Examenvragen deel martens Flashcards

1
Q

Hoe ontstaan stressfracturen?

A

= de cortex onderbroken, maar niet over de gehele dikte van de cortex!

Het is een barstje dat slechts doorloopt in 50-60% van de cortex. Dit is geen acute zaak i.t.t.
een fissuur, het dier loopt af en toe een beetje mank.

Het ontstaat vaak bij chronische overbelasting, bv. renpaarden die op jonge leeftijd worden getraind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 Voordelen en 2 nadelen van externe fixatie met PMMA

A

= Polymethylmetacrylaat = een autopolymeriserende stof. Dit is een poeder en een vloeistof en wanneer dit wordt
gemengd met elkaar wordt het keihard. = een fixatie methode buiten de huid (externe fixatie)

Voordelen:
- Goedkope oplossing
- Wordt gebruikt bij zowel GHD als KHD
- stevig

Nadelen:
- Er mogen geen luchtbellen aanwezig zijn  een luchtbel is een plaats zonder stevigheid
- Produceert warmte bij het polymeriseren  er ontstaan brandwonden wanneer het tegen de
huid komt
- Niet overvullen  het product zet erg uit met hard worden
- Geen aanpassingen mogelijk
- Doorzagen om te verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Zet op de juiste volgorde en streep weg wat er niet bij hoort -> stappen van het plaatsen van een corticale schroef
A

Corticalis schroeven –> gebruikt in hard, corticaal been

Hier is een doorsnede van een tibia te zien met een schuine fractuur. Hierbij is er enkel corticaal been, een mergholte en weer corticaal been. Er is geen spongieus been aanwezig.

1) Eerste boor (+boorgeleider) van 3,5 mm door cis-cortex tot aan mergholte.
2) Tweede boor (+ boorgeleider) van 2,5 mm door trans-cortex.
3) Schroef mag niet uitsteken –> countersink, heeft dezelfde vorm als de kop van de schroef en zorgt dat deze vorm erin wordt geboord.
4) Hierna dieptemeter: hoelang moet de schroef zijn? –> Zit een haakje aan uiteinde. –> compressie: 2 mm eraf. –> Bij zeer grote spleet 4 mm.
5) Dan dradentrekker –> diameter van 3,5 mm –> dus enkel effectief in trans-cortex.
6) Schroef glijdt door de cis-cortex maar trekt in de trans-cortex. Bij het aandraaien van de
schroef worden de fragmenten tegen elkaar getrokken.

De schroef komt er aan de onderkant een beetje uit omdat het laatste deel van de schroef een punt is en dus minder grip heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 redenen waarom je geen crepitatie zou kunnen voelen bij een totale fractuur

A

Crepitatie = verspringen van lucht, ook bij beenfragmenten die over elkaar knarsen
–> enkel bij fracturen die tegen elkaar zitten
o Niet bij fissuur/stabiele fractuur
o Niet bij weke delen interpositie/distractie

Bij een totale fractuur is het bot volledig door, is er instabiliteit en zijn er 2 of meer fragmenten die t.o.v. elkaar bewegen. Er is dus een totale onderbreking van de continuïteit.

  • Fragmenten ver uit elkaar (distractie)
  • Zachte weefsels zoals spieren tussen beide fragmenten
  • Stabiel fractuur –> fragmenten goed tegen elkaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Een eigenaar vraagt om een kalf met een dwarse fractuur halverwege het pijpbeen te
    behandelen dmv een gips. Van waar tot waar zou U deze gips plaatsen en wat is het nadeel
    verbonden aan deze behandelingsmethode voor de fractuur?
A

(2 ptn )
van onder de klauwen (0,5) tot minstens halverwege de radius (0,5).

Nadeel: is geringe stabiliteit door weke delen (0,5) vooral rotationele instabiliteit (0,5)

Spalk of gips –> enige vorm van immobilisatie na gesloten reductie of aanvullend bij interne fixatie. Het zorgt voor een fixatie van het been met de aanpalende gewrichten en de weke delen. Bij een plaats waar er weinig weke delen zijn is het goed omdat de immobilisatie dan dicht tegen het bot zit.

Bij een minder goede immobilisatie kan dit leiden tot:
—> Schuine fractuur –> verschuiven
–> Dwarse fractuur –> rotatie of hoekvorming, daarom beter geen gips gebruiken omdat de
beenfragmenten in het gips naast elkaar kunnen schuiven omdat er enkel druk wordt uit
geoefend aan de zijkant.
–> Multipele fractuur –> collaps

Gips is een veel gebruikte immobilisatiemethode. Bij een beenfractuur moeten de aanpalende gewrichten mee in het gips, bij een fractuur in een gewricht moeten de aanpalende beenderen mee in het gips.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef 3 mogelijke gevolgen van een volledige Salter Harris type 5 fractuur ter hoogte van de
distale radius van de ulna bij een jonge hond ?

A

(3 ptn)
- Volledige remming van de resterende groei (0,5)
- leid tot radius curvus (1)
- valgus carpus (1)
- trapvorming elleboog (1)
- secundaire OA elleboog (0,5)

Opletten bij gepaarde beenderen, bv. een Salter Harris type 5 fractuur van de distale ulna, de ulna stopt met groeien maar de
radius groeit door. Deze wordt uiteindelijk iets geremd door de ulna en buigt naar voren. Hierdoor onwikkeling van valgus –> Xbenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Wat verstaat men onder een ‘Velpeau sling’ en waarvoor kan dit gebruikt worden (2 ptn)
A

= verband die het voorbeen tegen de romp fixeert (1)
voor de tijdelijke immobilisatie na reductie schouderluxatie (1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Malunion: wat is het?

A

= Er is heling van de fractuur, maar deze is niet in de juiste positie:
- Rotatie
- Hoekvorming
- Beenderen naast elkaar

Gevolgen:
 Bij hoekvorming en axiale rotatie: ongelijke belasting → osteo-arthritis
 Bij naast elkaar mal-union: verkorting van het been
 Bij femur/humerus: compensatie door meer uitgesproken extensie van aanpalende
gewrichten
 Bij fracturen van gepaarde beenderen (bv. radius/ulna): er ontstaat een callus die beide
beenderen aan mekaar verbindt → ≠ groeisnelheid van de ≠ fyses van radius en ulna kan bij jonge dieren een incongruentie van de aanpalende gewrichten ontstaan → osteo-arthritis

Behandeling:indien functionele gevolgen → correctieve osteotomie
 Bij verkorting van het lidmaat: dwars doorzagen van het been → progressieve distractie van beenfragmenten d.m.v. circulaire externe fixator (type Ilizarov), men kan hiermee ook gelijktijdig hoekvorming of rotatie corrigeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Teken antecurvatum en varus conformatie van radius & ulna.

A

Antecurvatum = onderste deel van het been wijkt naar achter uit, er is een kromming naar voren

Recurvatum = onderste deel van het been wijkt naar voor uit, er is een kromming naar achter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nonunion: wat is het?

A

= niet-geheelde fractuur, zonder klinische en radiografische progressie over meerdere maanden.
Wordt soms een ‘pseudartrose’ genoemd.
Pathologisch, is niet vanaf het eerste moment vast te stellen.
- Evolutie vanuit een delayed union
- Classificatie:
o Biologisch actief of hypertrofisch
o Biologisch inactief of atrofisch

Behandeling atrofische nonunion
Chirurgisch behandelen d.m.v.:
 Verwijderen fibreus weefsel fractuurspleet
 Openen mergholte
 Stevige fixatie (plaat en schroeven)
 Beengreffe
 Indien infectie  oplossen

Behandeling hypertrofische nonunion
Chirurgie waarbij de essentie een betere fixatie van de fractuurfragmenten is.
 Platen en schroeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Slow union: wat is het?

A

 Langzame callusvorming
Niet pathologisch, het duurt gemiddeld 2 maanden voor een fractuur geheeld is
maar soms duurt het langer, bv. 3 maanden. Na 2 maanden een radiografische
en klinische controle en evt. de immobilisatie wat langer ter plaatse houden.

Etiologie
 Vorm
 Lokalisatie (groeiplaat of niet)  fractuur t.h.v. een groeiplaat zal sneller helen
 Vascularisatie
 Afstand tussen fragmenten
 Leeftijd, diersoort, hormonale toestand, individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Delayed union: wat is het?

A

 Vertraagde callusvorming
Pathologisch, wanneer de fractuurheling langer dan 4 maanden duurt. Je kunt opsporen waardoor het langer duurt en dat behandelen, en daarnaast langer immobiliseren.

Etiologie
 Gestoorde vascularisatie
 Teveel beweging (torsie)  hierdoor is er geen callusvorming
 Infectie  beennecrose, hyperemie
 Denervatie  vascularisatiestoornis
 Weefsel interpositie  bv. stukje spierweefsel dat tussen de fragmenten zit
 Medicatie: glucocortico’s, NSAID’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat verstaat men onder een slab fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)

A

Verticale Fractuur van een kort been (vb. carpus) die van het ene naar het ander gewricht loopt (0,5)
Tekening (0,5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat verstaat men onder een barst fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)

A

Een fissuur gaat door 1 cortex maar loopt niet door naar de andere cortex, er is dus geen beweging
mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat verstaat men onder een schilfer fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)

A

Dit is een fractuur die er t.h.v. een zijde van de cortex ingaat en er aan dezelfde kant weer uitkomt. De schilfer kan ter plaatse blijven of wat los komen maar het been is nog steeds stabiel. Op het pijpbeen komt het zelden voor, wel vaker op het bekken. Daarnaast zijn er intra-articulaire schilferfracturen, dit kan
voorkomen bij de carpaal- of tarsaalbeentjes. Wordt in het Engels een ‘chip’ fractuur genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat verstaat men onder een Groenhout fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)

A

Dit is een fractuur die enkel optreedt bij de lange beenderen van jonge dieren
omdat deze beenderen nog zeer elastisch zijn, ze versplinteren dus niet. De
ene cortex is wel onderbroken en de andere niet of slechts een klein beetje
ingedeukt. Komt niet vaak voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat verstaat men onder een Subperiostale ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)

A

Komt ook voor bij jonge dieren, hierbij zijn beide cortices onderbroken maar is het periost nog
intact. Er is dus geen sprake van een totale fractuur want er is nog stabiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bovenstaand paard staat op de weide met 3 andere paarden
en werd duidelijk mank aangetroffen. Drie dagen geleden was
het paard nog volledig normaal. Er werden
overzichtsradiografieën genomen van de voet tot de knie
waarop geen uitgesproken afwijkingen zichtbaar waren.

Wat zijn de 2 meest relevante klinische abnormaliteiten die U bij dit
paard kan opmerken? (2 pt)

Wat zijn op basis hiervan de 2 belangrijkste differentiaaldiagnosen
waarmee U rekening moet houden? (2 pt)

Welke bijkomende onderzoeken zal U doen om te proberen
tot een juiste diagnose te komen? (2 pt)

Geef voor beide differentiaaldiagnosen 3 kern-elementen van de behandeling:

A

Wat zijn de 2 meest relevante klinische abnormaliteiten die U bij dit
paard kan opmerken? (2 pt)
- Diffuse (0.5) zwelling (0.5) van het linker achterbeen
- Vermoeden van kleine wonde (0.5) ter hoogte van de dorsale sprong
(0.5)

Wat zijn op basis hiervan de 2 belangrijkste differentiaaldiagnosen
waarmee U rekening moet houden? (2 pt)
- Infectieuze lymfangitis (1)
- Infectieuze artritis tgv penetrerende gewrichtswonde (1

Welke bijkomende onderzoeken zal U doen om te proberen
tot een juiste diagnose te komen? (2 pt)
- Sondage van de wonde (0.5)
- Radiografie met sonde ter plaatse (0.5)
- Echografie om na te gaan of gewricht opgezet is / er subcutane abcessen aanwezig zijn (0.5)
- Punctie van gewricht (0.5) + analyse van het vocht WBC /
TE: % PMN (0.5)

Geef voor beide differentiaaldiagnosen 3 kern-elementen van de behandeling:
* Kern-elementen bij de behandeling van differentiaaldiagnose 1: …lymfangitis… (2 pt)
- Algemene antibiotica (0.5) , NSAID’s (0.5)
- Compressieve verbanden met desinfecterende oplossing (0.5)
- Beweging geven (0.5) Evt. Diuretica (0.5)

  • Kern-elementen bij de behandeling van differentiaaldiagnose 1: …infectieuze artritis… (2 pt)
  • Kiemidentificatie + antibiogram (0.5)
  • Spoelen van het gewricht via artroscopie (0.5)
  • Algemene antibiotica (0.5) Lokale antibiotica (0.5) NSAID’s (0.5)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  • Kern-elementen bij de behandeling van differentiaaldiagnose 1: …infectieuze artritis… (2 pt)
A
  • Kiemidentificatie + antibiogram (0.5)
  • Spoelen van het gewricht via artroscopie (0.5)
  • Algemene antibiotica (0.5) Lokale antibiotica (0.5) NSAID’s (0.5)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de 2 instrumenten die je nodig hebt voor het plaatsen van een cerclage en teken ze.

A

Cerclage = staaldraad rond een object aanbrengen en dan aanspannen

wire passer
gespecialiseerde tang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

o Waarmee rekening houden bij aanspannen van cerclagedraad?

A

. Je moet oppassen dat je niet te ver aandraait want dan kan de staaldraad breken. Het uiteinde moet mooi tegen het bot worden gedraaid wat dit is scherp en anders is er continu beschadiging van spier, pezen etc..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Fractuur wordt gestabiliseerd met intramedullaire pin en cerclagedraad: tekstje aanvullen over hoe pin wordt aangebracht in de mergholte. En opties aanduiden die ook een even goede optie zouden kunnen zijn

A

Een intramedullaire pin in de mergholte wordt gebruikt bij de humerus, radius, tibia, femur en de pijpbeenderen bij KHD. Hierbij wordt gebruik gemaakt van Steinmann pinnen. De pin zal zijdelingse beweging vermijden maar er is wel rotatie en axiale compressie mogelijk, daarom is bijkomende stabilisatie nodig via een andere techniek.

De pin moet in de mergholte worden geplaatst zonder de aanpalende gewrichten te beschadigen. In de femur wordt de pin via de fossa trochanterica ingevoerd.

Bij schuine fracturen kan voor stabiliteit en compressie gebruik worden gemaakt van cerclage. Bij dwarse fracturen kan de intermedullaire pin gecombineerd worden met een extern fixatiesysteem. Het enige doel van de externe fixatie is rotatie tegengaan.

Een femurfractuur kan ook op een andere manier behandeld worden, namelijk met een plaat en schroeven. Maar die methode
is duurder en niet elke DA heeft de spullen ervoor. Daarom wordt toch vaak voor deze methode gekozen

De pin kan op 2 manieren worden geplaatst, op de retrograde of normograde manier.

retrograde: open reductie vereist. Er wordt een incisie gemaakt, dan kan
worden gekeken hoe groot de mergholte is want de pin mag niet gaan knellen. De pin heeft
minstens 1 punt, deze punt wordt in de mergholte naar proximaal ingevoerd. Met de punt
wordt een gaatje in het bot gemaakt (fossa trochanterica, tuberositas tibia of cranio-lateraal
van de humerus), dan wordt de pin er terug uit gehaald en omgedraaid. De pin moet er
vervolgens verder in worden gestoken, tot de punt gelijk zit met de fractuurspleet. Dan ga je
de pin doorvoeren, verder in de diepte tot deze mooi in het distale deel van de mergholte zit.
Op een bepaald moment komt de pin t.h.v. de epifyse, dan ga je de pin een beetje
terugtrekken, op 1 cm afknippen er en terug in slaan. De bedoeling is dat de pin goed in het
bot zit maar er niet helemaal in verzonken is, het mag er gerust 1 cm uitsteken want dit komt
toch tussen de spieren te zitten. Zo kun je er makkelijker bij wanneer er bv. infectie optreedt.
Deze methode wordt het meest gebruikt omdat het de makkelijkste methode is maar de fractuurhaard
is wel open dus er is kans op contaminatie.

Bij de normograde plaatsing wordt de pin van bovenaf ingebracht. Er is dus gesloten reductie,
geen trauma t.h.v. de fractuurhaard en het is aseptisch mogelijk. Maar deze methode is veel
moeilijker uit te voeren.
Het doorvoeren van de pinnen wordt gedaan met een Jacob’s kop of boor.
De lengte van de pinnen wordt evt. vooraf bepaald en anders ter plaatse afgeknipt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

o 2,5 maand later radiografische opname met hypertrofische non-union zichtbaar en MPC over hoe je dit kan oplossen.

A

= niet-geheelde fractuur, zonder klinische en radiografische progressie over meerdere maanden.

Behandeling hypertrofische nonunion
Chirurgie waarbij de essentie een betere fixatie van de fractuurfragmenten is.
 Platen en schroeven

ook mergnageling
en/of het gebruik van een externe fixator kunnen efficiënt zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

o Wat is een niet-chirurgische manier om na reductie van een heupluxatie bij een hond voor retentie te zorgen?

A

Bij de hond een velpeau (voor) of
ehmer (achter) sling.
Niet gebruiken bij een verplaatste onstabiele
femurfractuur, want dan is er niet genoeg
immobilisatie. Bij een niet-verplaatste barst kan het
wel.
Bij de meeste totale fracturen van gewichtsdragende beenderen vindt de behandeling in 3 stappen
plaats:
1. Reductie  op z’n plaats brengen
2. Retentie  op z’n plaats houden tot de stabilisatiemethode wordt aangebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

o Klinische symptomen geven van een acute niet-infectieuze periostitis.

A

= ontstekingsreactie van het periost.

Inflammatie –> fibreus –> benig
 Alleenstaand (trauma)
 In samenhang met:
o Fracturen/fissuren
o Infectie (osteomyelitis/osteïtis)
o Gewrichtsontsteking

In dit geval; Traumatische periostitis acuut
- zwelling, pijn bij druk/flexie, claudicatie

chronisch: zwelling, Rx (>2 weken)

Behandeling: acuut
 Rust
 Afkoelen
 (NS)AID’s  algemeen/topicaal/lokaal
De eerste 2 weken, om de ontstekingsreactie te verminderen.

Behandeling: chronisch
 Vesicantia, …  om lokale vascularisatie te bevorderen
 Chirurgisch verwijderen exostosen (nieuw beenvorming op het bot)  enkel bij gestabiliseerde
letsels (2x RX controle (met 1 maand ertussen) of scintigrafie)
Behandeling is veel moeilijker omdat er al een beenderige reactie is.
Exostosen worden enkel verwijderd wanneer het storend wordt, dus cosmetisch of functioneel. Bv. als
het een gevolg is van strijken bij paarden (benen tegen elkaar wrijven), dan moet het verwijderd
worden zodat er minder repetitief trauma is, anders gaan de dieren nog meer strijken.

Behandeling: infectieus
 Antibiotica  algemeen/lokaal
 Drainage en verwijderen necrotisch materiaal
 NSAID’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

o Wat is PRP voor behandeling van peesproblemen, wat doet het en hoe wordt het toegediend?

A

= platelet rich plasma

Toepassing –> osteoartritis/artrose (niet infectieus)

= biologische behandeling, die gebaseerd zijn op de toediening van produkten die door het dier zelf (autoloog) of een ander dier van dezelfde diersoort (allogeen) geproduceerd worden. Tot deze categorie behoren de stamcellen, het PRP (platelet rich plasma), het autoloog geconditioneerd serum (ACS) en nog andere produkten. Naast hun gebruik bij osteoartritis worden ze ook vaak aangewend voor de behandeling van tendinitis.

hoofdstuk tendi nog wat verder uitwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Bespreek symptomen en tekening bij rupturen van: M. gastrocnemius

A

(= strekker van spronggewricht):zeer diep doorzakken in de tarsus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Bespreek symptomen en tekening bij rupturen van: M. quadriceps

A

(= strekker van kniegewricht en buiger van heupgewricht via m. rectus femoris ):de knie zal bij ruptuur niet meer gestrekt kunnen worden en doorbuigen. Ook zal het dier de heup gestrekt houden (kan hem niet meer buigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bespreek symptomen en tekening bij rupturen van: M. peroneus tertius

A

(= m. fibularis tertius → buiger van de sprong):pijp kan volledig naar achter gebracht worden terwijl knie geplooid is. Bij ruptuur is er mogelijkheid om de sprong te strekken bij gebogen knie.

Functie: de m. fibularis tertius heeft een belangrijke passieve functie. Hij zorgt dat knie en sprong synchroon buigen en strekken.

(Zijn functie moet in samenhang gezien worden met de tendo calcaneus communis en meer speciaal met de pezige m. flexor digitalis superficialis. Beide pezige structuren zorgen ervoor dat strekken of buigen van knie passief gevolg wordt door respectievelijk strekken en buigen van de sprong.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bespreek symptomen en tekening bij rupturen van: M. serratus ventralis

A

(= verbindingsspier tussen voorbeen en romp):uitpuilen van het schouderbladboven de schoft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Bespreek symptomen en tekening bij rupturen van: M. interosseus

A

tenen kunnen niet meer gebogen worden

Functie bij het paard: het voorkomen van hyperextensie van de kogel tijdens de steunfase van de beweging.

De takken die naar de strekpees lopen helpen een dorsale luxatie van het kroongewricht voorkomen en beperken ook doorbuiging en rotatie in de kootstreek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

M. biceps brachii

A

(= strekker van schoudergewricht en buiger van
ellebooggewricht):doorbuigen van het schoudergewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Bespreek diagnose en behandeling van een spierkneuzing

A

Diagnose:
1. Klinische symptomen: traumatische ontstekingsreactie met zwelling, warmte, pijn bij druk/extensie/actieve spierbeweging
2. Plasmagehalte van spierspecifieke enzymen ↑(o.a. creatinine fosfokinase)

Behandeling:
1. Fasciotomie =
(incisie in omgevende fascie) bij compartimenteringssyndroom (= door
bloeding of ontstekingsoedeem in/rond de spier ontstaat er een compressie waardoor de
vascularisatie/bezenuwing van de spier in het gedrang komt, vooral indien de spier door een
stevige fascie omgeven is)→ noodzakelijk om verdere beschadiging van de spier tegen te gaan

  1. In acute fase:
    rust, ijs, eventueel immobilisatie en lokale/algemene inflammatoire therapie:
    om ontstekingsreactie en bloeding zo gering mogelijk te houden
  2. Na acute fase:
    - Snelle resorptie van het uitgestort bloed trachten te bekomen: warme omslagen,
    massage, ultrasoon,…
    - Beletten dat er veel fibrine tot littekenweefsel georganiseerd wordt: gecontroleerde
    passieve en actieve beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bespreek spierhernia en behandeling

A

Spierhernia:
 “Echte” spierhernia:uitpuilen van spierweefsel doorheen een scheur in een bovenliggende
fascie. Bij actieve contractie/passief opspannen van spier vermindert of verdwijnt de zwelling.
 “Onechte” of “valse” spierhernia:in de fascie en onderliggende spier is er een defect
aanwezig zodat het weefsel van onder de spier (o.a. vetweefsel) doorheen het defect uitpuilt.
Men kan bij palpatie voelen dat het uitpuilend weefsel geen spier is en bovendien verdwijnt het uitpuilend weefsel niet bij spiercontractie op opspannen van de spier.

Behandeling:
 Kleine defecten:niet altijd een behandeling nodig
 Grotere, vooral longitudinale smalle defecten: hechten
 Brede defecten: een net in synthetisch materiaal over het defect in de fascie hechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

1) Bespreek eigenschappen van een pees a.d.h.v. stress-strain curve

A
  • Pezen bestaan uit een beperkt # tenocyten ingebed in een extracellulaire matrix die vnl. bestaat uit collageen type I (vertoont sterke organisatie via intra- en intermoleculaire “cross-linking”)
  • Peesbundels hebben in rusttoestand een typisch “gegolfd uitzicht” (“crimp”)
  • “Niet-collageen eiwitten” spelen een belangrijke rol in de structurele eigenschappen van een pees: “Cartilage oligomeric matrix proteine” (COMP): verantwoordelijk voor de crosslinking van 5 collageen moleculen tot een collageen-fibril (correlatie tussen COMP
    gehalte van pees en diens treksterkte → hoe hoger COMP gehalte, hoe meer elastisch)

Zowel pezen als ligamenten zijn visco-elastisch (= mechanische eigenschappen wijzigen naarmate ze uitgerokken zijn) → dit resulteert in een typische “stress-strain” curve:
–> A. “Teen-regio”: pees ondergaat een relatief belangrijke elongatie bij uitoefenen van een
eerder beperkte trekkracht → golfpatroon (“crimp”) verdwijnt in de peesbundels
–> B. “Lineaire regio”:bij toenemende trekkracht wordt een gelijke elongatie van de pees bekomen door elastische eigenschappen van de peesvezels → hoe steiler de lineaire
regio, hoe stijver de pees
–> C. Strekgrens (“yield point”):bij het bereiken van de strekgrens ondergaat de pees geen
elastische deformatie meer maar plastische deformatie → bij stopzetten van de
trekkracht gaat de pees niet meer terugkeren naar haar oorspronkelijke lengte
–> D. Ruptuur: als de trekkracht nog verder wordt opgedreven voorbij de strekgrens →
volledige ruptuur van de pees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Behandeling van peeswonde + complicaties

A
  1. Huidwonde
    1) Grondige reiniging + uitspoelen van de huidwonde
    2) Verwijderen haren + preparatie operatieveld
    3) Expositie peesstompen → huidwonde naar proximaal en distaal toe (S-vormig
    vergroten)
    4) Verwijderen vuil uit wonde
    5) Verwijderen necrotisch peesweefsel
    6) Grondig spoelen
  2. Partiële peeswonden (< 50%):peesuiteinden worden niet gehecht
    Totale peeswonden (< 50%): beide peesuiteinden wordt zo dicht mogelijk tegen elkaar gebracht (appositie peesstompen) → hechten
    –> Complicatie: in sommige gevallen kan men de beide peesuiteinden gewoon niet appositionneren (bv. bij sterke retractie van peesstompen bij vooral strekpezen, teveel verlies van peesweefsel door necrose,…) → pezen worden bijgevolg niet gehecht

