Farmacodynamiek Flashcards

1
Q

Wat betekenen de volgende begrippen: selectiviteit, specifiteit, potent en efficient

A

Selectiviteit: hoeveel effecten brengt het middel teweeg? Specificiteit: aan hoeveel verschillende receptoren bindt het middel?
Potent: een lage concentratie geeft veel binding van receptoren. Efficiënt: effect dat geneesmiddel bereikt is goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Ka

A

Concentratie ligand die nodig is om 50% van alle beschikbare receptoren in een weefsel te bezetten. Hoe lager de Ka hoe g=hoger de affiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de EC50

A

De concentratie waarbij 50% van het maximale haalbare effect bereikt wordt. Hoe hoger de EC50, hoe potenter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de ED50

A

De dosis van een middel waarbij 50% van de populatie werking ervaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is tachyfylaxie/tolerantie

A

GHet bij herhaalde toediening afnemen van een effect. Dit betekent dat et licgaam als het ware gewend raakt aan een bepaald farmacon, waardoor zijn effect afneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een farmacokinetische reden voor tolerantie

A

Bijv. Enzyminductie. Er worden dan meer enzymen aangemaakt die het farmacon afbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een farmacodynamische reden voor toleratie

A

Tolerantie terwijl de plasmaconcentratie en receptorbezetting niet veranderd zijn. Bijv morfine en neusspray

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn oorzaken van tolerantie

A

Verandering in signaaltransductie van receptoren
• Verandering in hoeveelheid receptoren: als er een lange tijd heel veel ligand
aanwezig is, neemt het aantal receptoren voor deze ligand af. Er is dan bij dezelfde
hoeveelheid ligand minder effect.
• Uitputting van second messengers
• Fysiologische adaptatie: het lichaam geeft na toediening van een geneesmiddel
tegenregulatie. Bijvoorbeeld RAAS-systeem activatie na het toedienen van thiazide.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een antagonist

A

Binedt aan een receptor en veroorzaakt geen effect. Deze blokkeert de receptor zodat er geen andere activereende stof kan binden. Ze remmemn of gaan processen tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Competitieve antagonist

A

Er zijn meer agonisten nodig om de maximale respoms van een receptor te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly