Fase 2 Analyse Van Gedrag Flashcards

1
Q

Noem de 3 Risicofactoren

A
  • persoonsgebonden factoren
  • leefstijl en gedrag
  • fysieke en sociaal culturele omgevingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Persoonsgebonden factoren

A

Erfelijk, aanleg, veel blootgesteld aan stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fase 2 =

A

De analyse van volksgezondheid- welk gedrag veroorzaakt dat probleem?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Risicogedragingen

A

Roken, veel alcohol gebruik, overgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Of er sprake is van causaal verband heeft te maken met:

A
  • biologische plausibiliteit
  • tijdsrelatie
  • sterkte van het verband
  • dosis-effect relatie
  • consistentie
  • analogie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Causaal verband: De relatie tussen gebrek aan lichamelijke activiteit en overgewicht is ……. , aangezien we weten dat door beweging energie wordt verbrand en dat het lichaam energie opslaat in de vorm van lichaamsvet

A

Biologische plausibiliteit

Het gevonden verband aansluit bij de kennis en inzichten over oorzaken van ongezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Causaal verband: Het gezondheidsprobleem bestond niet voordat het gedrag wordt vertoond

A

Tijdsrelatie,

eerst komt het zonnen daarna de aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Causaal verband: Zo wijst het feit dat rokers 12 keer zo groot de kans op longkanker hebben dan niet rokers op een oorzakelijk verband

A

Sterkte van het verband
Als in een relatie tussen het gedrag en een gezondheidsprobleem sterker is, ligt het meer voor de hand dat beide d’r ook echt iets met elkaar te maken hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Causaal verband: Als je een glas frisdrank per dag drinkt kom ik een kilo per jaar aan (een maat er aan kunnen hangen

A

Dosis-effect relatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Causaal verband: Het verband tussen gedrag en gezondheid is in meerdere onderzoeken vastgesteld en er is geen onderzoek waarin dit verband niet is gevonden

A

Consistentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Causaal verband: Als onderzoek heeft uitgewezen dat condoomgebruik beschermt tegen HIV-besmettingen, ligt het voor de hand dat condoomgebruik ook kan beschermen tegen andere soa’s

A

Analogie
In eerder onderzoek naar gelijk soortige aandoeningen is het causaal verband aangetoond, de kans is groter dat de gevonden relatie tussen gedrag en aandoening causaal is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(Risicofactor) mensen eet een appel in plaats van een gebakje. Appel is hierbij een risicofactor maar de mensen die de appel eten hebben overgewicht, overgewicht is de aandoening.
Maar mensen die dit doen zijn op dieet,dieet is de…?

A

Confounding

Dieet is de confounder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(Risicofactor) risicofactor is alcohol verslaving, maar risico hier toe leidt nog niet naar de aandoening.
Maar zodra je gaat drinken (…….) kan de verslaving alsnog optreden

Wat moet er op de puntjes?

  • confounding
  • mediatie
  • moderatie
A

Mediatie

Risicofactor-> mediator-> aandoening
Drinken is hier de mediator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(Risicofactor) je eet teveel (risicofactor) -> je wordt te dik (aandoening) . Stop je met bewegen dan word je nog dikker.
Wat is stoppen met bewegen?

  • confounding
  • mediatie
  • moderatie
A

Moderatie

Moderatie kan het verband versterken.
Het verschil tussen mediatie (indirect) en moderatie (direct) is een indirect en direct verband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • experimenteel onderzoek
  • observationele onderzoek

Zijn vormen van …….. Onderzoek

A

Epidemiologisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Houdt zich bezig met onderzoek naar (de sterkte van) verband tussen gedrag en gezondheidsproblemen in de bevolking

Welk soort onderzoek is dit?

A

Epidemiologisch onderzoek

17
Q

(Een vorm van Epidemiologisch onderzoek)

  • prospectief cohort onderzoek
  • patiënt-controleonderzoek
  • dwarsdoorsnede onderzoek
  • ecologisch onderzoek

Dit zijn vormen van …… Onderzoek

A

Observationeel onderzoek

18
Q

( vorm van experimenteel onderzoek)

Ik heb een leuk onderzoek bedacht:
we nemen 100 mensen die we allemaal nog nooit buiten zijn geweest en in de zon.
50 mensen zetten we elke dag hele dag buiten in de felle zon bijvoorbeeld in Afrika.
50 moeten binnen blijven, na een aantal jaar kijken we in welke groep er meer huidkanker voorkomt

A

Randomized controlled trial (RCT)

19
Q

Maten van associatie

Als deze maand 18 is dan hebben mensen met dat gedrag/die risicofactor 18 keer zoveel kans op dat gezondheidsprobleem: rokers hebben 18 keer zoveel kans op longkanker zoals niet-rokers

  • relatieve risico (RR)
  • risicoverschil (RV)
  • attributief risico
  • regressie coefficient
  • correlatie coefficient
A

Relatieve risico

20
Q

(Maten van assocatie)

Hoeveel mensen meer krijgen de aandoening door een risicofactor: als deze maat 1,25 is dan krijgen per 1000 rokers 25 mensen meer longkanker dan onder niet-rokers

  • relatieve risico
  • risicoverschil
  • attributief risico
  • regressie coefficent
  • correlatie coefficient
A

Risico verschil

21
Q

(Maten van associatie)

Je hebt een groep mensen met een risicofactor die een aandoening krijgen, en hoeveel daarvan kan worden toegeschreven aan de risicofactor: bij 95% van de rokers die doodgaan aan longkanker, komt dat door het roken

  • relatieve risico (RR)
  • risicoverschil (RV)
  • attributief risico
  • regressie coefficient
  • correlatie coefficient
A

Attributieve risico

22
Q

(Maten van associatie)

86% van alle gevallen van longkanker in de bevolking kon worden toegeschreven aan roken

  • relatieve risico (RR)
  • risicoverschil (RV)
  • attributief risico
  • regressie coefficient
  • correlatie coefficient
A

Populatie attriubutieve risico

23
Q

(Maten van associatie)

Als deze maat 0,5 is wil dat zeggen dat 1 sigaret per dag meer zorgt voor 0,5% meer kans op longkanker

  • relatieve risico (RR)
  • risicoverschil (RV)
  • attributief risico
  • regressie coefficient
  • correlatie coefficient
A

Regressie coeflicient

24
Q

(Maten van associatie)

Verband tussen twee factoren, bijvoorbeeld gedrag en gezondheid: -1 is negatief verband + 1 positief verband, 0 is geen verband

  • relatieve risico (RR)
  • risicoverschil (RV)
  • attributief risico
  • regressie coefficient
  • correlatie coefficient
A

Correlatie coefficient