 Hechttechniek pees:
 Materiaal: stevig inert + traag resorbeerbaar hechtmateriaal
 Techniek: goede expositie stompen!+ zo atraumatisch en aseptisch mogelijk
o Meest gebruikte technieken zijn “Locking Loop” en “3-Loop Pulley”
o De hechtingen moeten goed aangespannen worden zodat de pees op die
plaats een gegolfd uitzicht krijgt
Complicatie: indien men niet goed aanspant ontstaat er na enkele dagen
dikwijls een defect t.g.v. retractie van de peesvezels

  1. Hechten huiddefect (indien mogelijk)
  2. Immobilisatie in ontlaste of relaxatietoestand (6-8 w) –> Complicatie: indien men het behandelde lidmaat niet stevig immobiliseert dan kunnen de hechtingen doorscheuren doorheen het verweekt peesweefsel (door exsudatie na hechting)
  3. Antibiotica + NSAID’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

locking loop

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

3 loop pulley

A

Near – Far
Middle – Middel
Far – Nea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Behandeling van totale peesruptuur

A

De behandeling van totale peesrupturen is analoog als bij peeswonden, behalve dat er hier geen huidwonde moet behandeld worden.
 Peesuiteinden worden gehecht wanneer het lidmaat in relaxatiepositie wordt geïmmobiliseerd
 Indien eindpees + beenfragment losgerukt → pees + beenfragment op hun anatomische plaats
vastschroeven (indien beenfragment voldoende groot is)
 Afgerukte ligamenten en pezen kunnen a.d.h.v. een schroef of een speciaal daartoe ontworpen
“anker” aan beenweefsel gefixeerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Symptomen van tendinitis buigpees

A

Acute symptomen: symptomen van een ontstekingsreactie
1. Plotse matige tot erge zwelling
2. Lokale temperatuursverhoging
3. Erge pijn bij druk
4. Matige tot zeer erge claudicatie

Chronische symptomen:
1. Blijvende verdikking van de pees
2. Al dan niet pijnlijk bij druk
3. Na inspanning: pees voelt warmer aan + pijnlijk
4. Vaak lichte claudicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Symptomen van tendinitis buigpees

A

Acute symptomen: symptomen van een ontstekingsreactie
1. Plotse matige tot erge zwelling
2. Lokale temperatuursverhoging
3. Erge pijn bij druk
4. Matige tot zeer erge claudicatie

Chronische symptomen:
1. Blijvende verdikking van de pees
2. Al dan niet pijnlijk bij druk
3. Na inspanning: pees voelt warmer aan + pijnlijk
4. Vaak lichte claudicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Niet-chirurgische behandeling van tendinitis

A

De 3 basisprincipes voor de behandeling van acute tendinitis
1. Afkoeling:
 Zeer belangrijk in de acute inflammatoire fase
 Veroorzaakt een lokaal VC (vermijdt verdere extravasatie van bloed + lokale
druktoename) + vermindert lokale ontstekingsreactie + analgetisch
 D.m.v. stromend water of ice-packs
 Langdurig afkoelen kan leiden tot reflectorische VD en oedeem → max. 20 min
afkoelen

  1. Rust:belangrijk in de acute fase
  2. Ondersteuning:verbanden → uitwendige druk → vermindering van oedeem +
    ontstekingsreactie + ondersteuning aangetaste pees
  3. Systemische anti-inflammatoire behandeling: in de acute fase worden de dieren best algemeen behandeld met NSAID’s of corticosteroïden.
    N.B.:Het gebruik van algemene corticosteroïden wordt best beperkt tot de eerste 48-72u daar
    zij een negatieve invloed op de heling van het peesweefsel hebben
  4. Gecontroleerde beweging:
     Tijdens acute fase: rust
     Tijdens verloop van verdere heling: gecontroleerde beweging → helpt om resterende ontstekingsreactie te verminderen + adhesies tussen pees en omliggende weefsels te vermijden + betere longitudinale oriëntatie van de collageenvezels in de remoddeleringsfase
  5. Intralesionale injecties:deze mogen niet in de eerste 3-4 dagen gegeven worden om het risico
    op een bijkomende bloeduitstorting te vermijden
     Polygesulfateerde glycosaminoglycanen (PSGAG) en hyaluronzuur (HA): vnl. een
    lokaal anti-inflammatoir effect

 Regeneratieve producten: de bedoeling is dat de heling niet zou gebeuren door de
vorming van littekenweefsel (collageen type III) → intralesionale injectie van:
 Gecultiveerde mesenchymale stamcellen:meestal wordt gebruik gemaakt van
autologe mesenchymale stamcellen die gekweekt worden uit beenmerg of vet
 Platelet Rich Plasma: wordt bekomen door het bloed van het dier af te
centrifugeren en enkel bloedplaatjes-rijke fractie ervan te isoleren → deze
bloedplaatjes spelen een belangrijke rol in de heling van weefsels door ≠
groeifactoren vrij te geven
N.B.: Intralesionale injectie van corticosteroïden is NIET aangewezen daar dit aanleiding geeft
tot weefselnecrose en dystrofische mineralisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Chirurgische behandeling van tendinitis

A
  1. Peessplitsing: men maakt één of meerdere longitudinale incisies in het peesweefsel met als
    bedoeling de neovascularisatie van het peesweefsel en ingroei van fibroblasten te bevorderen om aldus een snellere heling van het peesweefsel te bekomen
     Bij chronische tendinitis: geen gunstig klinisch effect → er ontstaat zelfs een
    uitgesproken beschadiging van de pees met nog meer littekenweefselvorming
     Bij acute tendinitis: enkel in de acute fase van de tendinitis wordt percutane
    peessplitsing aangeraden!→ er ontstaat een gelokaliseerde bloed- of vochtuitstorting
    (drainage van deze holte is gunstig om bijkomende schade van peesvezels door
    druktoename van opgestapelde vocht te vermijden)
  2. Doorsnijden lig. accessorium oppervlakkige buigpees: hiermee bekomt men goede
    resultaten voor de behandeling van tendinitis van de oppervlakkige buigpees → gevolg: de
    “werklengte” van de oppervlakkige buigpees wordt vergroot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Gebruik van supplementen en greffen bij beenheling

A

Supplementen:
 De meeste stoffen zijn enkel effectief indien een deficiëntie ervan aan de basis ligt van een
gestoorde heling:
 Ca en P hebben geen direct stimulerend effect, ze moeten echter in voldoende
hoeveelheid en een juiste verhouding in het voedsel voorkomen
 Ook vitamine D is enkel effectief bij insufficiënte ervan
 Anabole steroïden: beletten enigszins de negatieve N-balans die na elk trauma ontstaat
en bevorderen Ca en P retentie
 Enkel groeifactoren (o.a. TGF-β, IGF,…) kunnen de normale fractuurheling stimuleren

Beengreffen:
 Beengreffen kunnen ≠ functies vervullen:
 Osteogenesis: wanneer verse, levende osteoblasten in de fractuurhaard worden
ingebracht
 Osteo-inductie: het uitlokken van nieuwbeenvorming door ≠ lokale factoren die
aanwezig zijn in de beengreffe
 Osteoconductie: het geleiden van de nieuwbeenvorming door de matrix van de greffe
 Ondersteuning van de fractuurhaard indien er een defect aanwezig is

 Spongieuze autogreffen: osteogenetisch, osteo-inductief + osteoconductief
Nadeel:bieden geen ondersteunende functie aan fractuurdefect
 Staalname bij KHD: proximale tibia, humerus of ileum
 Staalname bij GHD: proximale tibia, sternum (meestal), tuber coxae

 Gedemineraliseerde corticale allogreffen: osteo-inductief + osteoconductief
Nadeel: niet osteogenetisch + bieden geen ondersteunende functie aan fractuurdefect (want door demineralisatie worden ze rubberachtig van consistentie)

 Gemineraliseerde corticale allogreffen: WEL ondersteunende functie aan fractuurdefect

Beenvervangers:osteoconductief (nadeel:niet osteogenetisch + niet osteo-inductief)
 Samengesteld uit Ca en P met ruime poriëngrootte om een vlotte ingroei van cellen en bloedvaten toe te laten
 Twee belangrijkste beenvervangers: Hydroxyapatiet (blauw, niet biodegradeerbaar) en Tricalciumfosfaat (wit, biodegradeerbaar)
 Redenen om beenvervangers te gebruiken i.p.v. spongieuze autologe beengreffen:
 Comfort van de patiënt: geen bijkomende incisie, minder pijn
 Verminderen van de anesthesieduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Diafysefractuur met “butterfly”:

A

fractuur op lange beenderen door druk op de diafyse loodrecht op de lengterichting van het been en tegendruk op de 2 epifysen. Dit resulteert in een dwarse fractuur met een driehoekig fragment (“butterfly”) aan de compressiezijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Monteggia-fractuur:

A

ulnafractuur + elleboogluxatie (t.g.v. het initiële trauma kan naast een fractuur ook een gewrichtsluxatie ontstaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Manieren om beenfractuur te reduceren

A

Definitie reductie: het op zijn plaats brengen van de beenfragmenten, hetzij perfect anatomisch, hetzij
enkel om de lengte van het been en de alignatie van de gewrichten te herstellen.
 Rotatie van het distaal fragment moet ten zeerste vermeden worden
 Bij intra- en peri-articulaire fracturen moet de alignatie zo exact mogelijk zijn om osteoarthritis te voorkomen

Een perfecte anatomische reductie kan onmogelijk zijn wegens:
 Aard van de fractuur (multipele fragmenten, verbrijzeling)
 Sterke verplaatsing van de fragmenten door spiercontracties, spierretracties en
bindweefselretractie → vaak het geval bij GHD bij fracturen van beenderen die door
grote spiermassa’s omgeven zijn (bv. femur)

Manieren van reductie:
 “Gesloten” reductie: fractuurhaard wordt niet geopend, hierbij is het meestal
niet de bedoeling om een perfecte anatomische reductie te bekomen
 Reductie is zeer pijnlijk + spiercontracties (hindert reductie) → sedatie
en/of algemene/regionale anesthesie nodig!
 Bij niet-recente fracturen kunnen de spiercontracturen zelfs met behulp
van algemene anesthesie/toedienen van spierrelaxantia niet meer
opgeheven worden
 Bij KHD: methode van tractie en tegentractie
1) Dier onder algemene/regionale anesthesie of sedatie
2) Dier in zijlig op een tafel leggen met het gebroken lidmaat naar boven
3) Proximaal deel van lidmaat wordt via een touw/lus onder oksel- of
liesstreek aan de tafel gefixeerd
4) Distaal deel van lidmaat wordt met een touw gefixeerd rond het
lichaam van de chirurg die een sterke tractie kan uitoefenen door
achteruit te leunen (voordeel: beide handen zijn vrij voor manipulatie
bij de reductie)

Bij GHD: grote krachten nodig om een fractuur te reduceren → gebruik van
katrolsystemen of een takel om reductie te bekomen  Soms wordt een Steinmann pin doorheen het distaal beenfragment aangebracht en wordt
aarop tractiekracht uitgeoefend (effectiever dan trekken aan distale deel van lidmaat!)

“Open” reductie: fractuurhaard wordt chirurgisch benadert en men beoogt meestal wel een zo goed mogelijke anatomische reconstructie gevolgd door interne fixatie van de fractuur
 Uiteraard steeds onder algemene anesthesie
 Continue progressieve tractie op het distaal deel van het lidmaat uitoefenen (vnl. bij GHD d.m.v. een katrolsysteem): dit is effectiever dan een éénmalige harde tractie voor het overwinnen van de spiercontracties

Verschillende methoden om “open” reductie te bekomen:
o Fragmenten oplichten uit de chirurgische incisie → onder een hoek tegen mekaar
houden → door neerwaartse druk de fragmenten op hun plaats brengen
o Gebruik een elevator als hefboom om de fragmenten op hun plaats te brengen
o Schuine fracturen: manipulatie d.m.v. reductie-forceps met scherpe punten

N.B.: Zowel na een “gesloten” als een “open” reductie moet ervoor zorgen dat de bekomen reductie tijdens de verdere fractuurbehandeling zo perfect mogelijk behouden blijft!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Voor- en nadelen van open fractuurreductie en mogelijke hulpmiddelen

A

Voordelen:
 Betere wondinspectie: men kan de eventueel aanwezige bloedklonters,
granulatieweefsel, kraakbeen- of beenfragmenten te verwijderen
 Stompe instrumenten kunnen gebruikt worden als hefboom om de reductie te realiseren
 Mogelijkheid om een goede anatomische reconstructie te bekomen
 Nadelen:
 Risico op schade van gewrichtsoppervlak
 Steeds onder algemene anesthesie → gevaar door bijwerkingen, verstoring
bloedsomloop,… (groter risico bij GHD!!)
 Expositie van het fractuur/gewricht → risico op secundaire infecties
 Verstoring van weke delenmantel (huid, spieren en neurovasculaire bundel): bij
ingewikkelde breuken is de bevloeiing van het bot sterk verminderd. Om deze
bedenkelijke vascularisatie niet verder in het gedrang te brengen dient het chirurgisch
trauma tot een absoluut minimum herleid worden.

hulpmiddelen –> supplementen, beengreffen, beenvervangers (hydroxyapatier, tricalciumfosfaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Metallurgie van osteosynthese

A

Het materiaal dat gebruikt wordt voor osteosynthese moet aan verschillende voorwaarden voldoen:
 Zeer stevig
 Elastisch (elasticiteit van been benaderen → vnl. van belang bij beenplaten)
 Corrosie-resistent (ook bij zeer langdurig verblijf in het organisme!)
 Biocompatibel (inert)
 Gladde oppervlak

Meest gebruikte osteosynthese materialen:
 Roestvrij staal:
 Niet magnetisch
 Gepolierd oppervlak(impermeabel voor ionen)

 Titanium:
 Hoge weerstand corrosie
 Stevig en elastisch (benadert beter de elasticiteit van beenweefsel i.v.m. roestvrij staal
→ hierdoor ontstaat er op langere termijn minder lokale demineralisatie van het been
dan roestvrije staal)
 Licht (gunstige eigenschap wanneer veel platen en schroeven gebruikt moeten worden)
 Nadeel: zeer duur

Belangrijke complicatie bij gebruik van osteosynthese materiaal:corrosie → ontstekingsreactie rond het metaal → metaal kan loskomen (o.a. door beenresorptie) en soms afgestoten worden waarbij ook secundaire infectie mogelijk is.

