Brainscape's Knowledge GenomeTM


Top Flashcards (Certified)
All Flashcards

Stoornissen in milieu interieur > farmacotherapie > Flashcards

farmacotherapie Flashcards

1
Q

Parasympathomimetica

A

Bootsen werking parasymp. na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Parasympathicolytica

A

Remt werking parasymp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sympathicomimetica

A

Bootsen werking sympaticus na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sympathicolytica

A

Remmen werking sympaticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Muscarine receptor affiniteit

A

1) muscarine
2) acetylcholine
3) Nicotine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nicotine receptor affiniteit

A

1) nicotine
2) acetylcholine
3) nicotine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Muscarine receptor plaats

A

M1 - CZS, perifere zenuwen
M2 - hart, zenuwen
M3 - exocriene klieren, gladde spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Parasympathomimetica VB

A

Pilocarpine, bethanechol, neostigmine, pyridostigmine, neostigmine, rivastigmine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pilocarpine

A

glaucoom / miose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bethanechol

A

urineretentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neostigmine

A

Herstel spierverslapping / myasthenia gravis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pyridostigmine

A

Myasthenia gravis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rivastigmine

A

Alzheimer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Muscarine agonisten bijwerkingen

A 
Diarree
Zweten
Miosis
Misselijkheid
Urinelozing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Botulinetoxine A

A

Blokkade ACh afgifte en verlamming cholinerge zenuwen. Herstel wanneer nieuwe zenuweindigingen zich ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

a-adrenoreceptor affiniteit

A

1) noradrenaline
2) adrenaline
3) isoprenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

B1-adrenoreceptor affiniteit

A

1) isoprenaline
2) adrenaline
3) noradrenaline

18
Q

B2-adrenoreceptor affiniteit

A

1) isoprenaline

2) adrenaline

19
Q

A1 adrenoreceptor agonisten

A

Adrenaline, noradrenaline, fenylephrine

20
Q

A2 adrenoreceptor agonisten

A

Adrenaline, noradrenaline, clonidine

21
Q

A1-adrenoceptor agonisten

A

Adrenaline, noradrenaline, fenylephrine

22
Q

A2-adrenoceptor agonisten

A

Adrenaline, noradrenaline, clonidine

23
Q

A1-adrenoceptor agonisten - farmacologische effecten

A 
Vasoconstrictie
Verhoging perifere weerstand
Verhoging bloeddruk
Mydriasis
Sluiting van de urineblaas sprinter
24
Q

A1-adrenoceptor agonisten - therapeutisch gebruik

A 
Lokale bloeding
Verkoudheid
Inductie mydriasis
Verlenging werking lokale anaesthetica
Shock
25
Q

A2-adrenoceptor agonisten- farmacologische effecten

A

Verminderde transmitter afgifte - presynaptisch
Vasoconstrictie
Verminderde insuline afgifte

26
Q

B1-adrenoceptor agonisten

A

Adrenaline
Noradrenaline
Isoprenaline
Dobutamine

27
Q

B2-adrenoceptor agonisten

A

Adrenaline
Isoprenaline
Salbutamol

28
Q

B1-adrenoceptor agonisten - farmacologische effecten

A

Hartfrequentie omhoog
Hartcontractiliteit omhoog
Geleiding in het hart omhoog
Renine afgifte omhoog

29
Q

B1-adrenoceptor agonisten - therapeutisch gebruik

A

Hartstilstand

Hartblok

30
Q

B2-adrenoceptor agonisten - farmacologische effecten

A 
Vasodilatatie
Perifere weerstand omlaag
Verslapping bronchitis
Verslapping baarmoeder
Glycogenolyse omhoog
Glucagon afgifte omhoog
31
Q

B2-adrenoceptor agonisten therapeutisch gebruik

A

Astma

Dreigende vroeggeboorte

32
Q

A1-adrenoceptor antagonisten

A

Fentolamine
Phenoxybenzamine
Prazosine
Doxazosine

33
Q

A2-adrenoceptor antagonisten

A

Fentolamine
Phenoxybenzamine
Yohimbine

34
Q

A1 andrenoceptor antagonisten - farmacologische effecten

A 
Vasodilatatie
Verlaging perifere weerstand
Verlaging bloeddruk
Relaxatie prostaat
Opening urineblaas sphincter
35
Q

A1 adrenoceptor antagonisten - therapeutisch gebruik

A 
Hypertensie (geen fentolamine)
Prostaat hypertrofie
Phaeochromocytoom
Perifeer vastrijden
Impotentie
36
Q

A2-adrenoceptor antagonisten

A

Verhoging transmitter afgifte

Verhoging insuline afgifte

37
Q

B1 en B2 adrenoceptor antagonisten

A

Propranolol

Pindolol

38
Q

B1 adrenoceptor antagonisten

A

Atenolol

Metoprolol

39
Q

A1, B1, B2 adrenoceptor antagonist

A

Labetalol

Carvedilol

40
Q

B1-adrenoceptor antagonisten - farmacologische effecten

A

Verlaging hartslag
Verlaging hartcontractiliteit
Vertraging hartgeleiding
Vermindering renine afgifte

41
Q

B1-adrenoceptor antagonisten - therapeutisch gebruik

A 
Hartritmestoornissen
Secundaire preventie hartinfarct
Angina pectoris
Hypertensie
Migraine profylaxe
Angsttremoren
Glaucoom
42
Q

A en B adrenoceptor antagonist - therapeutisch gebruik

A

Phaeochromocytoom

Hypertensieve crisis

Stoornissen in milieu interieur (5 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2025 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions