Filosofie 2 Flashcards
Intentionaliteit
(Husserl) De openheid op de dingen van het bewustzijn. Het bewustzijn kan enkel bestaan als er iets is waarvan het zich bewust is; er is dus een wederzijdse betrokkenheid van bewustzijn en fenomenen.
Egypticisme
(Nietzsche) Vroegere filosofen hebben van de levende werkelijkheid begrippenmummies gemaakt. Ze doen alsof er een eeuwig en onveranderlijk ‘zijn’ is. Zo wordt het concrete als leugenachtig afgeschilderd en het abstracte als enige waarheid. Het waren Achterwereldsen! Ze kunnen de wereld niet aan!
Categorische imperatief
De wet die de rede zichzelf onvoorwaardelijk oplegt en waarmee ze haar handelen onderwerpt aan de eis tot universaliteit
Meaning is use
Wittgenstein II 1930 taalfilo betekenis ontstaat telkens opnieuw wanneer een woord wordt gebruikt en hangt af van de manier waarop het wordt gebrukt
Substructie
De zoektocht naar objectiviteit maakt van de wetenschap slechts een constructie. Deze constructie heeft de wereld gesubstitueerd, en dat is niet hoe de wereld werkelijk is. Bv. “liefde is slechts een stofje in de hersenen”
Talige context
(Derrida) De betekenis van een taalteken komt voort uit de differentie met de andere taaltekens.
Taalspel
(Wittgenstein II) Er is geen één op één relatie tussen naam en ding: de betekenis verschilt naargelang de context of het ‘taalspel’; er is ontstaat een nieuwe betekenis wanneer sprekers een woord gebruiken.
Vergelijk zwak en sterk nihilisme
(Nietzsche) Zwak/reactief nihilisme: het vernietigen van het echte leven. Door de eenzijdige blik heeft de traditie belangrijke dingen verwaarloosd en zelfs als onwerkelijk van de hand gewezen.
Sterk/actief nihilisme: aantonen dat de waarden van de traditie in feite niets waard zijn. De mens kan terug ongeremd kracht, grootheid en levensdrift nastreven
Verschil tussen Vorhandes en Zuhandes
(Heidegger)
Vorhandes (voorhanden): wanneer tuigen enkel nog gegeven zijn, losgemaakt uit het perspectief van hun bruikbaarheid; in feite de dingen als ‘ding’ beschouwen.
Zuhandes (terhanden): tuigen staan het Dasein ‘ter hand’; het Dasein doet de dingen bestaan in functie van zijn eigen bestaan; de dingen als gebruiksvoorwerp beschouwen.
Het probleem van de brug
!!! Représentations => causaliteitsprincipe => God aanvullen
Verschil tussen historisme en historicisme
Historisme: het inzicht dat alles historisch is, en vanuit zijn historische context moet worden verklaard, ook subject is historisch gesitueerd
Historicisme: wijze van benadering van de sociale wetenschappen, die ervan uitgaat dat het voorspellen van de geschiedenis hun belangrijkste doel is, dat bereikt kan worden door het ontdekken van de ‘ritmen’ of ‘patronen’, de ‘wetten’ of ‘tendensen’, die aan de ontwikkeling van de geschiedenis ten grondslagen liggen (Popper 20ste eeuw
Lebensform
(Wittgenstein II) Een specifieke gebruikscontext van een taalspel dat resulteert in een bepaalde kijk op de werkelijkheid (wereldbeeld). Er is waarheid in het spreken, maar altijd binnen een bepaalde levensvorm; de waarheid heeft dus verschillende betekenissen, ‘de’ waarheid bestaat niet.
Hinterweltler (Nietzsche)
Mensen die het eigenlijke leven niet aankunnen. Ze creëren een ‘werkelijke’ wereld achter de concrete werkelijkheid, waar alle chaos en veelheid is weggevlakt. De wereld wordt herleidt tot één vlak, eentonig geheel, waarbij vooral het lichamelijke en het zintuiglijke het moeten ontgelden.
Sprachspiele
(Wittgenstein II) alles hangt af van de context of het ‘taalspel’ dat wordt gespeeld. Het woord taalspel moet beklemtonen dat het spreken van een taal deel uitmaakt van een activiteit, of levensvorm
Heteronomie volgens Derrida?
Dit houdt de plicht in om te gehoorzamen aan wetten waar ik zelf geen inspraak in heb.
“je n’ai qu’une langue, et ce n’est pas la mienne”
A priori (van Kant)
universeel en noodzakelijk geldig zonder aan de empirie te moeten worden getoetst
Differentie bij Heidegger en Derrida
Derrida: differentie is het verschil van een taalteken met andere taaltekens. Hierdoor wordt plaats en betekenis bepaald. heideger zie ontologische differenz
Hoe interioriseert Plato de deugd (in tekstfragment)
Abcde (plato) zielsleer
Substructie volgens Husserl
De zoektocht naar objectiviteit maakt van de wetenschap slechts een constructie. Deze constructie heeft de wereld gesubstitueerd, en dat is niet hoe de wereld werkelijk is. Bv. “liefde is slechts een stofje in de hersenen”
Wittgenstein over metafysica
niet zinvol want niet toetsbaar aan empirie het wel nuttig als eventueel het mystieke
Een hoofdvraag over het einde van de geschiedenis
Hegel
Wat zegt Hegel over ‘denken’ en ‘zijn’ die een eenheid vormen in zijn filosofie?
denken en zijn iets bestaat slechts als het door het denken kan worden gedacht
Hoe bewijst Descartes de buitenwereld en waarom was dat nodig?
De buitenwereld is volgens Descartes (16e – 17e eeuw) de derde substantie. De twee eerste substanties zijn het cogito en God. Als nu mocht blijken dat die voorstellingen niet door een van beide zijn veroorzaakt kunnen we aannemen dat een derde substantie in het spel is. De zintuiglijke voorstellingen kunnen we niet uit onszelf halen, maar dit is een onvoldoende verklaring omdat de voorstellingen zich meestal aan mijn voordoen zonder dat ik ze zelf oproep, dit maakt duidelijk dat ik zelf niet de meester ben van de voorstellingen. Een andere optie is dat God de voorstellingen in mij heeft veroorzaakt, hij is machtig genoeg; maar zou hij dat wel willen? De conclusie dringt zich dus op dat er een derde substantie bestaat: de buitenwereld die de représentations veroorzaakt. Op grond van deze redenering kan men het systeem van Descartes een ‘mediaat realisme’ noemen: het reële bestaan van de dingen buiten mij (realisme) kan maar via een omweg worden bevestigd; tussen denken en buitenwereld is de bemiddeling (vandaar mediaat) nodig van de zintuiglijke voorstellingen, waaraan dan iets buiten mij beantwoordt. Dit is nodig om het probleem van de brug op te lossen (om naar de overkant te raken); om van het denken (cogito) naar de uitgebreidheid te raken.
Proletarische existentie
(Marx) De mens ondervindt een tegenstelling tussen feitelijk bestaan en de menselijke mogelijkheden enerzijds en tussen vrijheid en zelfbeschikking anderzijds, maar de proletarische mens heeft geen toegang tot de techniek en productiemiddelen om die vrijheid te bekomen, omdat ze instrumenten van uitbuiting zijn geworden.