Belangrijke oorzaken van corrosie:
 Rechtstreeks contact tussen twee metalen van verschillende samenstelling: het spreekt voor zich dat titanium platen niet mogen gecombineerd worden met roestvrije stalen schroeven en omgekeerd, maar zelfs het aanwenden van platen en schroeven van een licht verschillende samenstelling (bv. verschillende producenten) kan corrosie teweeg brengen → koop osteosynthese materiaal bij dezelfde firma!!!
 Beschadiging van het oppervlak van een metalen implantaat (bv. door slechte bewaring,…)
 Hergebruik van implantaten: gebruik de implantaten maar één keer!!!

49
Q

Verschillende vormen van externe fixatie en hun invloed op stabilisatie

A

Externe fixatie:bij deze methode worden er één of meerdere Steinmann pinnen (of dunnere Kirschner draden) in of dwars doorheen het proximale en distale fragment geplaatst en worden deze buiten de huid aan elkaar gefixeerd.

Pinnen:
 Glad of geschroefd:
o Voordeel geschroefde pinnen:betere fixatie in beenweefsel → komen minder
makkelijk los
o Voordeel gladde pinnen: gemakkelijker aan te brengen
o Aanbrengen door been voor te boren met een kleinere diameter dan de diameter
van de pin of manueel d.m.v. Jacobs kop
 Diameter: afhankelijk van het gewicht van het dier + fractuur (max 20% van de
botdiameter)
 Loodrecht/schuin:
o Voordeel schuine pinnen in transfixatiesysteem:steviger + minder
mogelijkheid tot zijdelings verschuiven van het systeem bij osteolyse en loskomen van de pinnen

 Aantal:
o Indien enkel externe transfixatie: minstens 2 pinnen/beenfragment
o Epifysaire fracturen: 2 pinnen gekruist plaatsen (horizontaal)
o Hoe groter het aantal pinnen/fragment, hoe groter de stabiliteit
 Lokalisatie: plaats pinnen zowel dicht bij de fractuurhaard als ver ervan verwijderd
(stabiliteit van externe fixatie is groter wanneer de pinnen gespreid worden over de
volledige lengte van het been)
 Fixatiesysteem buiten de huid:
 Uitwendige Steinmann pin + klemmen:toepassing enkel bij KHD!
o Handig
o Proper
o Makkelijk verwijderen
o Mogelijkheid om positie van de beenfragmenten aan te passen door de klemmen
te herplaatsen
o Nadeel:niet stevig voor de behandeling van fracturen van ledematen bij GHD

 Autopolymeriserende stof: toepassing bij GHD als KHD
o Plastic buizen die over de uiteinden van de pinnen geschoven wordt →
vullen met een vloeibare autopolymeriserende stof (PMMA:
polymethylmetacrylaat) → bij polymerisatie wordt deze kunststof zeer
hard → stevige fixatie
o Geen luchtbellen (anders daalt de stevigheid van externe fixatie)
o Warmteontwikkeling bij polymerisatie(let op voor brandwonden!)
o Niet overvullen! (PMMA zet sterk uit)
o Voordelen: zeer stevig + goedkoop
o Nadelen: geen aanpassing + doorzagen

Configuratie van de fixatie:
 Unilateraal/bilateraal:
o Unilaterale fixatie is niet stevig genoeg voor fracturen van ledematen bij GHD
o Bij sommige lokalisaties bij KHD is om anatomische redenen enkel een
unilaterale fixatie mogelijk (o.a. humerus, femur)
o Hoe dichter de uitwendige fixatie tegen de huid, hoe steviger de fixatie
 Driedimensionaal:bestaat uit 2 unilaterale fixaties of een uni- en bilaterale fixatie
 Uiteraard mogen de pinnen mogen niet aangebracht worden in de fractuurspleet, in een fissuur, in één van de aanpalende gewrichten of in een groeiplaat!

50
Q

Interne fixatie d.m.v. pinnen

A

Hiervoor worden Steinmann pinnen of de dunnere Kirschner draden gebruikt. Interne fixatie d.m.v.
pinnen wordt bijna uitsluitend bij KHD aangewend!
Eigenschappen:
 Roestvrij
 Ronde doorsnede
 Glad oppervlak
 1 of 2 punten
 ≠ diameters/lengtes verkrijgbaar

Toepassingen:
 Steinmannpinnen: intramedullaire fixatie
 Worden het meest gebruikt voor fracturen van humerus, tibia en femur bij KHD
 Voorkomen zijdelingse verplaatsing van de beenfragmenten, MAAR rotatie en axiale
compressie kan wel nog optreden!→ hierdoor vaak bijkomende stabilisatie nodig (o.a.
externe fixatie of cerclage)
 Fijnere Kirschnerdraden: condylaire fracturen, , ulnafracturen,…

Technieken aanmbrengen intramedulaiire pinnen: retrograde en normograde techniek.

51
Q

Bespreek Thomas-spalk

A

Thomas-spalk: spalkverband waarbij tegelijk continue tractie op het lidmaat wordt uitgevoerd.
 Bestaat uit een metalen beugel met proximaal een ovalen koepel die
hetzij hoog in de oksel of lies gepositioneerd wordt → bevestigen
aan lidmaat d.m.v. tape, verband of gipsmateriaal
 Proximale ring goed polsteren om te beletten dat er druknecrosen in
de lies of oksel ontstaan
 Gebruik: behandeling van fracturen van proximale beenderen
(femur/humerus)!!
 Nadelen: geen optimale stabilisatie, gewichtslimiet (max. 200 kg)
 Voordelen: goedkoop i.v.m. andere fixatie methoden

52
Q

Bespreek wandelspalk

A

Wandelspalk:een gipsverband waarbij a.h.v. een geïncorporeerde beugel of externe transfixatie er geen
rechtstreekse steunname is op het distale deel van het lidmaat.
 Methode:
1) 2-4 Steinmann pinnen worden dwars doorheen het proximaal gelegen lang been
aangebracht (meestal metacarpus/-tarsus,radius/tibia kan ook)
2) Verband op lidmaat aanbrengen (Steinmann pinnen steken uit het verband uit)
3) Onder de hoef/klauw watten plaatsen
4) Synthetisch gipsverband over het geheel aanbrengen → enkele aandachtspunten:
o Maak kleine steekincisie in de eerste lagen van de gips t.h.v. de pinuiteinden zodat ze goed in de gipswand vastzitten → laatste lagen van
gipsverband legt men over de pinuiteinden

o Gipsverband steeds tot onder de hoef/klauw plaatsen + tot meerdere centimeters
boven de meest proximale pin (om te vermijden dat er fracturen van
metacarpus/-tarsus, radius/tibia zouden ontstaan t.h.v. de meest proximale pin
aangezien daar de grootste inwerkende krachten op werken)
 Gebruik: uitsluitend bij GHD om de kogel/phalangen te ontlasten (bv. bij multipele koot- of
kroonbeenfracturen)
 N.B.: Verwar niet met spalkverband!!

53
Q

Bespreek DCP-plaat als compressieplaat bij schuine diafysefractuur femur

A

Gebruik van platen op 2 manieren:de platen zijn hetzelfde!
 Compressieplaat:comprimeert de beenfragmenten tegen elkaar in lengterichting van het been
 Neutralisatieplaat:verleent enkel stabiliteit aan de fractuur (geen compressie)

DCP-plaat (“Dynamic Compression Plate”):
 Meest gebruikte plaat
 De gaten in deze DCP-platen zijn zodanig geconstrueerd dat men bij het aandraaien van de
schroeven een “dynamische compressie” van de fractuur bekomt:
 De gaten zijn ovaal en hellen af naar het centrale deel van de plaat
 Bij excentrische plaatsing kan per schroef ca. 1 mm compressie uitgevoerd worden

DCP-plaat als compressieplaat bij een schuine diafysaire fractuur:
1. Expositie van het been
2. Aanpassen van de plaat aan de vorm van het been
3. Beenfragmenten zo perfect mogelijk reduceren
4. Plaat tegen het been leggen + tijdelijk aan het been fixeren a.h.v. beenklemmen –> Aan beide zijden van de fractuurlijn moeten minstens 2 schroeven geplaatst worden + als plaatschroeven worden bijna altijd corticalisschroeven gebruikt
5. Schroef A:Aan ene zijde van de fractuur een gat van 3.2 mm diameter boren doorheen beide cortices: loodrecht op de lengterichting van het been + excentrisch (= niet centraal) in één van de gaten d.m.v. excentrisch boorgeleider
6. Lengtebepaling van schroef a.h.v. de dieptemeter: meten doorheen het gat in de plaat
7. 4.5 mm schroefdraad in beide cortices voortrekken (ook doorheen het gat in de plaat)
8. Corticalisschroef in het been draaien doorheen de plaat → nog niet volledig!: schroefkop mag
nog net geen contact hebben met de plaat
9. Schroef F: stap 5-8 herhalen aan de andere kant
10. Beide schroeven alternerend aanspannen → compressie van de fractuurspleet (max. 2 mm
aangezien men per schroef ca. 1 mm compressie bekomt)
N.B.:Op dit ogenblik kan nog een lichte correctie van de appositie van de beenfragmenten
bekomen worden aangezien er aan beide zijden van de fractuurlijn maar 1 schroef geplaatst is
11. 2 mogelijkheden:
 Bijkomende compressie nodig:schroef B en E excentrisch plaatsen (één aan elke zijde
van de fractuurlijn) d.m.v. excentrisch boorgeleider
 Geen bijkomende compressie nodig:schroef B en E in neutrale positie plaatsen d.w.z.
centraal in het ovale plaatgat de schroeven plaatsen d.m.v. centrale boorgeleider
12. Bij schuine diafysaire fractuur moeten de schroeven die de fractuurlijn kruisen steeds als
compressieschroeven aangebracht worden m.a.w.
 Gat in de cortex aansluitend met de plaat (cis-cortex) moet een 4.5. mm diameter
hebben
 Gat in de verre cortex (trans-cortex) moet een 3.2 mm diameter hebben

54
Q

Bespreek cerclage en teken

A

Cerclage: wanneer de staaldraad circulair rond het been wordt aangebracht spreekt men van “cerclage”.
“Cerclage” is onvoldoende stevig voor de stabilisatie van fracturen van lange benen en moet dus steeds gecombineerd worden met een andere stabilisatiemethode (o.a. platen en schroeven, externe fixatie,
intramedullaire pinnen).

Specifieke toepassing: “tension band” principe
 Gebruik: bij fracturen waarbij er sterke tractie is van een spier op één van de
beenfragmenten (bv. horizontale proximale ulnafracturen, horizontale patellafracturen,
fracturen van de calcaneus,…)
 Doel:tractiekrachten van de spier die de beenfragmenten uit elkaar trekken m.b.v. een
staaldraad en meestal een metalen pin omzetten in compressiekrachten
 Voorbeeld: horizontale ulnafractuur bij KHD
1) Fractuurfragmenten perfect reduceren + op plaats houden door 2 evenwijdige
Kirschnerdraden of een Steinmannpin
2) 2 beenfragmenten langs de tensiezijde (caudale zijde van ulna) met een
staaldraad in 8 vorm aan elkaar fixeren
3) Proximaal staaldraad rond uiteinde van Steinmannpin of onder omgeplooide en
in het been geslagen uiteinden van Kirschnerdraden fixeren
4) In distaal fragment de staaldraad doorheen een horizontaal boorkanaal geleiden
en aandraaien
Resultaat: indien de triceps samentrekt wijken de fragmenten caudaal niet uiteen
door de spanning van de staaldraad en men bekomt tegelijk een compressie aan
de craniale zijde van de ulna

55
Q

Welke strategie zou je volgen bij vermoeden van een infectie bij fixatie met platen
en schroeven

A

Diagnose stellen:
 Vermoeden a.d.h.v. klinische symptomen:
1) Lichte koorts
2) Verminderde gebruik van het behandelde lidmaat
3) Lokale zwelling en warmte
4) Vochtopstapeling
5) Vaak ook drainage of zelfs dehiscentie van de wonde
 Definitieve diagnose:aseptische staalname t.h.v. fractuur of operatiewonde
 Bacteriologisch onderzoek
 Cytologisch onderzoek: sneller diagnose → 90 % neutrofielen en/of aanwezigheid van
kiemen bevestigen de infectie

Behandeling:zeer langdurig en zeer duur
 Algemeen: staalname voor identificatie van de kiem→ aangepaste spectrum antibiotica
 Lokaal: drainage→ lokale spoeling van de infectiehaard + necrotisch been en beensekwesters
verwijderen
 Algemeen toegediende antibiotica en lokale spoelingen helpen om de infectie onder controle
te houden, maar kunnen ze niet elimineren indien de infectie gelokaliseerd is rond
orthopedische implantaten: deze beschermen immers de kiemen voor de antibiotica. Echter,
zolang de implantaten voor stabiliteit van de fractuur zorgen mogen ze niet verwijderd worden:
een geïnfecteerde niet-stabiele fractuur is veel erger dan een geïnfecteerde stabiele fractuur.
Men moet dus trachten de fractuur zo lang mogelijk stabiel te houden. Van zodra de fractuur geheeld is worden de implantaten verwijderd: pas dan is een volledige eliminatie van de infectie mogelijk.

