examenvragen Flashcards

1
Q

Waarvoor staat hydraulisch bindmiddel (2)

A
  • Hydraulisch: reageert in aanwezigheid met water en verhard. Na
    verharding geen ontbinding meer door water
  • Bindmiddel: cement kit het mengsel van zand en grind sterk
    aaneen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg de droge productiemethode voor het maken van
portlandcement kort uit: (4)

A
  • Ontginning en breking grondstoffen: 1 ton cement is 1.5 ton kalksteen of klei
  • Menging en vermalen klei:
    ° Grondstoffen in verhouding mengen
    ° Grondstof in kogel of koldermolen drogen en vermalen tot ruw meel
  • Omzetten tot klinker door branden:
    ° ruw meel branden tot ongeveer 1450°C
    ° roodgloeiende massa (klinker) uit oven, koelt snel af met lucht
  • malen van klinker met gips en andere bestandsdelen (kalksteen,
    vliegassen…):
    ° via maalinstallatie is klinker terug een fijn poeder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe realiseren ze een externe controle op het cement:

A
  • monsters nemen op willekeurigheid in laadstations van de fabriek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

geef de 5 hoofdtypes van cement:

A
  • CEM I: portlandcement
  • CEM II: samengesteld porlandcement
  • CEM III: hoogovencement
  • CEM IV: puzzolaancement
  • CEM V: composietcement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef de 3 subklassen van de beginsterkte van cement:

A

N: (normal) -> normale sterkte toename
- R: (rapid) -> snelle sterkte toename
- L: (low strength) -> trage sterktetoename

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg de volgende afkortingen uit: (4)

A
  • HSR: (high sulphate resisting) -> hoge weerstand tegen sulfaten
    (vervuild water)
  • LA: (low alkali) -> laag alkali gehalte
  • HES: (high early strength) -> hoge aanvangssterkte
  • LH: (low heat) -> warmte die vrijkomt beperken in de
    uithardingstijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zal er gebeuren als je puzzolaan toevoegt aan het
cement:

A

De verwerkbaarheid stijgt met grote mate + duurzaamheid en
eindsterkte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is er allemaal gecontroleerd bij cement (5)

A
  • Bindingstijd met vicatnaald
  • Stabiliteitsproef
  • Maalfijnheid
  • Hydratatiewarmte
  • Chemische analyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat geeft de Los Angeles coëfficiënt weer:

A

De weerstand tegen verbrijzeling, hoe rap een granulaat breekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan je de granulaten onderverdelen: (4)

A
  • Naar de grootte: bv 2/10
  • Naar volumieke massa: lichte, normale of zware granulaten
  • Naar oorsprong: natuurlijk, kunstmatig of gerecycleerd
  • Naar ontstaanswijze: stollingsgesteente of metamorfe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom granulaten van betere kwaliteit dan cement: (2)

A
  • Ze hebben een beter duurzaamheid doordat ze minder gevoelig
    zijn aan chemische aantastingen dan cement
  • Ze hebben volume stabiliteit van hun vocht wat gunstig is op de
    betonkrimp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 3 soorten granulaten bestaan er: (3)

A

Zand:
° Natuurlijk of gebroken
° D > 4mm en d=0
° 0/1, 0/2 en 0/4
- Grof granulaat:
° Grind of steenslag
° D>4mm en D>2mm
° 2/8, 8/16, 16/32, 4/32
- Granulaatmengsel:
° Mengsel van zand en grof granulaat
° D<45mm en d=0
° 0/32

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kenmerken van granulaten (3)

A
  • Geometrische kenmerken (vorm, grootte, gehalte fijne deeltjes)
  • Fysische kenmerken (volumieke massa, wateropslorping)
  • Chemische kenmerken (sulfaten, chloorgehalte, chloorgehalte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verloopt de zeefanalyse: (4)

A
  • Genormaliseerde zeven met vierkante mazen
  • Grootste D en kleinste d bepalen
  • Wegen van de zeefresten
  • Bepalen % aantal doorval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op wat heeft de korrelverdeling invloed op granulometrische curve: (2)

