Examenvragen deel martens Flashcards
Hoe ontstaan stressfracturen?
= de cortex onderbroken, maar niet over de gehele dikte van de cortex!
Het is een barstje dat slechts doorloopt in 50-60% van de cortex. Dit is geen acute zaak i.t.t.
een fissuur, het dier loopt af en toe een beetje mank.
Het ontstaat vaak bij chronische overbelasting, bv. renpaarden die op jonge leeftijd worden getraind.
2 Voordelen en 2 nadelen van externe fixatie met PMMA
= Polymethylmetacrylaat = een autopolymeriserende stof. Dit is een poeder en een vloeistof en wanneer dit wordt
gemengd met elkaar wordt het keihard. = een fixatie methode buiten de huid (externe fixatie)
Voordelen:
- Goedkope oplossing
- Wordt gebruikt bij zowel GHD als KHD
- stevig
Nadelen:
- Er mogen geen luchtbellen aanwezig zijn een luchtbel is een plaats zonder stevigheid
- Produceert warmte bij het polymeriseren er ontstaan brandwonden wanneer het tegen de
huid komt
- Niet overvullen het product zet erg uit met hard worden
- Geen aanpassingen mogelijk
- Doorzagen om te verwijderen
- Zet op de juiste volgorde en streep weg wat er niet bij hoort -> stappen van het plaatsen van een corticale schroef
Corticalis schroeven –> gebruikt in hard, corticaal been
Hier is een doorsnede van een tibia te zien met een schuine fractuur. Hierbij is er enkel corticaal been, een mergholte en weer corticaal been. Er is geen spongieus been aanwezig.
1) Eerste boor (+boorgeleider) van 3,5 mm door cis-cortex tot aan mergholte.
2) Tweede boor (+ boorgeleider) van 2,5 mm door trans-cortex.
3) Schroef mag niet uitsteken –> countersink, heeft dezelfde vorm als de kop van de schroef en zorgt dat deze vorm erin wordt geboord.
4) Hierna dieptemeter: hoelang moet de schroef zijn? –> Zit een haakje aan uiteinde. –> compressie: 2 mm eraf. –> Bij zeer grote spleet 4 mm.
5) Dan dradentrekker –> diameter van 3,5 mm –> dus enkel effectief in trans-cortex.
6) Schroef glijdt door de cis-cortex maar trekt in de trans-cortex. Bij het aandraaien van de
schroef worden de fragmenten tegen elkaar getrokken.
De schroef komt er aan de onderkant een beetje uit omdat het laatste deel van de schroef een punt is en dus minder grip heeft.
3 redenen waarom je geen crepitatie zou kunnen voelen bij een totale fractuur
Crepitatie = verspringen van lucht, ook bij beenfragmenten die over elkaar knarsen
–> enkel bij fracturen die tegen elkaar zitten
o Niet bij fissuur/stabiele fractuur
o Niet bij weke delen interpositie/distractie
Bij een totale fractuur is het bot volledig door, is er instabiliteit en zijn er 2 of meer fragmenten die t.o.v. elkaar bewegen. Er is dus een totale onderbreking van de continuïteit.
- Fragmenten ver uit elkaar (distractie)
- Zachte weefsels zoals spieren tussen beide fragmenten
- Stabiel fractuur –> fragmenten goed tegen elkaar.
- Een eigenaar vraagt om een kalf met een dwarse fractuur halverwege het pijpbeen te
behandelen dmv een gips. Van waar tot waar zou U deze gips plaatsen en wat is het nadeel
verbonden aan deze behandelingsmethode voor de fractuur?
(2 ptn )
van onder de klauwen (0,5) tot minstens halverwege de radius (0,5).
Nadeel: is geringe stabiliteit door weke delen (0,5) vooral rotationele instabiliteit (0,5)
Spalk of gips –> enige vorm van immobilisatie na gesloten reductie of aanvullend bij interne fixatie. Het zorgt voor een fixatie van het been met de aanpalende gewrichten en de weke delen. Bij een plaats waar er weinig weke delen zijn is het goed omdat de immobilisatie dan dicht tegen het bot zit.
Bij een minder goede immobilisatie kan dit leiden tot:
—> Schuine fractuur –> verschuiven
–> Dwarse fractuur –> rotatie of hoekvorming, daarom beter geen gips gebruiken omdat de
beenfragmenten in het gips naast elkaar kunnen schuiven omdat er enkel druk wordt uit
geoefend aan de zijkant.
–> Multipele fractuur –> collaps
Gips is een veel gebruikte immobilisatiemethode. Bij een beenfractuur moeten de aanpalende gewrichten mee in het gips, bij een fractuur in een gewricht moeten de aanpalende beenderen mee in het gips.
Geef 3 mogelijke gevolgen van een volledige Salter Harris type 5 fractuur ter hoogte van de
distale radius van de ulna bij een jonge hond ?
