Farmacotherapie lijst met alle medicijnen Flashcards

1
Q

Atenolol

A

B1 antagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Atropine

A

muscarine receptor antagonist - mydriase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Botuline-toxine A

A

zorgt ervoor dat acetylcholine niet vrij kan komen uit het neuron, verlamt neuron -> herstel wanneer nieuwe zenuweindigingen worden aangelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Betanechol;

A

parasympathicomimeticum – urineretentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Carvedilol:

A

A1+B1+B2 antagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cholinesteraseremmers

A

acetylcholinesterase wordt geremd, hierdoor wordt acetylcholine niet afgebroken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cocaïne

A

remt de noradrenaline reuptake -> meer noradrenaline in de synapsspleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diltiazem

A

; Calciumantagonist, remt instroom Ca2+, werkt in op hart en bloedvaten, hartfrequentie blijft gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dipyradimol

A

remt afbraak cAMP door fosfordiësterase te remmen -> vasodilatatie in gezonde deel -> steal effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Doxazosine

A

A1-adrenoreceptor antagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Efedrine

A

A1 + A2-adrenoceptor agonist – lijkt op amfetamine “speed”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fentolamine

A

A1+A2-adrenoreceptor antagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fenylephrine

A

A1-adrenoceptor agonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Guanethidine

A

Remt de afgifte van noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hemicholium

A

Remt de opname van choline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Isosorbidedinitraat (ISDN)

A

Nitraat, werkt bij angina pectoris, first-pass effect

17
Q

Isosorbidemononitraat (ISMN)

A

Nitraat, werkt bij angina pectoris, geen firstpass effect

18
Q

Labetalol

A

A1+B1+B2 antagonist

19
Q

Metoprolol

A

B1 antagonist

20
Q

nifedipine

A

Calciumantagonist, remt instroom Ca2+, werkt vooral op de weerstandsvaten -> bloeddrukdaling -> tachycardie (te snel hartritme)

21
Q

Nitroglycerine

A

nitraat, werkt bij angina pectoris, oromucosaal of transdermaal toedienen

22
Q

Neostigmine

A

parasympathicomimeticum – myasthenia gravis, spil verslapping

23
Q

Phenoxybenzoamine

A

A1+A2-adrenoreceptor antagonist

24
Q

Pilocarpine

A

parasympathicomimeticum – glaucoom

25
Q

Pindolol

A

B1 + B2 antagonist

26
Q

Prazosine

A

A1-adrenoreceptor antagonist

27
Q

Propanolol;

A

B1 + B2 antagonist

28
Q

Pyridostigmine

A

parasympathicomimeticum – myasthenia gravis

29
Q

Reserpine

A

remt het transport van noradrenaline terug de blaasjes in – op het begeven moment is er geen noradrenaline meer over

30
Q

Rivastigmine;

A

parasympathicomimeticum - alzheimer

31
Q

Tetrodotoxine

A

remt de Na+ kanalen -> neuron depolariseert niet

32
Q

Tricyclische antidepressiva

A

remt de noradrenaline reuptake – meer noradrenaline in de synapsspleet

33
Q

Triethylcholine

A

lijkt heel erg op acetylcholine, wordt in plaats van acetylcholine opgenomen door het neuron.

34
Q

Tyramine;

A

A1 + A2-adrenoceptor agonist – lijkt op amfetamine “speed”

35
Q

Verapamil

A

Calciumantagonist, remt instroom Ca2+, werkt vooral op het hart -> negatief inotroop en chronotroop effect

36
Q

Yohimbine

A

A2-adrenoreceptor antagonist – vroeger voor erectiestoornissen