Preventie:
1. Huidwonde en fractuurhaard zeer grondig spoelen
2. Aseptisch + atraumatisch werken
3. Hemostase respecteren
4. Lokaal langwerkende antibiotica
5. Algemeen breedspectrum antibiotica
Prognose: redelijk gunstig bij KHD, sterk gereserveerd bij GHD (vaak krijgt men de infectie niet onder
ontrole → amputatie/euthanasie)

56
Q

Bespreek intramedullaire fixatie d.m.v. Rush pinnen

A

Rush pinnen: stevige, veerkrachtige, cirkelvormige pinnen. De pinnen zijn licht gebogen, hebben aan
het ene uiteinde een afgeplatte punt en het andere uiteinde is omgebogen.

Techniek:
1. In distale fragment zowel mediaal als lateraal een gat boren onder een hoek van minder dan
40° met de lengte-as van het been
2. Rush pinnen via deze gaten naar proximaal inbrengen (met een bottang of hand)
 Eerst beide pinnen invoeren totdat ze contact maken met de contralaterale cortex, net
boven de fractuurlijn
 Vervolgens afwisselend de pinnen verder naar proximaal duwen: de schuine punt
zorgt er voor dat de pin opnieuw afbuigt naar de ipsilaterale cortex

Resultaat: beide pinnen hebben elk 3 contactpunten met de cortex → ipsilateraal t.h.v. distale fragment, contralateraal boven de fractuurlijn en ipsilateraal t.h.v. proximale fragment (dit zorgt voor een goed, dynamische fixatie met een zekere weerstand tegenover rotatiekrachten)

Toepassing: fixatie van distale condylaire humerus- en femurfracturen bij KHD
N.B.:De techniek moet perfect uitgevoerd worden, indien men de pinnen in het distale fragment zou
slaan in een hoek groter dan 40° dan bestaat er gevaar dat de pinnen t.h.v. de fractuurhaard naast het
proximale fragment (buiten de mergholte) terechtkomen!

Alternatief methode- “Cross-pinning”: eenvoudigere methode voor de behandeling van distale
condylaire fracturen van humerus/femur bestaat in het invoeren van 2 gekruiste Kirschnerdraden of
Steinmannpinnen

57
Q

Wat zijn interlocking nails en hoe gebruik je ze?

A

“Interlocking nails”: ronde mergnagels die zowel t.h.v. het proximale als het distale beenfragment verankerd worden aan het been d.m.v. schroeven.

Doel: zeer goede stabilisatie van het fractuur d.m.v. intramedullaire fixatie
 Mergnagel voorkomt zijdelingse verplaatsing van de beenfragmenten
 Schroeven (die de nagel verankeren) gaan rotatie en axiale compressie tegen

Techniek:
1. Mergholte vrijmaken + deel van spongieus been van metafyse verwijderen d.m.v. een
“reamer”(reden:om een uniforme diameter van de mergholte te bekomen)
2. Normograde insertie mergnagel
3. Koppeling boorgeleider aan mergnagel (reden: om de gaten in het been op juist dezelfde
hoogte als de openingen in de mergnagel te kunnen boren)
4. Invoeren schroeven → verankering mergnagel aan been (meestal 2 verankerde
schroeven/beenfragment)
T
oepassingen:
 Femur-, humerus- en tibiafracturen bij KHD
 Humerusfracturen bij veulens
N.B.: “Interlocking nails” zijn voorlopig niet geschikt voor behandeling van fracturen bij zware dieren!

58
Q

Symptomen, diagnose en behandeling van infectie met interne fixatie

A

Symptomen:
1. Koorts
2. Verminderd gebruik van het behandelde lidmaat
3. Zwelling
4. Warmte
5. Vochtopstapeling t.h.v. operatiewonde
6. Vaak (purulente) drainage of zelfs dehiscentie (= opengaan) van de wonde

Diagnose: onderzoek van een staal dat aseptisch werd genomen t.h.v. de fractuur of operatiewonde→ bacteriologisch of cytologisch onderzoek (90 % neutrofielen en/of aanwezigheid van kiemen bevestigen de infectie)→ identificeer kiem!

Voorzorgsmaatregelen: indien men bij open fracturen onmiddellijk wordt overgegaan tot interne
fixatie moet men alle voorzorgen nemen om infectie te voorkomen
1. Huidwonde en fractuurhaar zeer grondig spoelen
2. Aseptisch en atraumatisch werken:
 Accumulatie van bloed t.h.v. fractuurhaard vormt een ideale voedingsbodem voor
kiemen (besteed aandacht aan hemostase!)
 Erg weefseltrauma + vernietiging van de circulatie verhoogt de kans op infectie en
vertraagt de heling van fracturen
3. Lokaal langwerkende antibiotica toedienen
4. Na ingreep: dieren langdurig onder algemene breedspectrum antibiotica houden
5. Regelmatige controle!

Behandeling:
1. Antibiotica toedienen: eerst staalname voor identificatie kiem → algemeen breedspectrum
antibiotica(totdat resultaten van het bacteriologisch onderzoek gekend zijn) → uitslag bacteriologisch onderzoek → spectrum van antibiotica aanpassen
2. Lokale spoeling van infectiehaard + necrotisch been en beensekwesters verwijderen

N.B: Algemeen toegediende antibiotica en lokale spoelingen helpen om de infectie onder
controle te houden, maar kunnen ze niet elimineren indien de infectie gelokaliseerd is rond orthopedische implantaten. Deze beschermen immers de kiemen voor de
antibiotica/antiseptica. Echter, zolang de implantaten voor stabiliteit van de fractuur zorgen mogen ze NIET verwijderd worden: een geïnfecteerde niet-stabiele fractuur is immers veel erger dan een geïnfecteerde stabiele fractuur!!

  1. Indien fractuur geheeld en stabiel is: verwijder implantaten → volledige eliminatie van de infectie is nu mogelijk
    N.B: In sommige gevallen is het technisch mogelijk de interne fixatie te verwijderen en te
    vervangen door een externe fixatie: hierdoor kan de infectie eerder geëlimineerd worden en
    verloopt de fractuurheling sneller
59
Q

Osteomyelitis

A

Definitie: bacteriële osteitis van de mergholte

Etiologie: osteomyelitis is steeds een bacteriële infectie → deze infectie kan op 3 manieren ontstaan:
 Via een wonde, een open fractuur of t.g.v. een operatieve fractuurbehandeling
 Door uitbreiding van een infectie uit de omgeving
 Hematogeen (hematogene osteïtis)

Predisponerende factoren:
 Stomp trauma, vooral op plaatsen waar het been onmiddellijk onder de huid ligt, zonder
ruptuur van de huid
 Vasculaire architectuur van de groeiplaat → gefenestreerde capillairen, waar bacteriën
gemakkelijk door de wand kunnen passeren + op die plaats een terminale circulatie zonder
collateralen, zodat thrombose van een capillair leidt tot een necrosehaardje waarbij infecties in
dergelijke necrosehaardjes zich gemakkelijk installeren omdat de afweer ter plaatse
weggevallen is (vandaar dat osteomyelitis van de groeiplaat een veel voorkomend letsel is bij
jonge dieren!!)

Verder evolutie en uitbreiding van de letsels:een hematogene osteomyelitis kan op verschillende manieren verder evolueren
 Uitbreiding naar het periost → subperiostaal abces → periost komt los
 Necrose van het been door druk van de etter, arteriële thrombose en losrukken van het periost
 Sequester: een geïsoleerd necrotisch beenfragment in een osteolytische haard dat achterblijft
doordat het fragment, bij het proces van opeenvolgende necrose - resorptie - beenvorming, niet
volledig geresorbeerd wordt → mogelijke gevolgen:
 Kleine sequester kan achteraf geresorbeerd worden
 Grote sequester kan samen met etter via een fistelgang afgevoerd worden naar de
buitenwereld
 Sequester blijft ter plaatse en wordt omgeven door granulatieweefsel en reactief nieuw
beenweefsel

Symptomen:
 Zeer pijnlijke, diffuse zwelling
 Bij lokalisatie t.h.v. de ledematen → erge claudicatie
 Bij lokalisatie t.h.v. wervels → neurologische symptomen
 Algemene infectiesymptomen + koorts

Behandeling:
 Drastische en langdurige (minimaal 3 weken) algemene en lokale antibioticatherapie: hoewel
doorgaans wordt aangenomen dat antibiotica niet kunnen doordringen in necrotisch
beenweefsel, blijkt dit niet juist te zijn!!Zowel penicilline als andere antibiotica penetreren vlot
tot in de interstitiële vloeistof van necrotisch been!!
 Chirurgisch verwijderen van necrotisch beenweefsel + omgevend weefsel uitcuretteren
 Lokale irrigatie (= uitspoeling) + drainage
 Na uitcuretteren kan de holte eventueel opgevuld worden met spongieus been
 In sommige gevallen: resectie of amputatie (bv. rib, staart,…

60
Q

Beensekwester en symptomen

A

Beensekwester: dunne schel afgestorven beenweefsel die loskomt van de daaronder liggende gezonde
cortex. Zonder infectie ontstaat meestal geen beensekwester.

Voorkomen: bij bacteriële osteïtis van de oppervlakkige compactalaag. Deze vorm van bacteriële osteïtis ontstaat meestal door een verwonding met wegrukken van het periost gevolgd door een secundaire infectie. Hierdoor ontstaat er necrose van de oppervlakkige cortex en ontwikkelt zich een beensekwester.

Symptomen:
1. Indien t.g.v. een steekwonde (evt. al gesloten): purulente fistel→ bij sondage van deze fistelgang komt men soms op de beensekwester terecht
2. Indien beensekwester in open wonde: vorming hypergranulatieweefsel → per secundam heling is sterk vertraagd of zelfs gestopt
3. Meestal geen pijn/claudicatie
4. RX:
 Sekwester is pas zichtbaar 10-15 d na oorspronkelijk trauma
 (Soms sekwester ingesloten door periostale reactie)
 Aantonen verbinding beensekwester-fistelgang door contraststof in fistelgang te spuiten

61
Q

Bacteriële fysitis

A

Bacteriële fysitis is een vorm van bacteriële osteitis dat enkel voorkomt bij jonge dieren (vnl. bij kalveren). Het is zeldzaam bij kleine huisdieren

Etiologie: ontstaat bijna altijd door een hematogene infectie→ de kiemen kunnen zich om verschillende redenen gemakkelijk nestelen t.h.v. de fyse/metafyse en er een lokale infectie veroorzaken:
 In de sinusoïdale venen en gefenestreerde capillairen van de metafyseale circulatie → trager bloedflow + belemmering door septische thrombi → obstructie van terminale metafyseale bloedvaten → lage pO2 → beennecrose
 Mononucleair fagocyterend systeem is weinig actief in de groeiplaten en metafysen
 Aseptische traumatische letsels t.h.v. de groeiplaat met disruptie van bloedvaten, vorming van thrombi en zelfs lokale necrose bevorderen het ontstaat van een gelokaliseerde infectie bij hematogene aanvoer van kiemen

Symptomen:
1. Vaak aansluitend met primair infectieproces → hematogene spreiding van kiemen
2. Uitgesproken claudicatie
3. Diffuse pijnlijke peri-articulaire zwelling
4. Koorts
5. Lokaal warm

Diagnose:
 Klinisch: een bacteriële osteitis van de groeiplaats moet vooral onderscheiden worden van een
infectieuze artritis: in het vroege stadium bekomt men bij punctie van het aanpalende normale
gewrichtsvocht
 RX:
 Beendestructie
 Perifere sclerose
 Beensekwester
 Periostitis

Behandeling: vooreerst moet altijd de oorzaak van de hematogene infectie behandeld worden!
1. Antibiotica
 Lichte gevallen: enkel algemene antibiotica
 Erge gevallen: lokale als algemene behandeling→ lokale Ab via regionale perfusie of
lokale depotpreparaten (bv. PMMA-parels,…)
2. Drainage abces
3. Uitruimen necrose door grondig uit te curetteren en uit te spoelen→indien de groeiplaat
dicht bij een gewricht gelegen is, is het zeer moeilijk tot onmogelijk om het necrotisch
beenweefsel grondig uit te ruimen zonder het gewricht te penetreren!!→ na uitruimen
spongieus been aanbrengen
4. Rust/immobilisatie

62
Q

Bespreek verschillende bestanddelen gewrichtskraakbeen en –kapsel en functie.