(3 ptn)
- Volledige remming van de resterende groei (0,5)
- leid tot radius curvus (1)
- valgus carpus (1)
- trapvorming elleboog (1)
- secundaire OA elleboog (0,5)
Opletten bij gepaarde beenderen, bv. een Salter Harris type 5 fractuur van de distale ulna, de ulna stopt met groeien maar de
radius groeit door. Deze wordt uiteindelijk iets geremd door de ulna en buigt naar voren. Hierdoor onwikkeling van valgus –> Xbenen.
- Wat verstaat men onder een ‘Velpeau sling’ en waarvoor kan dit gebruikt worden (2 ptn)
= verband die het voorbeen tegen de romp fixeert (1)
voor de tijdelijke immobilisatie na reductie schouderluxatie (1)
Malunion: wat is het?
= Er is heling van de fractuur, maar deze is niet in de juiste positie:
- Rotatie
- Hoekvorming
- Beenderen naast elkaar
Gevolgen:
Bij hoekvorming en axiale rotatie: ongelijke belasting → osteo-arthritis
Bij naast elkaar mal-union: verkorting van het been
Bij femur/humerus: compensatie door meer uitgesproken extensie van aanpalende
gewrichten
Bij fracturen van gepaarde beenderen (bv. radius/ulna): er ontstaat een callus die beide
beenderen aan mekaar verbindt → ≠ groeisnelheid van de ≠ fyses van radius en ulna kan bij jonge dieren een incongruentie van de aanpalende gewrichten ontstaan → osteo-arthritis
Behandeling:indien functionele gevolgen → correctieve osteotomie
Bij verkorting van het lidmaat: dwars doorzagen van het been → progressieve distractie van beenfragmenten d.m.v. circulaire externe fixator (type Ilizarov), men kan hiermee ook gelijktijdig hoekvorming of rotatie corrigeren
Teken antecurvatum en varus conformatie van radius & ulna.
Antecurvatum = onderste deel van het been wijkt naar achter uit, er is een kromming naar voren
Recurvatum = onderste deel van het been wijkt naar voor uit, er is een kromming naar achter
nonunion: wat is het?
= niet-geheelde fractuur, zonder klinische en radiografische progressie over meerdere maanden.
Wordt soms een ‘pseudartrose’ genoemd.
Pathologisch, is niet vanaf het eerste moment vast te stellen.
- Evolutie vanuit een delayed union
- Classificatie:
o Biologisch actief of hypertrofisch
o Biologisch inactief of atrofisch
Behandeling atrofische nonunion
Chirurgisch behandelen d.m.v.:
Verwijderen fibreus weefsel fractuurspleet
Openen mergholte
Stevige fixatie (plaat en schroeven)
Beengreffe
Indien infectie oplossen
Behandeling hypertrofische nonunion
Chirurgie waarbij de essentie een betere fixatie van de fractuurfragmenten is.
Platen en schroeven
Slow union: wat is het?
Langzame callusvorming
Niet pathologisch, het duurt gemiddeld 2 maanden voor een fractuur geheeld is
maar soms duurt het langer, bv. 3 maanden. Na 2 maanden een radiografische
en klinische controle en evt. de immobilisatie wat langer ter plaatse houden.
Etiologie
Vorm
Lokalisatie (groeiplaat of niet) fractuur t.h.v. een groeiplaat zal sneller helen
Vascularisatie
Afstand tussen fragmenten
Leeftijd, diersoort, hormonale toestand, individu
Delayed union: wat is het?
Vertraagde callusvorming
Pathologisch, wanneer de fractuurheling langer dan 4 maanden duurt. Je kunt opsporen waardoor het langer duurt en dat behandelen, en daarnaast langer immobiliseren.
Etiologie
Gestoorde vascularisatie
Teveel beweging (torsie) hierdoor is er geen callusvorming
Infectie beennecrose, hyperemie
Denervatie vascularisatiestoornis
Weefsel interpositie bv. stukje spierweefsel dat tussen de fragmenten zit
Medicatie: glucocortico’s, NSAID’s
Wat verstaat men onder een slab fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)
Verticale Fractuur van een kort been (vb. carpus) die van het ene naar het ander gewricht loopt (0,5)
Tekening (0,5)
Wat verstaat men onder een barst fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)
Een fissuur gaat door 1 cortex maar loopt niet door naar de andere cortex, er is dus geen beweging
mogelijk
Wat verstaat men onder een schilfer fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)
Dit is een fractuur die er t.h.v. een zijde van de cortex ingaat en er aan dezelfde kant weer uitkomt. De schilfer kan ter plaatse blijven of wat los komen maar het been is nog steeds stabiel. Op het pijpbeen komt het zelden voor, wel vaker op het bekken. Daarnaast zijn er intra-articulaire schilferfracturen, dit kan
voorkomen bij de carpaal- of tarsaalbeentjes. Wordt in het Engels een ‘chip’ fractuur genoemd.
