Fase 2 Analyse Van Gedrag Flashcards
Noem de 3 Risicofactoren
- persoonsgebonden factoren
- leefstijl en gedrag
- fysieke en sociaal culturele omgevingsfactoren
Persoonsgebonden factoren
Erfelijk, aanleg, veel blootgesteld aan stress
Fase 2 =
De analyse van volksgezondheid- welk gedrag veroorzaakt dat probleem?
Risicogedragingen
Roken, veel alcohol gebruik, overgewicht
Of er sprake is van causaal verband heeft te maken met:
- biologische plausibiliteit
- tijdsrelatie
- sterkte van het verband
- dosis-effect relatie
- consistentie
- analogie
Causaal verband: De relatie tussen gebrek aan lichamelijke activiteit en overgewicht is ……. , aangezien we weten dat door beweging energie wordt verbrand en dat het lichaam energie opslaat in de vorm van lichaamsvet
Biologische plausibiliteit
Het gevonden verband aansluit bij de kennis en inzichten over oorzaken van ongezondheid
Causaal verband: Het gezondheidsprobleem bestond niet voordat het gedrag wordt vertoond
Tijdsrelatie,
eerst komt het zonnen daarna de aandoening
Causaal verband: Zo wijst het feit dat rokers 12 keer zo groot de kans op longkanker hebben dan niet rokers op een oorzakelijk verband
Sterkte van het verband
Als in een relatie tussen het gedrag en een gezondheidsprobleem sterker is, ligt het meer voor de hand dat beide d’r ook echt iets met elkaar te maken hebben
Causaal verband: Als je een glas frisdrank per dag drinkt kom ik een kilo per jaar aan (een maat er aan kunnen hangen
Dosis-effect relatie
Causaal verband: Het verband tussen gedrag en gezondheid is in meerdere onderzoeken vastgesteld en er is geen onderzoek waarin dit verband niet is gevonden
Consistentie
Causaal verband: Als onderzoek heeft uitgewezen dat condoomgebruik beschermt tegen HIV-besmettingen, ligt het voor de hand dat condoomgebruik ook kan beschermen tegen andere soa’s
Analogie
In eerder onderzoek naar gelijk soortige aandoeningen is het causaal verband aangetoond, de kans is groter dat de gevonden relatie tussen gedrag en aandoening causaal is
(Risicofactor) mensen eet een appel in plaats van een gebakje. Appel is hierbij een risicofactor maar de mensen die de appel eten hebben overgewicht, overgewicht is de aandoening.
Maar mensen die dit doen zijn op dieet,dieet is de…?
Confounding
Dieet is de confounder
(Risicofactor) risicofactor is alcohol verslaving, maar risico hier toe leidt nog niet naar de aandoening.
Maar zodra je gaat drinken (…….) kan de verslaving alsnog optreden
Wat moet er op de puntjes?
- confounding
- mediatie
- moderatie
Mediatie
Risicofactor-> mediator-> aandoening
Drinken is hier de mediator
(Risicofactor) je eet teveel (risicofactor) -> je wordt te dik (aandoening) . Stop je met bewegen dan word je nog dikker.
Wat is stoppen met bewegen?
- confounding
- mediatie
- moderatie
Moderatie
Moderatie kan het verband versterken.
Het verschil tussen mediatie (indirect) en moderatie (direct) is een indirect en direct verband
- experimenteel onderzoek
- observationele onderzoek
Zijn vormen van …….. Onderzoek
Epidemiologisch onderzoek
Houdt zich bezig met onderzoek naar (de sterkte van) verband tussen gedrag en gezondheidsproblemen in de bevolking
Welk soort onderzoek is dit?
Epidemiologisch onderzoek
(Een vorm van Epidemiologisch onderzoek)
- prospectief cohort onderzoek
- patiënt-controleonderzoek
- dwarsdoorsnede onderzoek
- ecologisch onderzoek
Dit zijn vormen van …… Onderzoek
Observationeel onderzoek
( vorm van experimenteel onderzoek)
Ik heb een leuk onderzoek bedacht:
we nemen 100 mensen die we allemaal nog nooit buiten zijn geweest en in de zon.
50 mensen zetten we elke dag hele dag buiten in de felle zon bijvoorbeeld in Afrika.
50 moeten binnen blijven, na een aantal jaar kijken we in welke groep er meer huidkanker voorkomt
Randomized controlled trial (RCT)
Maten van associatie
Als deze maand 18 is dan hebben mensen met dat gedrag/die risicofactor 18 keer zoveel kans op dat gezondheidsprobleem: rokers hebben 18 keer zoveel kans op longkanker zoals niet-rokers
- relatieve risico (RR)
- risicoverschil (RV)
- attributief risico
- regressie coefficient
- correlatie coefficient
Relatieve risico
(Maten van assocatie)
Hoeveel mensen meer krijgen de aandoening door een risicofactor: als deze maat 1,25 is dan krijgen per 1000 rokers 25 mensen meer longkanker dan onder niet-rokers
- relatieve risico
- risicoverschil
- attributief risico
- regressie coefficent
- correlatie coefficient
Risico verschil
(Maten van associatie)
Je hebt een groep mensen met een risicofactor die een aandoening krijgen, en hoeveel daarvan kan worden toegeschreven aan de risicofactor: bij 95% van de rokers die doodgaan aan longkanker, komt dat door het roken
- relatieve risico (RR)
- risicoverschil (RV)
- attributief risico
- regressie coefficient
- correlatie coefficient
Attributieve risico
(Maten van associatie)
86% van alle gevallen van longkanker in de bevolking kon worden toegeschreven aan roken
- relatieve risico (RR)
- risicoverschil (RV)
- attributief risico
- regressie coefficient
- correlatie coefficient
Populatie attriubutieve risico
(Maten van associatie)
Als deze maat 0,5 is wil dat zeggen dat 1 sigaret per dag meer zorgt voor 0,5% meer kans op longkanker
- relatieve risico (RR)
- risicoverschil (RV)
- attributief risico
- regressie coefficient
- correlatie coefficient
Regressie coeflicient
(Maten van associatie)
Verband tussen twee factoren, bijvoorbeeld gedrag en gezondheid: -1 is negatief verband + 1 positief verband, 0 is geen verband
- relatieve risico (RR)
- risicoverschil (RV)
- attributief risico
- regressie coefficient
- correlatie coefficient
Correlatie coefficient