A
  • Invloed op watergehalte en verwerkbaarheid van het beton
  • Invloed op de porositeit van het granulaatskelet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op wat heeft de fractie 0-4mm een belangrijke invloed op de kwaliteit van het mengsel: (2)

A
  • Invloed op de fijnheidsmodus
  • Invloed op de waterbehoefte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

!Waarvoor zorgt een optimaal fijnstofgehalte: (4)

A
  • Verhoogd de hoeveelheid smerende pasta zonder de hoeveelheid aanmaakwater te verhogen
  • Houdt het water vast, voorkomt het uitzweten tijdens en na het storten
  • Voorkomt ontmenging
  • Verbetert de dichtheid van het beton en de verwerking van hulpstoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de eigenschappen van gebroken granulaten: (3)

A
  • Hoekig en ruw
  • Verbetert de mechanische sterkte van het beton
  • Verminderd de verwerkbaarheid van het beton -> oplossen door
    cementgehalte aan te passen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarvoor worden zware granulaten gebruikt: (> of =3000kg/m³)

A

Beton die bescherming dient tegen stralingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarvoor worden harde granulaten gebruikt

A

Voor slijtvast beton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het gevaar van wateropslorping in de granulaten

A

Vorstgevaar in de winter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de dubbele functie van het aanmaakwater (2)

A
  • Zorgt voor de hydratatie van cement
  • Nodig voor de verwerkbaarheid en de verdichting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het totaal water (2)

A
  • Al het water dat in het betonmengsel zit
  • Totaal water= effectief water + absorptiewater
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het effectief water (2)

A
  • Aanwezige water aan de oppervlakte van de granulaten
  • Aanwezige water in de hulpstoffen en toevoegsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is absorptie water:

A

Aanwezige water in de granulaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat geeft de WC factor terug

A

De verhouding tussen de hoeveelheid cement en de hoeveelheid
water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de eisen van het aanmaakwater: (2)

A
  • Geen aanwezige stoffen die kunnen reageren met beton
    ° Geen suikers: versnellen/ vertragen de binding
    ° Geen oliën, vetten: geven ongecontroleerde luchtbelvorming
    ° Geen chloriden: roesten van de wapening
  • Het aanmaakwater is helder, kleur en geurloos en mag na
    schudden niet schuimen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarvoor dienen (super) plastificeerders (3)

A
  • Gebruikt om de verwerkbaarheid te verbeteren van het beton en
    de druksterkte
  • Opletten te hoge dosering= binding vertragend
  • Door dit toe voegen moeten we een lagere WC factor nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wanneer zullen we bindingsversnellers gebruiken (7)

A
  • Bij spuitbeton
  • Bij koud weer
  • Wanneer snelle ontkisting nodig is
  • Als beton in contact kan komen met stromend water
  • Herstellingswerken
  • Verankeringen
  • Afdichten bij waterlekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wanneer zullen we bindingsvertragers gebruiken: (6)

A
  • Bij warm weer
  • Als er vervoer is over een langere afstand
  • Bij spreiding vrijgekomen hydratatiewarmte
  • Voor betonneren van grote volumes
  • Vermijden stort naden bij geplande stort onderbreking
  • Als er een hoge eindsterkte nodig is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waarvoor dienen luchtbelvormers:

A

Verbeteren aan vorst een dooi zouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarvoor dienen waterafstotende middelen:

A

Die verbeteren de waterdichtheid van het beton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn toevoegsels aan het beton

A

Stoffen die bepaalde eigenschappen van het beton verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waarvoor staat type I en II van toevoegsels

A
  • Type I: inerte materialen
  • Type II: puzzolaan hydraulische materialen -> bindmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat doen kalksteen en silicium houdende vulstoffen: (2)

A
  • Ze worden toegepast bij zelf verdichtend beton
  • Ze verbeteren de korrelopbouw van het beton als er te weinig
    fijne stoffen zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke verschillende soorten vezels bestaan er en wat doen ze: (3)