Wat verstaat men onder een Groenhout fractuur ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)
Dit is een fractuur die enkel optreedt bij de lange beenderen van jonge dieren
omdat deze beenderen nog zeer elastisch zijn, ze versplinteren dus niet. De
ene cortex is wel onderbroken en de andere niet of slechts een klein beetje
ingedeukt. Komt niet vaak voor
Wat verstaat men onder een Subperiostale ? Illustreer dit met een tekening (1 pt)
Komt ook voor bij jonge dieren, hierbij zijn beide cortices onderbroken maar is het periost nog
intact. Er is dus geen sprake van een totale fractuur want er is nog stabiliteit.
Bovenstaand paard staat op de weide met 3 andere paarden
en werd duidelijk mank aangetroffen. Drie dagen geleden was
het paard nog volledig normaal. Er werden
overzichtsradiografieën genomen van de voet tot de knie
waarop geen uitgesproken afwijkingen zichtbaar waren.
Wat zijn de 2 meest relevante klinische abnormaliteiten die U bij dit
paard kan opmerken? (2 pt)
Wat zijn op basis hiervan de 2 belangrijkste differentiaaldiagnosen
waarmee U rekening moet houden? (2 pt)
Welke bijkomende onderzoeken zal U doen om te proberen
tot een juiste diagnose te komen? (2 pt)
Geef voor beide differentiaaldiagnosen 3 kern-elementen van de behandeling:
Wat zijn de 2 meest relevante klinische abnormaliteiten die U bij dit
paard kan opmerken? (2 pt)
- Diffuse (0.5) zwelling (0.5) van het linker achterbeen
- Vermoeden van kleine wonde (0.5) ter hoogte van de dorsale sprong
(0.5)
Wat zijn op basis hiervan de 2 belangrijkste differentiaaldiagnosen
waarmee U rekening moet houden? (2 pt)
- Infectieuze lymfangitis (1)
- Infectieuze artritis tgv penetrerende gewrichtswonde (1
Welke bijkomende onderzoeken zal U doen om te proberen
tot een juiste diagnose te komen? (2 pt)
- Sondage van de wonde (0.5)
- Radiografie met sonde ter plaatse (0.5)
- Echografie om na te gaan of gewricht opgezet is / er subcutane abcessen aanwezig zijn (0.5)
- Punctie van gewricht (0.5) + analyse van het vocht WBC /
TE: % PMN (0.5)
Geef voor beide differentiaaldiagnosen 3 kern-elementen van de behandeling:
* Kern-elementen bij de behandeling van differentiaaldiagnose 1: …lymfangitis… (2 pt)
- Algemene antibiotica (0.5) , NSAID’s (0.5)
- Compressieve verbanden met desinfecterende oplossing (0.5)
- Beweging geven (0.5) Evt. Diuretica (0.5)
- Kern-elementen bij de behandeling van differentiaaldiagnose 1: …infectieuze artritis… (2 pt)
- Kiemidentificatie + antibiogram (0.5)
- Spoelen van het gewricht via artroscopie (0.5)
- Algemene antibiotica (0.5) Lokale antibiotica (0.5) NSAID’s (0.5)
- Kern-elementen bij de behandeling van differentiaaldiagnose 1: …infectieuze artritis… (2 pt)
- Kiemidentificatie + antibiogram (0.5)
- Spoelen van het gewricht via artroscopie (0.5)
- Algemene antibiotica (0.5) Lokale antibiotica (0.5) NSAID’s (0.5)
Wat zijn de 2 instrumenten die je nodig hebt voor het plaatsen van een cerclage en teken ze.
Cerclage = staaldraad rond een object aanbrengen en dan aanspannen
wire passer
gespecialiseerde tang
o Waarmee rekening houden bij aanspannen van cerclagedraad?
. Je moet oppassen dat je niet te ver aandraait want dan kan de staaldraad breken. Het uiteinde moet mooi tegen het bot worden gedraaid wat dit is scherp en anders is er continu beschadiging van spier, pezen etc..
Fractuur wordt gestabiliseerd met intramedullaire pin en cerclagedraad: tekstje aanvullen over hoe pin wordt aangebracht in de mergholte. En opties aanduiden die ook een even goede optie zouden kunnen zijn
Een intramedullaire pin in de mergholte wordt gebruikt bij de humerus, radius, tibia, femur en de pijpbeenderen bij KHD. Hierbij wordt gebruik gemaakt van Steinmann pinnen. De pin zal zijdelingse beweging vermijden maar er is wel rotatie en axiale compressie mogelijk, daarom is bijkomende stabilisatie nodig via een andere techniek.
De pin moet in de mergholte worden geplaatst zonder de aanpalende gewrichten te beschadigen. In de femur wordt de pin via de fossa trochanterica ingevoerd.
Bij schuine fracturen kan voor stabiliteit en compressie gebruik worden gemaakt van cerclage. Bij dwarse fracturen kan de intermedullaire pin gecombineerd worden met een extern fixatiesysteem. Het enige doel van de externe fixatie is rotatie tegengaan.
