toegepast op erfgenamen tussen anderen in het Vlaams Gewest volgens artikel 2.7.4.1.1 ev VCF.

A

In het Vlaams Gewest wordt de totale erfenis samengevoegd en belast, zonder onderscheid tussen roerend en onroerend vermogen, met tarieven toegepast op het totaal van de netto-verkrijgingen van alle erfopvolgers.

350
Q

Beschrijf de tarieven voor erfenisrechten in het Vlaams Gewest, Brussels Gewest en Waals Gewest en leg uit hoe deze worden toegepast.

A

In het Vlaams Gewest gelden tarieven van 25% tot 35.000 euro, 45% tussen 35.000 en 75.000 euro, en 55% boven 75.000 euro. In het Brussels Gewest varieert het tussen 40% en 80%, terwijl het in het Waals Gewest tussen 30% en 90% ligt. Deze tarieven worden toegepast op de netto-verkrijging van de erfgenamen.

351
Q

Hoe verschilt de behandeling van echtgenoten en samenwonenden inzake successierechten in het Vlaams Gewest, Brussels Gewest en Waals Gewest?

A

In het Vlaams Gewest worden gehuwden en wettelijk samenwonenden gelijkgesteld. Feitelijk samenwonenden worden ook gelijkgesteld onder voorwaarden. In het Brussels Gewest geldt een tarief op de som van de netto-verkrijging van alle erfopvolgers. In het Waals Gewest gelden vergelijkbare regels, waarbij testamenten nodig zijn voor samenwonenden om van elkaar te erven.

352
Q

Wat was het gevolg van het verhogen van het tarief voor erfenisrechten in Wallonië en welke juridische stappen werden ondernomen?

A

Wallonië verhoogde het tarief van 80% naar 90%, maar dit werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof omdat het niet in overeenstemming was met de Grondwet. Een beroep tot vernietiging werd ingediend vanwege de onverenigbaarheid met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet.

353
Q

Beschrijf de verschillen in successierechten tussen het Vlaams Gewest, Brussels Gewest en Waals Gewest met betrekking tot wettelijke samenwonenden, feitelijk samenwonenden en echtgenoten.

A

In het Vlaams Gewest worden feitelijk samenwonenden gelijkgesteld aan echtgenoten, terwijl in het Brussels Gewest wettelijke samenwonenden en echtgenoten gelijkgesteld worden. In het Waals Gewest worden feitelijk samenwonenden echter niet gelijkgesteld en betalen zij tot 80% successierechten.

354
Q

Hoe wordt het gunstregime van gesplitste taxatie toegepast in het Vlaams Gewest voor successierechten?

A

Gesplitste taxatie in het Vlaams Gewest geldt enkel voor rechte lijn en partners. Tarieven worden individueel berekend voor roerend en onroerend vermogen, wat progressief voordeel oplevert.

355
Q

Leg uit wat het rechtelijnstarief inhoudt voor kinderen en gelijkstellingen in de successierechten in het Brussels Gewest.

A

In het Brussels Gewest wordt het rechtelijnstarief uitgebreid met adoptiekinderen en zorgkinderen. Zorgkinderen zijn niet biologisch verwant aan de erflater maar hebben minstens 1 jaar ononderbroken samengewoond.

356
Q

Wat zijn de voorwaarden voor opvangkinderen om in het Waals Gewest gelijkgesteld te worden met biologische kinderen voor successierechten?

A

Opvangkinderen moeten voor hun 21e gedurende 6 jaar ononderbroken bij de erflater hebben ingewoond om in het Waals Gewest gelijkgesteld te worden met biologische kinderen voor successierechten.

357
Q

Beschrijf de verlaagde tarieven voor legaten in het Vlaams/ Brussels/ Waals Gewest en welke entiteiten in aanmerking komen voor deze verlaagde tarieven.

A

In het Vlaams Gewest gelden verlaagde tarieven voor legaten, zoals een 0% tarief voor entiteiten zoals het Vlaams Gewest, gemeenten, VZW’s en ziekenfondsen. In het Brussels Gewest is er een verminderd tarief van 7% voor bepaalde entiteiten. In het Waals Gewest geldt een verminderd tarief van 5,5% voor bepaalde entiteiten en 7% voor VZW’s en ziekenfondsen.

358
Q

Hoe wordt het fiscaal statuut van familiale ondernemingen en aandelen van een familiale vennootschap behandeld in het Vlaams/ Brussels/ Waals Gewest?

