Financiële zelfredzaamheid 5/7 Flashcards

1
Q

samengestelde interest

A

wanneer je rente op rente krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eindwaarde

A

het bedrag aan het eind van de periode: kn=ko x (1+p/100)^n

kn=eindwaarde kapitaal ko=beginwaarde kapitaal p=interestpercentage n=aantal perioden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

contante waarde

A

beginwaarde van een kapitaal, deze kun je berekenen met de eindwaarde: ko=kn /(1+p/100)^n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verplicht sparen

A

bijvoorbeeld met een pensioenfonds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pensioenfonds

A

Fonds die je verplicht om geld te sparen voor je pensioen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kapitaaldekkingsstelsel

A

Sparen en uitgekeerd krijgen van je zelf gespaarde pensioen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vrijwillig sparen

A

Sparen op bijvoorbeeld een spaarrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Direct opneembare spaartegoeden

A

Je kunt zo der extra kosten op ieder moment geld van je spaarrekening afhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Niet direct opbeembare spaartegoeden

A

Je geld staat vast voor een bepaalde periode, wanneer je het er eerder vanaf haalt wordt je beboet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Individueel pensioenstelsel

A

Je spaart voor je eigen pensioen en bij overlijden gaat geld naar erfgenamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Collectief pensioenstelsel

A

Je spaart tot je genoeg hebt voor je levensverwachting, risico’s worden afgedekt door collectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rendement

A

Rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aandeel

A

Eigendomsbewijs van een onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beurskoers

A

Prijs die je betaald voor een aandeel, wijkt af van de nominale waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Obligaties

A

Stukjes van de lening die worden opgesplitst bij een obligatielening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nominale waarde

A

Waarde die op de obligatie staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Koerswaarde

A

Nominale vermenigvuldigen met de beurskoers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Marktrente

A

Op een bepaald moment geldige rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Couponrente

A

Rente die een obligatie oplevert

20
Q

Beleggingsfonds

A

Alle aandelen op de beurs staan hierbij genoteerd

21
Q

Effectenbeurs

A

Plaats waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten

22
Q

Trouwen in beperkte gemeenschap van goederen

A

Vermogen en schulden van voor het huwelijk blijven privébezit en tijdens het huwelijk valt in gemeenschap van goederen

23
Q

Trouwen in gemeenschap van goederen

A

Alle bezittingen en schulden van ook voor het huwelijk vallen in gemeenschap

24
Q

Trouwen op huwelijkse voorwaarden

A

Wanneer iemand niet in beperkte gemeenschap van goederen wil trouwen worden er afspraken gemaakt wat privébezit is en wat niet

25
Geregistreerd partnerschap
Privébezittingen blijven prive
26
Partnerschapsvoorwaarden
Regels over bezittingen
27
Samenwonen zonder samenlevingscontract
Mensen die ongehuwd of niet als geregistreerd partnerschap gaan samenwonen
28
Boedelscheiding
De schulden en bezittingen moeten worden verdeeld over beide partijen
29
Kinderalimentatie
Afspraken over welke taken beide ouders hebben voor de zorg van de kinderen
30
Verdeling van pensioenrechten
Pensioenrechten moeten verdeeld worden
31
Ouderschapsplan
Plan die ouders moeten hebben over de zorg van hun kinderen na de scheiding
32
Mediator
Iemand die helpt bij het oplossen van conflicten bij een scheiding
33
Nabestaandenpensioen
Uitkering die mensen krijgen als jij overlijdt voordat je je pensioen hebt kunnen krijgen
34
Erfgenamen
Personen die je geld en bezittingen krijgen zodra je komt te overlijden
35
Erfbelasting en vrijstelling
Belasting die je moet betalen over je erfenis, soms krijg je een vrijstelling
36
Zuiver aanvaarden
Een erfenis aannemen
37
Verwerpen van de erfenis
De erfenis niet aannemen door de hoge schulden
38
Beneficair aanvaarden
Je geeft aan dat je alleen de erfenis aanvaard, als het positief is
39
Testament
Je kunt hiermee zelf aangeven wie je erfenis krijgt
40
Interven
Kind geen erfenis geven
41
Legitieme portie
De helft van het erfdeel waar de kinderen recht op hebben wanneer er geen testament is
42
Schenken met overeenkomst om niet
De schenker schenkt iets ten koste van zijn eigen vermogen
43
Schenken op papier
Je schenkt iets via en onderhandse of notariële akte, het bedrag wordt een schuld
44
Schenkbelasting
Belasting die over direcht schenken wordt betaald
45
Vrijstelling bij schenken aan ANBI
Wanneer je hieraan schenkt betaal je geen belasting