Een femurfractuur kan ook op een andere manier behandeld worden, namelijk met een plaat en schroeven. Maar die methode
is duurder en niet elke DA heeft de spullen ervoor. Daarom wordt toch vaak voor deze methode gekozen
De pin kan op 2 manieren worden geplaatst, op de retrograde of normograde manier.
retrograde: open reductie vereist. Er wordt een incisie gemaakt, dan kan
worden gekeken hoe groot de mergholte is want de pin mag niet gaan knellen. De pin heeft
minstens 1 punt, deze punt wordt in de mergholte naar proximaal ingevoerd. Met de punt
wordt een gaatje in het bot gemaakt (fossa trochanterica, tuberositas tibia of cranio-lateraal
van de humerus), dan wordt de pin er terug uit gehaald en omgedraaid. De pin moet er
vervolgens verder in worden gestoken, tot de punt gelijk zit met de fractuurspleet. Dan ga je
de pin doorvoeren, verder in de diepte tot deze mooi in het distale deel van de mergholte zit.
Op een bepaald moment komt de pin t.h.v. de epifyse, dan ga je de pin een beetje
terugtrekken, op 1 cm afknippen er en terug in slaan. De bedoeling is dat de pin goed in het
bot zit maar er niet helemaal in verzonken is, het mag er gerust 1 cm uitsteken want dit komt
toch tussen de spieren te zitten. Zo kun je er makkelijker bij wanneer er bv. infectie optreedt.
Deze methode wordt het meest gebruikt omdat het de makkelijkste methode is maar de fractuurhaard
is wel open dus er is kans op contaminatie.
Bij de normograde plaatsing wordt de pin van bovenaf ingebracht. Er is dus gesloten reductie,
geen trauma t.h.v. de fractuurhaard en het is aseptisch mogelijk. Maar deze methode is veel
moeilijker uit te voeren.
Het doorvoeren van de pinnen wordt gedaan met een Jacob’s kop of boor.
De lengte van de pinnen wordt evt. vooraf bepaald en anders ter plaatse afgeknipt.
o 2,5 maand later radiografische opname met hypertrofische non-union zichtbaar en MPC over hoe je dit kan oplossen.
= niet-geheelde fractuur, zonder klinische en radiografische progressie over meerdere maanden.
Behandeling hypertrofische nonunion
Chirurgie waarbij de essentie een betere fixatie van de fractuurfragmenten is.
Platen en schroeven
ook mergnageling
en/of het gebruik van een externe fixator kunnen efficiënt zijn.
o Wat is een niet-chirurgische manier om na reductie van een heupluxatie bij een hond voor retentie te zorgen?
Bij de hond een velpeau (voor) of
ehmer (achter) sling.
Niet gebruiken bij een verplaatste onstabiele
femurfractuur, want dan is er niet genoeg
immobilisatie. Bij een niet-verplaatste barst kan het
wel.
Bij de meeste totale fracturen van gewichtsdragende beenderen vindt de behandeling in 3 stappen
plaats:
1. Reductie op z’n plaats brengen
2. Retentie op z’n plaats houden tot de stabilisatiemethode wordt aangebracht
o Klinische symptomen geven van een acute niet-infectieuze periostitis.
= ontstekingsreactie van het periost.
Inflammatie –> fibreus –> benig
Alleenstaand (trauma)
In samenhang met:
o Fracturen/fissuren
o Infectie (osteomyelitis/osteïtis)
o Gewrichtsontsteking
In dit geval; Traumatische periostitis acuut
- zwelling, pijn bij druk/flexie, claudicatie
chronisch: zwelling, Rx (>2 weken)
Behandeling: acuut
Rust
Afkoelen
(NS)AID’s algemeen/topicaal/lokaal
De eerste 2 weken, om de ontstekingsreactie te verminderen.
Behandeling: chronisch
Vesicantia, … om lokale vascularisatie te bevorderen
Chirurgisch verwijderen exostosen (nieuw beenvorming op het bot) enkel bij gestabiliseerde
letsels (2x RX controle (met 1 maand ertussen) of scintigrafie)
Behandeling is veel moeilijker omdat er al een beenderige reactie is.
Exostosen worden enkel verwijderd wanneer het storend wordt, dus cosmetisch of functioneel. Bv. als
het een gevolg is van strijken bij paarden (benen tegen elkaar wrijven), dan moet het verwijderd
worden zodat er minder repetitief trauma is, anders gaan de dieren nog meer strijken.
Behandeling: infectieus
Antibiotica algemeen/lokaal
Drainage en verwijderen necrotisch materiaal
NSAID’s
o Wat is PRP voor behandeling van peesproblemen, wat doet het en hoe wordt het toegediend?
= platelet rich plasma
Toepassing –> osteoartritis/artrose (niet infectieus)
= biologische behandeling, die gebaseerd zijn op de toediening van produkten die door het dier zelf (autoloog) of een ander dier van dezelfde diersoort (allogeen) geproduceerd worden. Tot deze categorie behoren de stamcellen, het PRP (platelet rich plasma), het autoloog geconditioneerd serum (ACS) en nog andere produkten. Naast hun gebruik bij osteoartritis worden ze ook vaak aangewend voor de behandeling van tendinitis.
hoofdstuk tendi nog wat verder uitwerken
Bespreek symptomen en tekening bij rupturen van: M. gastrocnemius
(= strekker van spronggewricht):zeer diep doorzakken in de tarsus
Bespreek symptomen en tekening bij rupturen van: M. quadriceps
(= strekker van kniegewricht en buiger van heupgewricht via m. rectus femoris ):de knie zal bij ruptuur niet meer gestrekt kunnen worden en doorbuigen. Ook zal het dier de heup gestrekt houden (kan hem niet meer buigen.