A

In het Vlaams Gewest geldt een vast tarief van 3% of 7% voor het erven van familiale ondernemingen of aandelen van een familiale vennootschap, afhankelijk van de relatie. Voorwaarden omvatten o.a. een actieve vennootschap en behoud van personeelsbestand. In het Brussels Gewest geldt een vergelijkbaar tarief met andere voorwaarden. In het Waals Gewest geldt een volledige vrijstelling.

359
Q

Beschrijf de vriendenerfenisregeling in Vlaanderen en leg uit hoe het werkt.

A

In Vlaanderen is de vriendenerfenis in het leven geroepen om belastingvermindering te bieden aan vrienden die van elkaar erven. Tot maximaal 15.000 euro van de erfenis kan worden toebedeeld aan een persoon, die dan een belastingvermindering van 22% krijgt op de eerste schijf. Dit betekent dat die persoon slechts 3% belasting betaalt in plaats van 25% op die 15.000 euro.

360
Q

Hoe werkt de voetvrijstelling (abattement) in het Brussels Gewest voor partners en in rechte lijn?

A

In het Brussels Gewest is er een abattement van 15.000 euro voor partners en in rechte lijn. Er is geen gesplitste taxatie, dus roerend en onroerend vermogen worden samen belast. Partners, echtgenoten en samenwonenden genieten van deze vrijstelling en er is een bij-abattement voor kinderen onder de 21 jaar.

361
Q

Leg de voetvrijstelling (abattement) in het Waals Gewest uit voor partners en in rechte lijn.

A

In het Waals Gewest is er een abattement van 12.500 euro voor partners en in rechte lijn. Erfgenamen tot de tweede graad die erven van een minderjarige kunnen ook profiteren van een bij-abattement van 12.500 euro. Daarnaast is er een bij-abattement voor kinderen onder de 21 jaar en voor de langstlevende partner of samenwonende.

362
Q

Beschrijf de vrijstelling van legaten in het Brussels gewest en welke entiteiten hiervan vrijgesteld kunnen worden van successierecht.

A

In het Brussels Gewest kunnen legaten aan de overheid vrijgesteld worden van successierecht. Dit geldt voor het Brussels gewest, Vlaamse en Waalse gewest, en de Vlaamse en Franse gemeenschapscommissie.

363
Q

Hoe ziet het fiscaal statuut van de gezinswoning eruit in de successierechten van het Vlaams Gewest?

A

In het Vlaams Gewest is de gezinswoning vrijgesteld van belastingheffing voor de langstlevende partner bij overlijden van de andere partner. Er geldt een vereiste van 3 jaar samenwoning (of 1 jaar bij verlaagd tarief) om van deze vrijstelling te genieten.

364
Q

Wat zijn de sociale vrijstellingen in de successierechten in het Vlaams Gewest?

A

In het Vlaams Gewest zijn er sociale vrijstellingen volgens Artikel 2.7.6.0.6. VCF. Deze vrijstellingen zijn van toepassing op bepaalde situaties die een sociale impact hebben bij successie.

365
Q

Wat is belastingrecht en wat regelt het?

A

Synoniem: fiscaal recht

Het belastingrecht regelt de wijze waarop overheid een (financiële) prestatie kan vorderen van de rechtssubjecten.

Het belastingrecht omvat volgende onderdelen
- Rechtsgrond van de belastingbevoegdheid
o Wiekanbelastingenheffen?
- Toepassingsgebied van de belasting
o Wiewordtbelast,watwordtbelastenhoewordterbelast?
- Dwangmaatregelen van de overheid
o Controle,sanctioneringeninvordering
- Fiscale geschillenbeslechting
o Hoekaneenbelastingbetwistworden?

366
Q

Wat is belastingrecht en wat regelt het?

A

Synoniem: fiscaal recht

Het belastingrecht regelt de wijze waarop overheid een (financiële) prestatie kan vorderen van de rechtssubjecten.

Het belastingrecht omvat volgende onderdelen
- Rechtsgrond van de belastingbevoegdheid
o Wiekanbelastingenheffen?
- Toepassingsgebied van de belasting
o Wiewordtbelast,watwordtbelastenhoewordterbelast?
- Dwangmaatregelen van de overheid
o Controle,sanctioneringeninvordering
- Fiscale geschillenbeslechting
o Hoekaneenbelastingbetwistworden?