Financiële Zelfredzaamheid H1,2,3,4 Flashcards

1
Q

Schadeverzekeringen

A

Om financiële schade van een voorval te dekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zorgverzekering

A

Verplichte verzekering voor ziektekosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zorgtoeslag

A

Tegemoetkoming overheid in de kosten van de zorgverzekering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Inboedelverzekering

A

Verzekering voor schade in huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opstalverzekering

A

Verzekering voor schade buitenkant huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aansprakelijkheidsverzekering

A

Verzekering voor schade aan derden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Levensverzekeringen

A

Uitkering op leven/overlijden van persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uitvaartverzekering

A

Verzekering bij het overlijden van een persoon voor de uitvaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lijfrenteverzekering

A

Uitkering die je krijgt na pensioen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Overlijdensrisicoverzekering

A

Verzekering om schulden af te lossen na je dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Consumptief krediet

A

Lenen om consumptieve doeleinden te financieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kredietnemer

A

Iemand die geld leent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kredietgever

A

De bank die geld verschaft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kredietkosten

A

De kosten van een krediet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Persoonlijke lening

A

Lening voor de aanschaf van duurzame consumptiegoederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aflossingsbestanddeel

A

Deel van vaste maandlasten zonder rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Rentebestanddeel

A

Deel van vaste maandlasten (alleen de rente)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Annuïteit

A

Periodiek gelijkblijvend bedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Doorlopend krediet

A

Consumptief krediet waarbij je van tevoren een kredietlimiet afspreekt en waarbij je alleen rente betaald op het opgenomen bedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kredietlimiet

A

Maximaal te lenen bedrag

21
Q

Huurkoop

A

Manier van betalen waarbij je bij het laatste termijn eigenaar bent

22
Q

Koop op afbetaling

A

Manier van betalen waarbij je meteen eigenaar bent

23
Q

Enkelvoudige interest

A

Wanneer de interest word berekend op het oorspronkelijke kapitaal of de schuld in een bepaalde periode

24
Q

Samengestelde interest

A

Wanneer de interest word berekend over alles

25
Q

Huurbescherming

A

Bescherming die je krijgt zodra je iets huurt tegen het gevaar dat de verhuurder de huur opzegt

26
Q

Makelaar

A

De persoon die helpt bij het onderhandelen van de prijs van een woning

27
Q

Taxateur

A

Persoon die inschatting maakt over prijs van een woning

28
Q

Hypotheekadviseur

A

Persoon die helpt bij het afsluiten van een hypotheeklening

29
Q

Notaris

A

Persoon verplicht in te schakelen bij het kopen van een woning. Alleen deze persoon mag een notariële akte opmaken

30
Q

Notariële akte

A

Document met eigendomsakte en hypotheekakte

31
Q

Hypothecaire lening

A

Lening met onroerend goed als onderpand

32
Q

Recht van hypotheek

A

Recht om onderpand op te eisen

33
Q

Hypotheekgever

A

Iemand die geld leent

34
Q

Hypotheeknemer

A

Bank die geld verschaft

35
Q

Gedekt krediet

A

De kredietnemer heeft zekerheid gegeven waarop de kredietgever zich kan verhalen wanneer de kredietnemer niet aan zijn verplichtingen doet

36
Q

Ongedekt krediet

A

Kredietgever heeft geen enkele zekerheid of kredietnemer aan de verplichtingen doet

37
Q

Hypotheekrenteaftrek

A

Rente die over hypotheeklening wordt betaald, mag door belasting in minderheid worden gebracht

38
Q

Bruto lasten

A

Aflossing met rente

39
Q

Netto lasten

A

Hypotheeklasten zonder belastinggeld

40
Q

Inkomensheffing

A

Bestaat uit belasting en premies

41
Q

Aftrekposten

A

Rente op je hypothecaire lening mag je van je bruto inkomen aftrekken

42
Q

Belastbaar inkomen

A

Bruto jaarinkomen - aftrekposten

43
Q

Heffingskorting

A

Korting die je krijgt op je belasting

44
Q

Netto jaarinkomen

A

Bruto jaarinkomen-heffingsbedrag

45
Q

Lineaire hypotheek

A

Je lost steeds met hetzelfde bedrag belastingvoordeek over rente

46
Q

Netto rentelasten

A

Rente-belastingaftrek

47
Q

Bruto rentelasten

A

Alle rente

48
Q

Annuïteitenhypotheek

A

Je betaald iedere maand hetzelfde bedrag

49
Q

Aflossingsplan

A

Overzicht schuld begin en eind periode