Bespreek symptomen en tekening bij rupturen van: M. peroneus tertius
(= m. fibularis tertius → buiger van de sprong):pijp kan volledig naar achter gebracht worden terwijl knie geplooid is. Bij ruptuur is er mogelijkheid om de sprong te strekken bij gebogen knie.
Functie: de m. fibularis tertius heeft een belangrijke passieve functie. Hij zorgt dat knie en sprong synchroon buigen en strekken.
(Zijn functie moet in samenhang gezien worden met de tendo calcaneus communis en meer speciaal met de pezige m. flexor digitalis superficialis. Beide pezige structuren zorgen ervoor dat strekken of buigen van knie passief gevolg wordt door respectievelijk strekken en buigen van de sprong.)
Bespreek symptomen en tekening bij rupturen van: M. serratus ventralis
(= verbindingsspier tussen voorbeen en romp):uitpuilen van het schouderbladboven de schoft
Bespreek symptomen en tekening bij rupturen van: M. interosseus
tenen kunnen niet meer gebogen worden
Functie bij het paard: het voorkomen van hyperextensie van de kogel tijdens de steunfase van de beweging.
De takken die naar de strekpees lopen helpen een dorsale luxatie van het kroongewricht voorkomen en beperken ook doorbuiging en rotatie in de kootstreek
M. biceps brachii
(= strekker van schoudergewricht en buiger van
ellebooggewricht):doorbuigen van het schoudergewricht
Bespreek diagnose en behandeling van een spierkneuzing
Diagnose:
1. Klinische symptomen: traumatische ontstekingsreactie met zwelling, warmte, pijn bij druk/extensie/actieve spierbeweging
2. Plasmagehalte van spierspecifieke enzymen ↑(o.a. creatinine fosfokinase)
Behandeling:
1. Fasciotomie =
(incisie in omgevende fascie) bij compartimenteringssyndroom (= door
bloeding of ontstekingsoedeem in/rond de spier ontstaat er een compressie waardoor de
vascularisatie/bezenuwing van de spier in het gedrang komt, vooral indien de spier door een
stevige fascie omgeven is)→ noodzakelijk om verdere beschadiging van de spier tegen te gaan
- In acute fase:
rust, ijs, eventueel immobilisatie en lokale/algemene inflammatoire therapie:
om ontstekingsreactie en bloeding zo gering mogelijk te houden - Na acute fase:
- Snelle resorptie van het uitgestort bloed trachten te bekomen: warme omslagen,
massage, ultrasoon,…
- Beletten dat er veel fibrine tot littekenweefsel georganiseerd wordt: gecontroleerde
passieve en actieve beweging
Bespreek spierhernia en behandeling
Spierhernia:
“Echte” spierhernia:uitpuilen van spierweefsel doorheen een scheur in een bovenliggende
fascie. Bij actieve contractie/passief opspannen van spier vermindert of verdwijnt de zwelling.
“Onechte” of “valse” spierhernia:in de fascie en onderliggende spier is er een defect
aanwezig zodat het weefsel van onder de spier (o.a. vetweefsel) doorheen het defect uitpuilt.
Men kan bij palpatie voelen dat het uitpuilend weefsel geen spier is en bovendien verdwijnt het uitpuilend weefsel niet bij spiercontractie op opspannen van de spier.