A
  • Synthetische vezels: verminderen krimpscheuren
  • Staalvezels:
    ° Hoge taaibaarheid en treksterkte
    ° Aangepaste menging nodig om verwering vezels te voorkomen
  • Glasvezels: gebruikt als wapening in fijne elementen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn de eigenschappen van minerale kleurstoffen: (7)

A
  • Ze geven het beton of mortel kleur
  • Geen chemisch effect
  • Hebben een hoge waterbehoefte
  • Moeten een goede menging begaan
  • De hoeveelheid van de mineralen bepaalt de intensiteit van de
    kleur
  • Gebruik van licht gekleurde granulaten
  • Kleurintensiteit verminderd in de loop der jaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waarvoor dient microsilca (4)

A
  • Verhoging van de corrosie waardoor rebount verminderd bij
    spuitbeton
  • Toepassing bij hoog sterkte beton:
    ° Vermindering porositeit
    ° Betere vorstbestendigheid
    ° Beter tegen afslijting
    ° Goed in agressieve milieus
  • Zorgt voor toename druksterkte
  • Heeft een invloed op de WC factor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Van wat is de keuze van de WC factor afhankelijk (2)

A
  • Afhankelijk van de omgevingsklasse
  • Afhankelijk van de beoogde sterkte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat bepaalt de omgevingsklasse nog

A

De hoeveelheid van cement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat bezorgt een lage porositeit

A

Dit zorgt voor een grote duurzaamheid van het beton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat bepaalt de consistentie van het beton:

A

Dit begrip toont de verwerkbaarheid van beton aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welke invloed factoren heeft de consistentie (2)

A
  • De WC factor
  • De dosering van hulpstoffen en toevoegsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Zetmaat met Abrams kegel (S= slumptest) (6)

A
  • Conus in 3 lagen vullen
  • Kegel gelijkmatig opheffen
  • Iedere laag verdichten met 25
    steken
  • Inzakking meten
  • Bovenste vlak afstrijken
  • Zetmaat is bepaalt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Schokmaat: (F, flowtest) bepaalt met een beweegbare vlakke staalplaat: (6)

A
  • Beton in 2 lagen vullen
    -15 schokken geven
  • Elke laag verdichten met 10 steken
  • Max om 2 sec en min om 5 sec
    schokken
  • Vorm traag en gelijk optrekken
  • Uitspreiding beton meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

VeBe proef (V) (6)

A
  • Cilinder vat op een triltafel
  • Doorzichtige plaat op cilinder
    leggen
  • In het vat zet men de cilinder
  • Machine in werking zetten
  • Op zelfde manier vullen als
    abrams kegel
  • Beton verdicht als beton
    doorzichtige plaat raakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Verdichtingsplaat van Walz: (6)

A
  • Prismatisch vlak met vierkante
    doorsnee
  • Bovenste vlak effenen zonder
    verdichten
  • Binnenkant vat bevochtigen
  • Beton verdichten
  • Beton vullen aan elke kant van
    het vat
  • Verschil in hoogte meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wanneer meten ze de consistentie (2)

A
  • Na einde mengen in de centrale
  • Bij levering op de werf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat kan een gevolg zijn van warmteontwikkeling

A
  • Ontstaan van spanningen in het beton wat kan leiden tot scheuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Waarvoor zorgt een stijgende WC factor

A

Voor een dalende eindsterkte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Waarvoor zorgt een dalende WC factor

A

Voor een dalende elasticiteitsmodus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat zijn de gevolgen van plastische krimp

A

Ontstaan van scheuren na storten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Waarmee moet je rekening houden met het maken van beton
als het gaat over water

A

Rekening houden met het reeds aanwezige water in de granulaten

54
Q

Waarom is een goede verwerkbaarheid van belang voor de duurzaamheid en sterkte van beton (2)

A
  • Zorgt voor een goede omhulling van het beton
  • Zorgt voor een goede verdichting
55
Q

De verhardingssnelheid hangt af van: (2)