A

Gewrichtskraakbeen: bestaat uit 2 hoofdcomponenten: kraakbeencellen en EM
 Kraakbeencellen of chondrocyten(ca. 2%)
 Verantwoordelijk voor synthese van extracellulaire matrix
 Vormen ≠ cytokines en proteolytische enzymen die verantwoordelijk zijn voor de
afbraak van proteoglycanen en collageen
 Voeding door diffusie vanuit het synoviaalvocht
 Extracellulaire matrix: bestaat hoofdzakelijk uit water (ca. 75%), collageen en
proteoglycanen

63
Q

Bespreek de vlotte gewrichtssmering en hoe het gewricht krachten opvangt

A

 Gewrichtsvolume + gewrichtsdruk variëren naargelang de positie van het gewricht:
 Neutrale positie: subatmosferisch intra-articulaire druk
 Flexie of extensie: intra-articulaire druk ↑

 Gewrichtsholte = virtuele ruimte die is afgelijnd met een dunne film gewrichtsvocht die een
vlotte beweging van het gewricht met een minimum aan frictie toelaat

 Belasting kraakbeen → deformatie (o.a. door verplaatsing van een deel van het water van het
kraakbeen naar het gewrichtsvocht) → kraakbeen heeft een beperkte dikte (het moet nog volledig door diffusie gevoed kunnen worden) → beperkte schokabsorberende capaciteit → inwerkende krachten worden voor een groot deel doorgegeven aan de subchondrale beenplaat → microfracturen insubchondrale beenplaat :
 Fysiologische tempo: opgelopen microfracturen helen en remodelleren → subchondrale beenplaat versterkt volgens inwerkende krachten → schokabsorberende capaciteit ↑
 Pathologische tempo: te groot aantal microfracturen → sclerose van de subchondrale beenplaat → verstijving → weinig deformatie mogelijk → kraakbeen moet zelf teveel krachten opvangen → kraakbeendegeneratie

 Gewrichtssmering:
 Smering van de weke delen van het gewricht → verzorgd door het sterk
gepolymeriseerd hyaluronzuur
 Kraakbeen-kraakbeen smering → afhankelijk van de druk op het kraakbeen:
o Hoge druk: hydrostatische smering → het ultradunne laagje water dat uit het
kraakbeen wordt geperst bij compressie is verantwoordelijk voor de vlotte
smering
o Lage druk: hierbij zijn het vooral de glycoproteïnen die zich binden aan de twee
kraakbeenoppervlakken en aldus het rechtstreeks kraakbeen-kraakbeen contact
vermijden met een vlotte beweeglijkheid tot gevolg

64
Q

Kraakbeenheling: verloop en hoe bevorderen?

A
65
Q

Principe artroscopie en voordelen/nadelen t.o.v. artrotomie

A

Artroscopie: minimaal invasieve techniek die een rechtstreekse visualisatie van de gewrichten toelaat.
 Diagnostische artroscopie: artroscopie die enkel wordt gebruikt voor het bekijken van het
gewricht
 Therapeutische artroscopie: diagnostische artroscopie met daaropvolgend een behandeling

Principe:
1. Artroscopie wordt uitgevoerd onder algemene anesthesie: vermijdt onverwachte
bewegingen van de patiënt zodat een strikte asepsie toegepast wordt
2. Gewricht puncteren met een naald + opzetten met infusievloeistof: door opzetting van het
gewricht komt er ruimte tussen het gewrichtskapsel en gewrichtskraakbeen zodat de artroscoop
gemakkelijker kan worden ingevoerd.
3. Steekincisie maken
4. Schacht van de artroscoop wordt in het gewricht gebracht
5. Lichtbron, camera en vloeistofinfusiesysteem koppelen
6. Inspectie van het gewricht
7. Toegangspoort voor de instrumenten maken:
 Bij het paard: via een steekincisie tot in het gewricht
 Bij KHD: via een canule (klein buisje)→ doet ook dienst als uitvloeipoort voor de
infusievloeistof
8. Toepassen van het principe van triangulatie: artroscoop en instrument zijn beiden gericht
naar de punt van een driehoek (waar zich het letsel bevindt dat men wil behandelen)
9. Letsel in het gewricht artroscopisch behandelen (kraakbeen- en beenfragmenten
verwijderen, letsels curetteren,…)
10. Gewricht doorspoelen met infusievloeistof → gewricht leegduwen en huid van
steekincisies hechten

Voordelen:
1. Uitstekende visualisatie van het gewrichtskraakbeen, synoviaalvlies en andere intra-articulaire
structuren
2. Slechts minimaal trauma aan het gewricht
3. Laat een betere spoeling van het gewricht toe d.m.v. spoeling door naalden
4. Verminderde operatietijd (indien voldoende ervaring uiteraard)

Nadelen:
1. Artroscopische techniek is moeilijk, vraagt een lange leercurve en een continu onderhouden
van de techniek (hoe meer ervaring men heeft, hoe vlotter een artroscopie kan uitgevoerd
worden)
2. Correcte materiaal en instrumentarium van goede kwaliteit wordt vereist om goede resultaten
te bekomen → dit materiaal is redelijk duur

66
Q

Gewrichtsluxatie definitie

A

Definitie: een gewrichtsluxatie is een blijvende of intermitterende abnormale verplaatsing van de gewrichtsvlakken t.o.v. mekaar
 Totale luxatie - subluxatie
 Gesloten (meestal) - open luxatie (= bijkomende huidwonde)
 Acuut - chronisch
 Traumatische luxatie: oorzaak is meestal een uitwendig trauma of een abnormale beweging
(bv. uitglijden) → sommige gewrichten zijn anatomisch gepredisponeerd tot luxatie (bv.
femoropatellaire gewricht, heupgewricht bij de hond, schoudergewricht bij de mens,…)
 Pathologische luxatie: gewricht is gepredisponeerd tot luxatie door de aanwezigheid van aangeboren of verworven deformaties van gewrichtsvlakken en/of de beenuiteinden

67
Q

letsels gewrichtsluxatie

A

 Acute traumatische luxaties:
 Uitgerokken gewrichtsbanden (meestal zelfs gescheurd)
 Beschadiging van intra-articulaire structuren (bv. menisci)
 Schilferfracturen van de gewrichtsrand of totale fracturen (bv. voorwaartse luxatie van
het ellebooggewricht gaat bijna altijd gepaard met een fractuur van de ulna →
montiegga fractuur)
 Beschadiging van zenuwen, bloedvaten, pezen, spieren → geringe tot zeer erge
functionele stoornissen
 Subluxatie: minder erge letsels, wel meestal uitgetrokken gewrichtskapsel en peri-articulaire
banden
 Open luxatie: contaminatie gewricht → gevaar voor de ontwikkeling van infectieuze artritis
 Chronische traumatische of pathologische luxaties: langdurige abnormale belasting en/of
een slechte voeding van het gewrichtskraakbeen
 Degeneratieve veranderingen van het gewrichtskraakbeen
 Uitrekking van de gewrichtsbanden en gewrichtskapsel → gewrichtsinstabiliteit
 Ankylose
 Neartrose (= pseudartrose): vals gewricht → vorming van een onecht gewricht aan het
uiteinde van twee beenstukken bij slecht genezen beenbreuk, waarbij de beid
breukstukken niet door botweefsel met elkaar vergroeien, maar door een zachte kraakbeenachtige tussenmassa beweeglijk met elkaar verbonden blijven → verminderde
bruikbaarheid van het betrokken lichaamsdeel

68
Q

symptomen gewrichtsluxatie

A

Symptomen:
 Acute traumatische luxaties:
 Plotse optredende erge claudicatie
 Zeer erge pijn bij manipulaties
 Deformatie t.h.v. gewrichtsstreek (bv. bij heupluxatie verplaatst de femurkop zich
dorsaal en craniaal t.o.v. het acetabulum, wat een schijnbare verkorting van het lidmaat
met zich meebrengt)
 Bewegingsmogelijkheden zijn meestal abnormaal toegenomen (bv. “schuiflade”
syndroom bij ruptuur van de craniale kruisband bij de hond)

69
Q

Behandeling gewrichtsluxatie

A
70
Q

Behandeling uitgebreide infectieuze artritis en osteoartritis

A
71
Q

Hond blijven hangen op hek en sleept met achterpoot, welke zenuw geraakt en welke type van zenuwschade?

A

N. Femoralis? Axonotmesis of neurotmesis

72
Q

Wat is een variocele en wat is het klinisch belang?

A

Spatader op zaadbal, zorgt voor ongemak en pijn, uiteindelijk onvruchtbaarheid.

73
Q

Behandeling voor acute fase van spierkneuzing.

A

Remmen ontstekingsfase -> Rust, in erge gevallen NSAID’s en koelen.

74
Q

Steekwonde thv kogelgewricht: waarop letten bij RX foto en wat doen nadat er geen vocht werd bekomen na punctie van het gewricht.

A

Lukt niet altijd om vocht te aspireren, bv. omdat er al fibrine in het gewricht
zit dat de naald verstopt of dat je synovitis hebt. Waardoor er bijna geen
vocht in zit. Dan moet je verplaatsen en nog eens proberen te aspireren.
Nooit aspireren met teveel onderdruk want dan zuig je alle weefsels aan.
Een 2e reden waarom je geen vocht zou kunnen krijgen is omdat er geen vocht meer inzit omdat het er allemaal uit is gelopen via de wonde. Dan 2e methode om synoviale communicatie te bevestigen: vloeistof inspuiten en kijken of het eruit loopt.
Terug aspireren maar dit kan je niet gebruiken voor WBC telling omdat het vocht is verdund, het is enkel te gebruiken voor bacteriologie

75
Q

Wat is PRP voor behandeling van peesproblemen, wat doet het en hoe wordt het toegediend?

A

Platelet Rich Plasma, autologe bloedplaatjes die lokaal bij tendinitis worden ingespoten. Geactiveerde plaatjes: PDGF, TGF-β1, TGF- β2, VEGF
-> Stimulatie cel proliferatie en matrix synthese

76
Q

Vergelijken prognose bij een totale sectie van een buigpees en strekpees bij een sportpaard.

A

Prognose voor een sportpaard bij totale sectie van strekpees is beduidend hoger dan bij een totale sectie van een buigpees. Na een totale sectie zal de werking nooit 100% zoals vanouds zijn, dit is voor strekpezen minder erg omdat deze niet-gewichtsdragende pezen zijn, de buigpezen wel, dus zal de prestatie na genezing niet terug 100% zijn.

77
Q

Klinische symptomen geven van een acute niet-infectieuze periostitis.
ontstekingsreactie van het periost.

A

Inflammatie –> fibreus –> benig
Alleenstaand (trauma)
In samenhang met:
o Fracturen/fissuren
o Infectie (osteomyelitis/osteïtis)
o Gewrichtsontsteking

In dit geval; Traumatische periostitis acuut
- zwelling, pijn bij druk/flexie, claudicatie

Behandeling: acuut
Rust
Afkoelen
(NS)AID’s algemeen/topicaal/lokaal
De eerste 2 weken, om de ontstekingsreactie te verminderen.

78
Q

Op RX fotos aanduiden en benoemen welke de meest voorkomende (zichtbare) locaties zijn van OCD bij een paard en welk klinisch beeld het geeft bij een paard.

A

O.C.D./Osteochondrosis Dissecans
= Gelokaliseerde ideopatische afscheiding van
gewrichtskraakbeen of een subchondraal
beenfragment bedekt met gewrichtskraakbeen.

Paard –> vaak screening op
gedaan
o Warmbloeden
o Dravers

  1. Sprong
    a. Intermediaire kam van de cochlea tibia aan de dorsale zijde
    b. Tussen de mediale malleolus en de taluskam
    c. Onderzijde van de laterale taluskam
  2. Knie
    a. Trochlea femoris, met name de laterale femurkam
  3. Kogel
    a. Sagittaalkam t.h.v. de dorsale zijde

Bij de hond zijn het allemaal gewichtsdragende plaatsen. Bij het paard zijn het geen gewichtsdragende delen maar wrijfvlakken. Daarom is er bij paarden meestal geen claudicatie bij OCD maar wel opzetting van het gewricht.