Behandeling:
Kleine defecten:niet altijd een behandeling nodig
Grotere, vooral longitudinale smalle defecten: hechten
Brede defecten: een net in synthetisch materiaal over het defect in de fascie hechten
1) Bespreek eigenschappen van een pees a.d.h.v. stress-strain curve
- Pezen bestaan uit een beperkt # tenocyten ingebed in een extracellulaire matrix die vnl. bestaat uit collageen type I (vertoont sterke organisatie via intra- en intermoleculaire “cross-linking”)
- Peesbundels hebben in rusttoestand een typisch “gegolfd uitzicht” (“crimp”)
- “Niet-collageen eiwitten” spelen een belangrijke rol in de structurele eigenschappen van een pees: “Cartilage oligomeric matrix proteine” (COMP): verantwoordelijk voor de crosslinking van 5 collageen moleculen tot een collageen-fibril (correlatie tussen COMP
gehalte van pees en diens treksterkte → hoe hoger COMP gehalte, hoe meer elastisch)
Zowel pezen als ligamenten zijn visco-elastisch (= mechanische eigenschappen wijzigen naarmate ze uitgerokken zijn) → dit resulteert in een typische “stress-strain” curve:
–> A. “Teen-regio”: pees ondergaat een relatief belangrijke elongatie bij uitoefenen van een
eerder beperkte trekkracht → golfpatroon (“crimp”) verdwijnt in de peesbundels
–> B. “Lineaire regio”:bij toenemende trekkracht wordt een gelijke elongatie van de pees bekomen door elastische eigenschappen van de peesvezels → hoe steiler de lineaire
regio, hoe stijver de pees
–> C. Strekgrens (“yield point”):bij het bereiken van de strekgrens ondergaat de pees geen
elastische deformatie meer maar plastische deformatie → bij stopzetten van de
trekkracht gaat de pees niet meer terugkeren naar haar oorspronkelijke lengte
–> D. Ruptuur: als de trekkracht nog verder wordt opgedreven voorbij de strekgrens →
volledige ruptuur van de pees
Behandeling van peeswonde + complicaties
- Huidwonde
1) Grondige reiniging + uitspoelen van de huidwonde
2) Verwijderen haren + preparatie operatieveld
3) Expositie peesstompen → huidwonde naar proximaal en distaal toe (S-vormig
vergroten)
4) Verwijderen vuil uit wonde
5) Verwijderen necrotisch peesweefsel
6) Grondig spoelen - Partiële peeswonden (< 50%):peesuiteinden worden niet gehecht
Totale peeswonden (< 50%): beide peesuiteinden wordt zo dicht mogelijk tegen elkaar gebracht (appositie peesstompen) → hechten
–> Complicatie: in sommige gevallen kan men de beide peesuiteinden gewoon niet appositionneren (bv. bij sterke retractie van peesstompen bij vooral strekpezen, teveel verlies van peesweefsel door necrose,…) → pezen worden bijgevolg niet gehecht
Hechttechniek pees:
Materiaal: stevig inert + traag resorbeerbaar hechtmateriaal
Techniek: goede expositie stompen!+ zo atraumatisch en aseptisch mogelijk
o Meest gebruikte technieken zijn “Locking Loop” en “3-Loop Pulley”
o De hechtingen moeten goed aangespannen worden zodat de pees op die
plaats een gegolfd uitzicht krijgt
Complicatie: indien men niet goed aanspant ontstaat er na enkele dagen
dikwijls een defect t.g.v. retractie van de peesvezels
- Hechten huiddefect (indien mogelijk)
- Immobilisatie in ontlaste of relaxatietoestand (6-8 w) –> Complicatie: indien men het behandelde lidmaat niet stevig immobiliseert dan kunnen de hechtingen doorscheuren doorheen het verweekt peesweefsel (door exsudatie na hechting)
- Antibiotica + NSAID’s
locking loop
3 loop pulley
Near – Far
Middle – Middel
Far – Nea
Behandeling van totale peesruptuur
De behandeling van totale peesrupturen is analoog als bij peeswonden, behalve dat er hier geen huidwonde moet behandeld worden.
Peesuiteinden worden gehecht wanneer het lidmaat in relaxatiepositie wordt geïmmobiliseerd
Indien eindpees + beenfragment losgerukt → pees + beenfragment op hun anatomische plaats
vastschroeven (indien beenfragment voldoende groot is)
Afgerukte ligamenten en pezen kunnen a.d.h.v. een schroef of een speciaal daartoe ontworpen
“anker” aan beenweefsel gefixeerd worden
Symptomen van tendinitis buigpees
Acute symptomen: symptomen van een ontstekingsreactie
1. Plotse matige tot erge zwelling
2. Lokale temperatuursverhoging
3. Erge pijn bij druk
4. Matige tot zeer erge claudicatie
Chronische symptomen:
1. Blijvende verdikking van de pees
2. Al dan niet pijnlijk bij druk
3. Na inspanning: pees voelt warmer aan + pijnlijk
4. Vaak lichte claudicatie
Symptomen van tendinitis buigpees
Acute symptomen: symptomen van een ontstekingsreactie
1. Plotse matige tot erge zwelling
2. Lokale temperatuursverhoging
3. Erge pijn bij druk
4. Matige tot zeer erge claudicatie
Chronische symptomen:
1. Blijvende verdikking van de pees
2. Al dan niet pijnlijk bij druk
3. Na inspanning: pees voelt warmer aan + pijnlijk
4. Vaak lichte claudicatie
Niet-chirurgische behandeling van tendinitis
De 3 basisprincipes voor de behandeling van acute tendinitis
1. Afkoeling:
Zeer belangrijk in de acute inflammatoire fase
Veroorzaakt een lokaal VC (vermijdt verdere extravasatie van bloed + lokale
druktoename) + vermindert lokale ontstekingsreactie + analgetisch
D.m.v. stromend water of ice-packs
Langdurig afkoelen kan leiden tot reflectorische VD en oedeem → max. 20 min
afkoelen
- Rust:belangrijk in de acute fase
- Ondersteuning:verbanden → uitwendige druk → vermindering van oedeem +
ontstekingsreactie + ondersteuning aangetaste pees - Systemische anti-inflammatoire behandeling: in de acute fase worden de dieren best algemeen behandeld met NSAID’s of corticosteroïden.