A
  • Het gebruikte cement
  • De omgevingstemperatuur
56
Q

Wat is de volumieke massa van licht beton in droge toestand

A

Tussen de 800 en 2000 kg/m³

57
Q

Wat heeft een invloed op de volumieke massa (5)

A
  • Vochtigheidstoestand
  • Luchtgehalte
  • Volumieke massa granulaten
  • Verdringingsenergie
  • Luchtbel en schuimvormers
58
Q

Wat is ingesloten lucht

A

De niet gewenste luchtbellen in het beton

59
Q

Wat is ingebrachte lucht

A

Het gewenste effect door het gebruik van luchtbelvormers

60
Q

Welke testmethoden bestaan er om de treksterkte te bepalen: (3)

A
  • Rechtstreekse steekproef
  • Splijtproef
  • Buigtreksterkte
61
Q

Wat is krimp

A

Volume afname van beton door het verliezen van water

62
Q

Wat is kruip

A

Vermoeiing van het beton door een aanwezige belasting op het
bet

63
Q

De krimp en kruip kunnen toenemen als (5)

A
  • Er een stijgende WC factor is
  • Dalende relatieve vochtigheid is
  • Er een afnemend gehalte van grove granulaten is
  • Als er een hoger cement gehalte is dan de gegeven WC factor
  • Kleinere fictieve dikte
64
Q

Waarvoor staat de afkorting LC

A

Light concrete

65
Q

Wat gebeurt er met het beton onder extreme omstandigheden (3)

A
  • T<100°C: weinig invloed, alleen kruip
  • T>100°C: verlies ongebonden water
  • T 575°C: grote volume toename
66
Q

Waarvoor staan de volgende omgevingsklassen (3)

A
  • EE: buitenomgeving
  • ES: zee omgeving
  • EA: agressieve omgeving
67
Q

Wat zijn de onderverdelingen van de zetmaat (5)

A
  • S1: 10-40mm
  • S2: 50-90mm
  • S3: 100-150mm
  • S4: 160-210mm
  • S5: >220mm
68
Q

Wat zijn de onderverdelingen van de schokmaat (5)

A
  • F1: <340mm
  • F2: 350-410mm
  • F3: 420-480mm
  • F4: 490-550mm
  • F5: 560-620mm
69
Q

Wat willen volgende afkortingen zeggen in verband met de milieuklasse: (3)

A
  • XC: corrosie ingeleid door carbonatie
  • XD: corrosie ingeleid door chloriden
  • XS: corrosie ingeleid door chloriden en zeewater
70
Q

Wat zijn toelaatbare scheuren in beton: (2)

A
  • Scheuren kleiner of 0.4mm
    ° Deze scheuren raken verstopt
    ° ionen raken minder diep (duurzamer)
  • Strengere eis voor een agressiever milieu: 0.3 tot 0.2mm
71
Q

Door wat kunnen ontoelaatbare scheuren ontstaan (4)

A
  • Te grote mechanische belasting
  • Uitvoeringsfouten
  • Te grote plaatselijke last
  • Overschrijden max weerstand trekkracht/ dwarskrachtmoment
72
Q

Wat is een passieveringslaag

A

Dit is een ondoordringbare beschermingslaag van beton die zich op staal zet

73
Q

Door wat kan een passieveringslaag aangetast worden (2)

A
  • Door indringen van co² (carbonatie)
  • Aanwezigheid chloriden
74
Q

Wat is een initiatielaag:

A

Dit is de tijd die nodig is om door de passieveringslaag te komen

75
Q

Wat is de propagatiefase

A

Dit is de tijd die nodig is om een onaanvaardbare corrosiegraad
te bereiken

76
Q

Wat is corrosie door carbonatie (2)

A
  • Dit is het rotten van wapening in een waterig milieu
  • Proces start bij het beton en gaat als maar dieper
77
Q

Van wat is de snelheid afhankelijk van de omgevingskenmerken bij carbonatie: (3)

A
  • Onder water: geen carbonatie
  • Beton buiten: lucht en water aanwezig
  • Ongewapend beton: geen negatieve invloed
78
Q