Hond
o Grote rassen
1. Schouder
a. Caudale humerus kop
2. Elleboog
a. Mediale humerus condyl
3. Knie
a. Laterale femur condyl

79
Q

4 subjectieve niet-invasieve methodes geven om de leefbaarheid van darmen te beoordelen

A

Klinische beoordeling  subjectief
Niet een sterk opgezette darm beoordelen,
eerst leegmaken.
o Kleur
o Peristaltiek
o Capillaire refill
o Pulsatie mesenteriale vaten
o Na enterotomie:
 Bloeden van incisie
 Kleur mucosa

80
Q

Plaatje met 3 ‘lijnen’, onderdeel van welke extracellulaire matrix? Benoem ze en wat is hun functie

A

Extracellulaire matrix geproduceerd door de chondrocyten
o Water (75%)
o Collageen (type II)(15%)
o Proteoglycanen (aggrecan)(10%)

81
Q

Waarom zou je paramediane laparotomie doen ipv een standaard laparotomie (2 geven)

A

Re-laparotomie
Uro-genitale chirurgie

Hierbij wordt een incisie gemaakt naast de mediaanlijn. Dit wordt o.a. gebruikt
wanneer een kleine incisie naast het preputium moet worden gemaakt, of
wanneer het dier opnieuw geopereerd moet worden en de eerste wond er niet
goed uitziet (wanneer de wond er goed uitziet wordt deze opnieuw geopend).
Bij een paramediane incisie snij je eerst door de uitwendige
rectussnede, dan door de rectus abdominis welke gekliefd wordt met de
vingers en dan de inwendige rectusschede.
De uitwendige rectusschede is zeer stevig terwijl de inwendige
rectusschede heel dun is. Een paramediane incisie is dus iets lastiger
dan een incisie door de linea alba.

81
Q

Waarom zou je paramediane laparotomie doen ipv een standaard laparotomie (2 geven)

A

Re-laparotomie
Uro-genitale chirurgie

Hierbij wordt een incisie gemaakt naast de mediaanlijn. Dit wordt o.a. gebruikt
wanneer een kleine incisie naast het preputium moet worden gemaakt, of
wanneer het dier opnieuw geopereerd moet worden en de eerste wond er niet
goed uitziet (wanneer de wond er goed uitziet wordt deze opnieuw geopend).
Bij een paramediane incisie snij je eerst door de uitwendige rectussnede, dan door de rectus abdominis welke gekliefd wordt met de
vingers en dan de inwendige rectusschede.
De uitwendige rectusschede is zeer stevig terwijl de inwendige rectusschede heel dun is. Een paramediane incisie is dus iets lastiger
dan een incisie door de linea alba.

82
Q

Lymfadenitis: geef de 3 lnn die je kan gebruiken om een incisiebiopt te nemen

A

lnn. popliteus
lnn. inguinalis
lnn. prescapularis

83
Q

Noem 2 behandelingen voor subchondrale beencystes

A

Behandeling:
 Conservatief (rust, AID’s, Tiludronate)  3-6 maanden
 Chirurgisch uitruimen cyste  niet altijd mogelijk
Soms goede resultaten bij conservatieve behandeling. De cyste kan spontaan terug opvullen.

Tiludronate is een bifosfanaat, dit zorgt voor apoptose van de osteoclasten en zorgt dus voor het tegenhouden van botresorptie.
Dan na 3-6 maanden kijken of het beter is of niet, anders behandeling.

Cyste uitruimen  al het fibreuze weefsel
wegcurreteren en verbinding met het gewricht vergroten zodat er geen drukopstapeling meer in de cyste kan plaatsvinden en de klepwerking weg is.
Krijgt dan de kans om op te vullen met een bloedklonter, fibrosering en dan botweefsel.

Als er op de verdikte kraakbeenzone compressieve krachten komen kan het gaan instulpen in het bot en gaan de ontstekingsmediatoren die aan de rand gevormd worden zorgen voor beenresorptie. Hierdoor ontwikkeld een cyste.

Voorkomen:
 Vooral bij jonge dieren
 Uni-/bilateraal
 Mediale femurcondyl
 Pijpbeen, radius, tibia
De lokalisaties zijn typisch, het zijn allemaal drukgevoelige plaatsen waar er echt gewichtsdraging is en veel minder wrijving.

84
Q
  • Welke 2 onderdelen zijn van essentieel belang om een goede visualisatie te krijgen bij een laparoscopie?
A

Laparoscopie –> kijken met een camera om de organen te inspecteren
= Minimaal invasieve expolatie van de buikholte

Gebruik van een goede lichtbron
Gebruik van CO2 om een pneumoperitoneum te verkrijgen

85
Q
A

De gluteusspier heeft onvoldoende kracht om de patella over de
trochlea te heffen. Wordt vaak gezien bij dieren met weinig spierontwikkeling.
Proximale patella fixatie:
 Paard en rund
 Samengaand met:
o Slechte bespiering
o Hoefconfiguratie

Een proximale patella fixatie is vaak secundair aan een heupluxatie, deze 2 aandoeningen gaan vaak samen.
Het dier heeft hierbij de teen hoger waardoor het been naar voren kan worden gebracht zonder dat het op de grond sleept.

86
Q

Rund: totale ressectie van de diepe buigpees ter hoogte van de kootholte: teken wat je ziet en beschrijf de klinische symptomen.

A

Wanneer enkel de oppervlakkige buiger is aangetast kan de diepe dit nog
opvangen. Wanneer ook de diepe buiger is aangetast komt de tip van de voet van de grond.

87
Q

Laparotomie in mediaanlijn, als je dan in een spier snijdt, welke is dat

A

Laparotomie –> het openen van de buikholte om de organen te inspecteren

Dit geeft de ruimste expositie van de buikholte. Hierbij wordt gesneden in de linea alba, dit is de versmelting van de inwendige rectusschede (van de m. transversus abdominis) en de uitwendige rectusschede (van de m. obliquus
abdominis internus en externus).
De linea alba is weinig gevasculariseerd, bij het insnijden is er dus bijna geen bloeding. Bij het insnijden mag enkel wit weefsel worden gezien, er mag geen spier (m. rectus abdominis) worden ingesneden.

87
Q

Laparotomie in mediaanlijn, als je dan in een spier snijdt, welke is dat

A

Laparotomie –> het openen van de buikholte om de organen te inspecteren

Dit geeft de ruimste expositie van de buikholte. Hierbij wordt gesneden in de linea alba, dit is de versmelting van de inwendige rectusschede (van de m. transversus abdominis) en de uitwendige rectusschede (van de m. obliquus
abdominis internus en externus).
De linea alba is weinig gevasculariseerd, bij het insnijden is er dus bijna geen bloeding. Bij het insnijden mag enkel wit weefsel worden gezien, er mag geen spier (m. rectus abdominis) worden ingesneden.

88
Q

behandeling fibrotische myositis

A

Fibrotische myopathie –> contractuur

89
Q

diameter vergroting bij eind-eind anastomose 3 mogelijkheden

A

Enterectomie met anastomose Hierbij wordt een stuk darm verwijderd waarna de restanten darm terug aan elkaar worden gehecht, een anastomose. Er zijn 3 types anastomosen: Eind-aan-eind, typisch voor dunne darm Eind-aan-zij, bij dunne darm aan maag/colon Zij-aan-zij, bij dunne darm aan maag/colon/caecum, uitzonderlijk dunne darm aan dunne darm, enkel aan het uiteinde van de darm zodat geen blindzakken ontstaan waarin darminhoud kan indrogen. Deze methode wordt het meeste gebruikt omdat je zelf kan kiezen hoe groot je hem maakt. De eind-aan-zij anastomose kan maar zo groot zijn als de einddiameter van de dunne darm. Daarnaast is het nadeel dat als de dunne darm een beetje komt te hangen dat er een knik in komt wat kan leiden tot obstipatie

Bij verschil in diameter:
1. Grote diameter recht afsnijden, kleine diameter heel schuin
afsnijden
2. Tractie uitoefenen op het kleine deel, dus de diameter
oprekken.
Nooit darm met het grootste lumen vernauwen.

Dan schuin de darm
afsnijden want de darm contraheert en je wilt het lumen zo
groot mogelijk houden. Hierbij is de antimesenteriale zijde
korter dan de mesenteriale zijde zodat de vascularisatie van
de darm nog goed is. De hoek mag tot 45° zijn

90
Q

-waar staat COMP voor en functie geven

A

Cartilage oligomeric matrix protein -> Verbinden van verschillende collageen type I vezels in pees.

niet-collageen eiwitten

91
Q

Geef 2 predisponerende factoren voor een hematogene osteoarthritis

A

Osteoartritis
o = aantasting van kraakbeen en onderliggend been

jonge dieren. Vaak ook bij GHD.
 Slechte hygiëne
 Weerstand ↓
o Colostrum onvoldoende of slechte
kwaliteit
 Gewrichtstrauma
De dieren zijn over het algemeen niet goed, hebben overal pijn en liggen
vaak. Vaak hematogene infectie en tekort aan immuniteit.
Dieren zijn zwak en stoten zich vaker, de kiemen kunnen dan makkelijk in
de gewrichten komen en zo in de bloedbaan waar ze persisteren en in
verschillende gewrichten nestelen.

92
Q

Case (foto): ocd bij een paard, duid de afwijking/afwijkingen aan op de foto + geef de naam van de plaats/plaatsen, wat zijn de oorzaken van deze aandoening, wat ga je op voorhand checken, hoe ga je behandelen, is het dier mank

A

Factoren met invloed op het ontstaan van OC/OCD:
 Erfelijke aanleg  polygenetisch (niet op te selecteren)
 Snelle groei
 Voeding
o Energierijk/koolhydraten rijk
o Fosfor en calcium rijk voeder
 (Cu tekort  minder stevige kraakbeenmatrix)
 Trauma
Veel dieren zijn drager maar waarbij het fenotypisch niet tot uiting komt. Daarom is er moeilijk op te
selecteren.
 Stress plaatsen  herhaald microtrauma  kraakbeenbarsten, vascularisatie
stoornis, necrose  OCD letsels
 Klinische OCD?  acuut trauma  afscheiding van het letsel

De OCD is al voor de 4-8 maanden aan het ontwikkelen maar zorgt nog niet voor klinische symptomen.
Deze treden meestal pas op wanneer de fragmenten loskomen omdat dan ontstekingsmediatoren
worden gevormd.
Paard:
 6 maanden – 4 jaar
 Effusie gewricht (opzetting, er is geen pijn), bij punctie:
o Helder
o Rekbaar
o Eiwit normaal, WBC normaal
 (Stijfheid)
 (Flexieproef positief)
Het loskomen van de fragmenten leidt tot
verergering van de symptomen

Diagnose:
 RX  bilateraal
 Contrast RX
 Artroscopie
Bij RX zijn de juiste projecties belangrijk als je weet waar de stukken zitten. Bv. bij het paard t.h.v. de sprong, de intermediaire kam van de cochlea tibia, dan niet alleen een voorachterwaartse opname nemen. Dan moet je ofwel planterolateraaldorsomediaal oblique opname nemen of een zijdelingse
opname. Bij paarden worden daarnaast ook altijd meteen RXen gemaakt van de andere gepredisponeerde gewrichten.

Conservatieve behandeling:
Bij:
 Zeer jonge dieren  in de evolutieve fase, dus wanneer herstel nog mogelijk is
 Toevalsbevindingen (geen klinische symptomen)
 Zeer beperkte opzetting en geen manken
 Niets doen
 Beperkt voederen
 Restrictie van beweging
 Corticosteroïden intra-articulair
 DMOAS’s, IA, IM

Chirurgische behandeling:
Bij:
 Gewrichtsmuizen
 Gewrichtseffusie
 Functionele stoornissen
Zorgen dat de inflammatie in het gewricht omlaag gaat. Chirurgische behandeling kan preventief
worden gedaan of omdat er opzetting of klinische symptomen zijn.
Artroscopie, meestal:
 Verwijderen osteochondraal fragment/kraakbeen flap
 Curreteren letsel
 Verwijderen losse fragmenten
 Spoelen  om kleinste kraakbeen fragmenten te verwijderen
 Sluiten steekincisies
Subchondraal been gaat helen zoals kraakbeen, er komen bloedklonters in, de bloedklonter wordt
geïnvadeerd door de omliggende fibroblasten, dan krijg je metaplasie van de fibroblasten en gaan ze
zich omvormen tot chondrocyten. Uiteindelijk ontstaat fibrocartilago, herstelweefsel.