N.B.:Het gebruik van algemene corticosteroïden wordt best beperkt tot de eerste 48-72u daar
zij een negatieve invloed op de heling van het peesweefsel hebben - Gecontroleerde beweging:
Tijdens acute fase: rust
Tijdens verloop van verdere heling: gecontroleerde beweging → helpt om resterende ontstekingsreactie te verminderen + adhesies tussen pees en omliggende weefsels te vermijden + betere longitudinale oriëntatie van de collageenvezels in de remoddeleringsfase - Intralesionale injecties:deze mogen niet in de eerste 3-4 dagen gegeven worden om het risico
op een bijkomende bloeduitstorting te vermijden
Polygesulfateerde glycosaminoglycanen (PSGAG) en hyaluronzuur (HA): vnl. een
lokaal anti-inflammatoir effect
Regeneratieve producten: de bedoeling is dat de heling niet zou gebeuren door de
vorming van littekenweefsel (collageen type III) → intralesionale injectie van:
Gecultiveerde mesenchymale stamcellen:meestal wordt gebruik gemaakt van
autologe mesenchymale stamcellen die gekweekt worden uit beenmerg of vet
Platelet Rich Plasma: wordt bekomen door het bloed van het dier af te
centrifugeren en enkel bloedplaatjes-rijke fractie ervan te isoleren → deze
bloedplaatjes spelen een belangrijke rol in de heling van weefsels door ≠
groeifactoren vrij te geven
N.B.: Intralesionale injectie van corticosteroïden is NIET aangewezen daar dit aanleiding geeft
tot weefselnecrose en dystrofische mineralisaties
Chirurgische behandeling van tendinitis
- Peessplitsing: men maakt één of meerdere longitudinale incisies in het peesweefsel met als
bedoeling de neovascularisatie van het peesweefsel en ingroei van fibroblasten te bevorderen om aldus een snellere heling van het peesweefsel te bekomen
Bij chronische tendinitis: geen gunstig klinisch effect → er ontstaat zelfs een
uitgesproken beschadiging van de pees met nog meer littekenweefselvorming
Bij acute tendinitis: enkel in de acute fase van de tendinitis wordt percutane
peessplitsing aangeraden!→ er ontstaat een gelokaliseerde bloed- of vochtuitstorting
(drainage van deze holte is gunstig om bijkomende schade van peesvezels door
druktoename van opgestapelde vocht te vermijden) - Doorsnijden lig. accessorium oppervlakkige buigpees: hiermee bekomt men goede
resultaten voor de behandeling van tendinitis van de oppervlakkige buigpees → gevolg: de
“werklengte” van de oppervlakkige buigpees wordt vergroot
Gebruik van supplementen en greffen bij beenheling
Supplementen:
De meeste stoffen zijn enkel effectief indien een deficiëntie ervan aan de basis ligt van een
gestoorde heling:
Ca en P hebben geen direct stimulerend effect, ze moeten echter in voldoende
hoeveelheid en een juiste verhouding in het voedsel voorkomen
Ook vitamine D is enkel effectief bij insufficiënte ervan
Anabole steroïden: beletten enigszins de negatieve N-balans die na elk trauma ontstaat
en bevorderen Ca en P retentie
Enkel groeifactoren (o.a. TGF-β, IGF,…) kunnen de normale fractuurheling stimuleren
Beengreffen:
Beengreffen kunnen ≠ functies vervullen:
Osteogenesis: wanneer verse, levende osteoblasten in de fractuurhaard worden
ingebracht
Osteo-inductie: het uitlokken van nieuwbeenvorming door ≠ lokale factoren die
aanwezig zijn in de beengreffe
Osteoconductie: het geleiden van de nieuwbeenvorming door de matrix van de greffe
Ondersteuning van de fractuurhaard indien er een defect aanwezig is
Spongieuze autogreffen: osteogenetisch, osteo-inductief + osteoconductief
Nadeel:bieden geen ondersteunende functie aan fractuurdefect
Staalname bij KHD: proximale tibia, humerus of ileum
Staalname bij GHD: proximale tibia, sternum (meestal), tuber coxae
Gedemineraliseerde corticale allogreffen: osteo-inductief + osteoconductief
Nadeel: niet osteogenetisch + bieden geen ondersteunende functie aan fractuurdefect (want door demineralisatie worden ze rubberachtig van consistentie)
Gemineraliseerde corticale allogreffen: WEL ondersteunende functie aan fractuurdefect
Beenvervangers:osteoconductief (nadeel:niet osteogenetisch + niet osteo-inductief)
Samengesteld uit Ca en P met ruime poriëngrootte om een vlotte ingroei van cellen en bloedvaten toe te laten
Twee belangrijkste beenvervangers: Hydroxyapatiet (blauw, niet biodegradeerbaar) en Tricalciumfosfaat (wit, biodegradeerbaar)
Redenen om beenvervangers te gebruiken i.p.v. spongieuze autologe beengreffen:
Comfort van de patiënt: geen bijkomende incisie, minder pijn
Verminderen van de anesthesieduur
Diafysefractuur met “butterfly”:
fractuur op lange beenderen door druk op de diafyse loodrecht op de lengterichting van het been en tegendruk op de 2 epifysen. Dit resulteert in een dwarse fractuur met een driehoekig fragment (“butterfly”) aan de compressiezijde
Monteggia-fractuur:
ulnafractuur + elleboogluxatie (t.g.v. het initiële trauma kan naast een fractuur ook een gewrichtsluxatie ontstaan)
Manieren om beenfractuur te reduceren
Definitie reductie: het op zijn plaats brengen van de beenfragmenten, hetzij perfect anatomisch, hetzij
enkel om de lengte van het been en de alignatie van de gewrichten te herstellen.
