Feitjes 1-4+6 Flashcards

1
Q
  • geen voertuig bij X promille of X mg per liter uitgeademde lucht. Bij beginnend bestuurder is dit X en X
A
  • geen voertuig bij >0,5 promille of 220mg per liter uitgeademde lucht. Bij beginnend bestuurder is dit 0,2 en 88
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is sociale hygiene?

A

Dat mensen rekening met elkaar houden en respect hebben voor elkaars lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Maar ook het wettelijk verplichte hulpmiddel om verantwoord om te gaan met het verstrekken van alcohol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ethiek?

A

De vraag wat moreel gedrag en wat immoreel gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe oud moet een leidinggevende minimaal zijn?

A

21 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe oud moet je zijn om in een ruimte met alcohol te werken?

A

Minimaal 16

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 6 P’s?

A
Plaats
Product
Prijs
Personeel
Presentatie
Promotie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekenen de P’s in de bedrijfsformule context?

Plaats
Product
Prijs
Personeel
Presentatie
Promotie
A
  1. Plaats: het type locatie gelet op de doelgroep
  2. Product: wat biedt je aan en hoe (zelfbediening)
  3. Prijs: hoog/laag segment maar dus ook diervriendelijk of bio-industrie
  4. Personeel: goedkoop of ervaren
  5. Presentatie: inrichting, muziek
  6. Promotie: adverteren, sociale media
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekenen de P’s in de gastvrijheids context?

Plaats
Product
Prijs
Personeel
Presentatie
Promotie
A
  1. Plaats: gratis parkeren, speeltuin
  2. Product: gratis wifi, kinderstoelen
  3. Prijs: speciale kortingen of prijzen voor doelgroepen
  4. Personeel: vreemde talen, gerechten uitleg
  5. Presentatie: bedrijfskleding, luxe handzeep
  6. Promotie: mobiele website, bioscoopmenu, studentenavonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Communicatie: Betrekkingsniveau

A

de informatie over elkaar, over met wie je communiceert. Gaat over hoe iets gezegd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gegronde klachten

A

gebaseerd op feiten, niet op een mening. verkeerde gerecht, te weinig parkeerplekken terwijl er op de site staat voldoende plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ongegronde klachten

A

over een te late taxi, een kraan die het niet zou doen maar wel werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Subjectieve klachten

A

op basis van persoonlijke voorkeuren iets niet naar wens, bijvoorbeeld smaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Klager: zeurpiet

A

klaagt uit persoonlijke frustratie. Meestal achteraf en dus niet meer te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Klager: indrukmaker

A

heeft behoefte om belangrijk te zijn en klaagt om interessant te worden gevonden. Vragen vaak vervangend product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Klager: eisende gast

A

vindt dat de klant koning is. Vragen meer dan reel is, vooral in het hoge segment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Klager: instrumentele klager

A

klaag achteraf en dus niet meer op te lossen, maar de klager heeft het doel om bijvoorbeeld een korting af te dingen. Vertonen vaak agressief gedrag om alsnog hun zin te krijgen.

17
Q

Waarop zijn ongeschreven regels gebaseerd?

A

Fatsoensnormen

18
Q

Wat is normvervaging?

A

Als je regels hebt moet je ze handhaven, anders ontstaat er normvervaging.

19
Q

Welke vijf soorten gedrag zijn er?

A
  • Tegenwerkend gedrag A/B
  • Agressief gedrag C
  • Gewelddagig gedrag D
  • Crimineel gedrag
  • Problematisch groepsgedrag
20
Q

A1/A2/B1/B2

A
  • A1-gedrag: excuses aanvoeren
  • A2-gedrag: gedrag ontkennen
  • B1-gedrag: kritiek geven op de regel of het beleid
  • B2-gedrag: kritiek geven op de regelhandhaving (en proberen te overtuigen dat die niet zinvol is, “ik kan mijn sigaretje toch wel even oproken”)
21
Q

percentage van sterk alcoholhoudende drank

A

> 15%

22
Q

Uit welke drie elementen bestaat de gastvrijheidsformule?

A

Product: goederen, diensten
Gedrag: medewerkers, gasten, leidinggevenden
Omgeving: interieur, exterieur

23
Q

Wetten:
Norm
Sanctie
Kwalificatie

A

Norm: wat wel/niet mag
Sanctie: welke straf
Kwalificatie: naam die je de overtreding geeft, bijv diefstal of verkrachting