Exercitium 4 Flashcards
1
Q
Calor
A
Warmte
2
Q
Causa
A
Reden / Oorzaak
3
Q
Fluvius
A
Stroom / Rivier
4
Q
Graecus
A
Griek
5
Q
Hodie
A
Vandaag / Heden
6
Q
Iam
A
Als / Reeds
7
Q
Ignorāre
A
Niet kennen
8
Q
Incola
A
Inwoner
9
Q
Invenīre
A
Vinden
10
Q
Laetitia
A
Blijdschap
11
Q
Licet
A
Het is geoorloofd
12
Q
Maerēre
A
Betreuren
13
Q
Morbus
A
Ziekte
14
Q
Numerus
A
Getal / Aantal
15
Q
Ornāre
A
Versieren