Rotatie van het distaal fragment moet ten zeerste vermeden worden
Bij intra- en peri-articulaire fracturen moet de alignatie zo exact mogelijk zijn om osteoarthritis te voorkomen
Een perfecte anatomische reductie kan onmogelijk zijn wegens:
Aard van de fractuur (multipele fragmenten, verbrijzeling)
Sterke verplaatsing van de fragmenten door spiercontracties, spierretracties en
bindweefselretractie → vaak het geval bij GHD bij fracturen van beenderen die door
grote spiermassa’s omgeven zijn (bv. femur)
Manieren van reductie:
“Gesloten” reductie: fractuurhaard wordt niet geopend, hierbij is het meestal
niet de bedoeling om een perfecte anatomische reductie te bekomen
Reductie is zeer pijnlijk + spiercontracties (hindert reductie) → sedatie
en/of algemene/regionale anesthesie nodig!
Bij niet-recente fracturen kunnen de spiercontracturen zelfs met behulp
van algemene anesthesie/toedienen van spierrelaxantia niet meer
opgeheven worden
Bij KHD: methode van tractie en tegentractie
1) Dier onder algemene/regionale anesthesie of sedatie
2) Dier in zijlig op een tafel leggen met het gebroken lidmaat naar boven
3) Proximaal deel van lidmaat wordt via een touw/lus onder oksel- of
liesstreek aan de tafel gefixeerd
4) Distaal deel van lidmaat wordt met een touw gefixeerd rond het
lichaam van de chirurg die een sterke tractie kan uitoefenen door
achteruit te leunen (voordeel: beide handen zijn vrij voor manipulatie
bij de reductie)
Bij GHD: grote krachten nodig om een fractuur te reduceren → gebruik van
katrolsystemen of een takel om reductie te bekomen Soms wordt een Steinmann pin doorheen het distaal beenfragment aangebracht en wordt
aarop tractiekracht uitgeoefend (effectiever dan trekken aan distale deel van lidmaat!)
“Open” reductie: fractuurhaard wordt chirurgisch benadert en men beoogt meestal wel een zo goed mogelijke anatomische reconstructie gevolgd door interne fixatie van de fractuur
Uiteraard steeds onder algemene anesthesie
Continue progressieve tractie op het distaal deel van het lidmaat uitoefenen (vnl. bij GHD d.m.v. een katrolsysteem): dit is effectiever dan een éénmalige harde tractie voor het overwinnen van de spiercontracties
Verschillende methoden om “open” reductie te bekomen:
o Fragmenten oplichten uit de chirurgische incisie → onder een hoek tegen mekaar
houden → door neerwaartse druk de fragmenten op hun plaats brengen
o Gebruik een elevator als hefboom om de fragmenten op hun plaats te brengen
o Schuine fracturen: manipulatie d.m.v. reductie-forceps met scherpe punten
N.B.: Zowel na een “gesloten” als een “open” reductie moet ervoor zorgen dat de bekomen reductie tijdens de verdere fractuurbehandeling zo perfect mogelijk behouden blijft!!
Voor- en nadelen van open fractuurreductie en mogelijke hulpmiddelen
Voordelen:
Betere wondinspectie: men kan de eventueel aanwezige bloedklonters,
granulatieweefsel, kraakbeen- of beenfragmenten te verwijderen
Stompe instrumenten kunnen gebruikt worden als hefboom om de reductie te realiseren
Mogelijkheid om een goede anatomische reconstructie te bekomen
Nadelen:
Risico op schade van gewrichtsoppervlak
Steeds onder algemene anesthesie → gevaar door bijwerkingen, verstoring
bloedsomloop,… (groter risico bij GHD!!)
Expositie van het fractuur/gewricht → risico op secundaire infecties
Verstoring van weke delenmantel (huid, spieren en neurovasculaire bundel): bij
ingewikkelde breuken is de bevloeiing van het bot sterk verminderd. Om deze
bedenkelijke vascularisatie niet verder in het gedrang te brengen dient het chirurgisch
trauma tot een absoluut minimum herleid worden.
hulpmiddelen –> supplementen, beengreffen, beenvervangers (hydroxyapatier, tricalciumfosfaat)