93
Q

Geef 2 belangrijke predisponerende factoren voor het ontstaan van een hematogene
infectieuze artritis (2 ptn)

A

onvoldoende hygiëne met navel / darm/ longinfecties tot gevolg (1)
tekort aan maternale immuniteit door onvoldoende /te late colostrum opname (1)

94
Q

Welk type collageen bevindt zich in kraakbeen, hoe is het georiënteerd en wat is de
belangrijkste functie ervan? (3 ptn)

A

collageen type 2 (1),
oriëntatie: als verschillende parabolen vertrekkende van de gecalcifieerde kraakbeenlaag (1)
of diepte loodrecht (0.5), dan kriskras en dan // met opp (0,5)
Functie: verantwoordelijk voor structurele integriteit (1)

95
Q

Wat zijn de typische symptomen van een acute tendinitis (2 ptn)

A

lokale zwelling (0,5) warmte en pijn bij druk (0,5) erge claudicatie (0,5) die na enkele dagen verdwijnt
(0,5)

96
Q

Wat is een varicocoele en wat is het klinisch belang ervan? (2 ptn)

A

varices van de zaadstreng (1)
kan vruchtbaarheid negatief beïnvloeden door temp toename (1)
evt pijnlijkheid bij lopen( 0,5)

96
Q

Wat is een varicocoele en wat is het klinisch belang ervan? (2 ptn)

A

varices van de zaadstreng (1)
kan vruchtbaarheid negatief beïnvloeden door temp toename (1)
evt pijnlijkheid bij lopen( 0,5)

97
Q

Geef 2 voordelen van het maken van een ‘grid’-incisie bij een laparotomie via de flank (2
ptn)

A

minder trauma (0.5) dus vlottere heling (0,5)
minder naar buiten komen van de darmen (1)

98
Q

Geef 3 methoden die men kan gebruiken om bij een eind-aan-eind jejunum anastomose het
verschil in diameter van beide darmuiteinden op te lossen (3 ptn)

A

meer afstand tussen de steken aan de ene vergeleken met de andere zijde (1)
darm met kleinset diameter schuin afsnijden, die met grootste loodrecht (1)
wigvormig deel afsnijden / spatuleren aan de kleinste zijde (1)

99
Q

U wordt gevraagd deze radiografie van het linker achterbeen van een border collie te
beoordelen.
Geef een zo volledig mogelijke beschrijving van de radiografische afwijkingen (2 pt)

Welk typisch klinisch teken/klinisch beeld zal deze hond vertonen bij het stappen (1 pt)

Geef 2 andere aandoeningen, niet gerelateerd aan het beenderstelsel, waarbij analoge
symptomatologie zal optreden (2 pt)

Welk basisprincipe hanteert men bij de chirurgische behandeling van deze aandoening?
Beschrijf kort wat je daaronder verstaat. (2 pt)

De eigenaar opteert voor de meest economische behandeling. Teken op onderstaande
figuur waaruit deze bestaat (= teken het eindresultaat van de behandeling. Geef ook de
correcte naam van de implantaten die je gebruikt (3 ptn)

A
  • Totale fractuur van de tuberositas tibia (0,5)
  • Verplaatst (0,5)
  • Niet intra-articulair (0,5)
  • Geen fragmentatie / niet open (0,5)
  • Avulsiefractuur / grote schilferfractuur (0,5)

Zakt door de knie / kan deze niet fixeren

  • Ruptuur van de rechte patellaband
  • Femoralis paralyse
  • Quadriceps ruptuur

Tension band principe (1)
Het fixatiemateriaal zet de tractiekracht van de spier om in compressie ter hoogte van de
fractuurhaard (1)

Correcte tekening: 1pt
Kirschnerdraad / fijne Steinmann pin (1)
Cerclagedraad (1)

100
Q

Steekwonde thv kogelgewricht: waarop letten bij RX foto en wat doen nadat er geen vocht werd bekomen na punctie van het gewricht.

A

Claudicatie
o Nee –> recent, drainage of analgetica
o Ja  wonde opgesloten (ontstekingsreactie en vochtopstapeling kan er niet uit, zorgt voor druktoename) of schade aan andere structuren
Opzetting gewricht?
o Nee –> drainage
o Ja –> gesloten

Als het een grote wond is exploreren met de vinger, anders met een sonde. Kijken of je tot op het kraakbeen komt of niet. Altijd voorzichtig en vooraf reinigen. Ook opletten met bevindingen, geen conclusies trekken omdat je nog een vlies voelt tussen het kraakbeen en de rest van de verwonding. Niet makkelijk om met zekerheid te zeggen omdat sommige verwondingen zo klein zijn dat je er niet in
komt.

Diagnostiek: Radiografie
o Vreemd voorwerp
o Primaire botschade
o Lucht
o Sonde

Diagnose:
 Punctie:
o T.h.v. gezond weefsel
o Aspiratie synoviaalvocht 
 Geen vocht?  fibrine, synovitis of drainage via wond
 Dan injectie NaCl 0,9%  drainage en aspireren voor cultuur

Behandeling:
1. Exploratie en reinigen wond
2. Spoelen gewrichtsholte
3. Sluiten kapsel/huid
Aanvullend ook AB, systemisch en lokaal, en NSAID’s zidat inflammatie t.h.v. het gewricht wordt onderdrukt.

101
Q

Wanneer mag men niet-resorbeerbaar materiaal bij het hechten van pezen gebruiken

A

Bij niet gewichtsdragende pezen, daar dit hechtmateriaal nooit dezelfde elastische eigenschappen van het normale peesweefsel kan hebben. En enkel als er steriel gewerkt kan worden.

102
Q

Wat verstaat men onder ‘axonotmesis’ ? (1 ptn)

A

schade aan de zenuw waarbij de endoneurale bindweefselschede intact blijft maar de axonen
degeneratie vertonen (dist en korte afstand prox)

103
Q

Ongeacht de ernst, duur, oorzaak, … van een cornea ulcer: welke 4 algemene
principes ga je sws doen bij de behandeling? (4pn)

A

○ AB: infectie vertraagt wondheling, profylactisch bij pos fluo test, 2-4x/dag
topicaal en bij infectie om het uur voor 2 dagen, druppels&raquo_space;> zalf
○ NSAID: systemisch (topicaal vertragend effect op wondheling)
○ atropine: relax corpus ciliare dus minder pijn, mydrias zorgt voor minder kans
op synechiae (verklevingen), eenmalige toediening
○ vermijden zelftrauma: halskraag of oogmasker, aanbinden (stress zorgt wel
voor coristol)

104
Q

hoe behandel je uveitis

A

○ anti inflammatoir
■ cortico: top en/of syst (eerst fluo)
■ nsaid: bij imm gemedi wel cortico want minder krachtig, trauma wel goed maar enkel stomp
■ cyclosporine A
■ azothiprine

○ preventie secundaire complicaties
■ synechiae: atropine, tropicamide, fenylefrine
■ glaucoom

reductie pijn
■ atropine: cycloplegie
■ NSAID syst
■ morfine/butorfanol bij erge pijn

105
Q

Hoe noemt men het klinische beeld van uveitis

A

red eye

106
Q

Wat zijn de symptomen van uveitis

A
107
Q

Wat zijn de 3 pijlers van uveitis

A

1)Het onder controle brengen van de ontsteking
2)Het voorkomen van secundaire complicaties
3) Het reduceren van de pijn geassocieerd met de ontsteking

108
Q

Wat is de definitie van een aneurysma

A

· Plaatselijke verwijding van een bloedvat t.g.v. een plaatselijke verzwakking van de tunica media

Er moet een verschil gemaakt worden tussen een ‘echt’ aneurysma waarbij bloed in
een uitpuiling wordt gepompt en een ‘vals’ aneurysma waarbij ook de tunica
adventitia onderbroken is m.b.v. echografie.

109
Q

● Wat is distichiasis (3pn)

A

Distichiasis duidt op abnormaal gepositioneerde wimpers langsheen de ooglidrand die meestal uitgaan van de afvoergangetjes van de klieren van Meibomius. Men treft deze dus aan vlakbij en aan de binnenkant van de ooglidrand. Distichiasis komt bijna steeds voor ter hoogte van het bovenste ooglid en veroorzaakt irritatie van cornea en conjunctiva. Het kan variëren van slechts enkele haartjes tot een lange rij. Het komt frequent voor bij sommige hondenrassen (Cocker Spaniël, Bulldog, Pekinees, Weimaraner, …).

Een grondig onderzoek met gebruik van een loupebril is nodig om deze vaak niet-gepigmenteerde haartjes te kunnen identificeren. Hierbij moet het ooglid omgeplooid worden. De haartjes zijn dikwijls omgeven door slijm; wanneer men dit verwijdert worden ze zichtbaar. Bij het uitdrukken van het secreet van de klier van Meibomius komen soms meerdere haartjes uit één klieropening tevoorschijn. Dieren met distichiasis kunnen symptoomloos blijven als de haartjes weinig irritatie veroorzaken. In het andere geval zien we tekenen van irritatie zoals traanvloei, dichtknijpen van het oog, troebeling van de cornea, …

De behandeling bestaat uit het verwijderen van de vervelende haartjes. Dit kan net zoals voor trichiasis op verschillende manieren gebeuren (mechanisch, elektrocauterisatie, cryotherapie, ontharingslaser). Distichiasis over een grotere afstand kan ook behandeld worden door excisie van een strip weefsel waar de haartjes zich in bevinden.

110
Q

trichiasis
- wimpers verkeerde richting ingeplant
- een extra rij wimpers

A

a

111
Q
  1. Sectie n. palmaris lat en med halverwege pijpbeen bij een wonde, wat zijn de
    gevolgen? MC (4pn, -1 bij ieder fout antwoord):
A
  • Neuroma prox zenuwuiteinde J
  • Neuroma distaal zenuwuiteinde F
  • Hyperflexie van de kogel
  • Niet meer kunnen strekken van de kogel
  • Ongevoeligheid thv kroonrand
  • Slechte hoorn aanmaak
112
Q
  1. Wat is de afkorting van PRP, en leg uit wat de functie er van is bij peesletsels en
    gewrichtsletsels. (2pn
A

platelet rich plasma, bij activatie bloedplaatjes gaan die
massale hoeveelheid groeifactoren produceren → stimuleren cellen tot vorming van
meer extracellulaire matrix, bij tendinitis

113
Q
  1. Osteoartrose, welke 4 radiografische veranderingen liggen aan de oorzaak van de
    pijnlijkheid, claudicatie.
A

randosteofytose, subchondrale sclerose, vernauwing gewrichtsinterlinie, weke delen zwelling

niet op RX
- wijziging gewrichtsvocht: meer WBC, PMN, minder rekbaar

  • synovitis en fibrinevorming in gewricht

zichtbaar
- wear lines? groeikraakbeen wordt afgebroken door proteolytische enzymen
- osteomyelitis: afbraak onderliggend bot
- spontane ankylose bij chronische (uitz)
- lucht: gasproductie bachterie
- vernauwing gewrichtsinterlinie
- weke delen zwelling
- sclerose subchondrale beenplaat
- randosteofyten

114
Q
  1. Wat is osteochondrose, geef in 1 zin de definitie. En leg de ischemie theorie uit.
A

OSTEOCHONDROSE (OC) is de verzamelnaam voor het syndroom waarbij er een gestoorde endochondrale ossificatie optreedt met retentie van epifysair of fysair groeikraakbeen tot gevolg.
Het allereerste histologisch teken dat men van OC/OCD heeft kunnen vaststellen is een focale zone van chondrocytennecrose in het epifysaire groeikraakbeen die het gevolg is van beschadiging/necrose van bloedvaten in de kraakbeenkanalen nabij het ossificatie front.

Er is veel onderzoek naar gedaan, de laatste jaren lijkt de ischemie theorie steeds logischer.
In het aller vroegste stadium van ontwikkeling van OC of OCD is te zien dat de bloedvaten op het
niveau van de overgang gaan throboseren. Er komen klonters in waardoor de doorbloeding van een
bepaalde zone van het kraakbeen in het gedrang komt en daar gaan de chondrocyten afsterven. De
bloedvaten kunnen beschadigen door de inwerkende krachten, door genetisch minder kwalitatief
collageen of wanneer het dier zeer snel groeit. Er ontstaat dus een zone van ischemie in het
ossificatiefront en de chondrocyten die daar zitten gaan afsterven. De necrotisering van de
chondrocyten zorgt dat er te weinig collageen en proteoglycanen worden aangemaakt. Hierdoor vindt
degeneratie van de kraakbeenmatrix plaats waardoor uiteindelijk de endochondrale ossificatie zal
stoppen. Dit kan vervolgens evolueren in 2 richtingen. Het kan genezen, doordat de naburige
kraakbeencellen gaan prolifereren en migreren of doordat er bloedvaten ingroeien van de naburige
kraakbeenkanalen. Soms gebeurt dit niet en dan krijg je verdere degeneratie. Barsten 
kraakbeenflappen  verbening  osteochondrale fragmenten  gewrichtsmuizen
(Laatste 3 niet altijd, enkel wanneer er ‘heling’ optreedt wanneer de doorbloeding in de kraakbeenflap
terug op gang komt).

115
Q

MC (4pn, -1 bij ieder fout antwoord):
- Bij een partiële ruptuur van een pees wordt er niet gehecht.
- Een pees wordt gehecht met polyfilament
- Een geheelde pees bestaat uit collageen type III
- Na het hechten van een peesruptuur moet het lidmaat 4-6 weken in flexie
geïmmobiliseerd worden
- De kogel raakt de grond bij ruptuur van de diepe buiger
- Een ruptuur van de strekpees heeft een slechtere prognose dan 1 van de
buigpees

A
  • j
  • mono
  • type I na herorientatie III
  • immobilisatie 6-8weken in ontlaste toestand
  • F, tip omhoog maar
    OB en interosseus zijn er nog → totale sectie OB IO en DB kogel op grond
  • f
116
Q
  1. Blijfkatheter, geef 4 preventieve maatregelen om een thromboflebitis te voorkomen.
    (4pn)
A

Liefst blijf-katheters gebruiken met heparine coating ➔ Zodanig dat thrombus
vorming zoveel mogelijk beperkt wordt
➢ Lengte van de katheter aanpassen ➔ Niet te kort en niet te lang: te korte katheter
duwt vaak tegen contralaterale venewand en te lange katheter gaat venewand over
te lange afstand irriteren.
➢ Aseptisch werken! ➔ Want katheter = infectiepoort voor kiemen!! Scheren,
reinigen, ontsmetten, katheter inbrengen met steriele HS. Contact vermijden met
overgang katheter-huid → er zit een verlengstukje op zodanig dat je dat kan
vermijden.
➢ Aanbrengen in richting van de bloedstroom
➢ Katheter goed beschermen en regelmatig controleren