Geef het proces van corrosie door carbonatie (4)

A
  • Passivering
  • Verschijnend carbonatiefront
  • Initiatie: begin roestvorming
  • Propagatie: roesten wapening en barsten/ afbrokkelen beton
79
Q

Leg corrosie door chloriden uit: (2)

A
  • Dit is het rotten van de wapening door chloorionen
  • Dit komt veel voor aan de zee door: zeelucht, zeewater,
    dooizouten en bindingsversneller
80
Q

Wat is het begrip pitting bij corrosie door chloriden

A

Plaatselijke corrosie, die alsmaar dieper gaat op een bepaalt punt

81
Q

Leg het principe uit van vorst/dooi cycli in gebruik met dooizouten (3)

A
  • ijs en sneeuw ontdooien water capillair opgezogen
  • door de zouten wordt warmte onttrokken aan betonoppervlak om
    het ijs te kunnen ontdooien
    ° hierdoor ontstaan thermoshock
    ° spanning tussen toplaag en inwendig beton
  • water met hoog chloride concentratie opgezogen
    ° afschilferen toplaag
82
Q

welke maatregelen nemen voor vorst/ dooi bestand beton te verkrijgen: (4)

A
  • niet betonneren bij koud weer (<5°C)
  • goed verdicht beton met lage WC factor (<0.45)
  • cement met sterkteklassen 42.5R of 52.5 R/N gebruiken
  • luchtbelvormers gebruiken
83
Q

wat is het alkali silicia reactie ASR

A

reactie tussen bestanddelen van granulaten met aanwezige alkaliën in het poriënwater

84
Q

welke 3 gelijkmatige voorwaarden zijn er nodig voor het ASR
verschijnsel voor te hebben en wat zijn de gevolgen (3)

A
  • alkali gevoelige granulaten in het beton hebben
  • hoog alkali gehalte in het beton hebben
  • beton constant of periodiek in een vochtige omgeving
    ° gevolg is dat het kan leiden tot zwelling
    ° kan ook leiden tot interne druk -> scheuren in
    landschapspatroon
85
Q

hoe kan je het ASR verschijnsel voorkomen (4)

A
  • LA cement gebruiken
  • Beton goed verdichten
  • Niet reactieve granulaten gebruiken
  • Beperken van de verzadigingsgraad van beton
86
Q

Wat zijn de gevolgen van zouten in beton: (2)

A
  • Scheurvorming door interne spanningen
  • Zorgt voor een groot wateraantrekkend vermogen
87
Q

Hoe kunnen we schade door zouten beperken (3)

A
  • HSR cement gebruiken
  • Lage WC factor gebruiken
  • Aanbrengen van beschermende coating
88
Q

Waardoor is de aantastingssnelheid van zuren afhankelijk (4)

A
  • Zuurtegraad
  • Stroomsnelheid zure oplossing
  • Oplosbaarheid gevormd zout
  • Penetratiediepte
89
Q

Schade door zuren voorkomen door: (2)

A
  • Beschermende coating aanbrengen
  • Voorzien over dimensionering betondekking
90
Q

Betondekking is afhankelijk van (6)

A
  • Ø wapening
  • Omgevingsklassen
  • Grootte granulaten
  • Verwachte levensduur
  • Brandweerstand
  • Minimum hechting wapening
91
Q

Op wat heeft de volgorde van toevoegen van bestandsdelen een invloed: (6)

A
  • Dispersie van de bestandsdelen
  • Doeltreffendheid van het mengen
  • Optimaal rendement hulpstoffen
  • Rendement installatie
  • Slijtage
  • Reinigen/ onderhouden menginstallatie
92
Q

Hoe mengen van de bestandsdelen: (6)

A
  • Op hoge mengintensiteit
  • Korte mengtijd
  • Snelle dispersie bestandsdelen
  • Optimale omhulling granulaten met cementpasta
  • Snel ledigen
  • Minimale slijtage
93
Q

Wat is de mengtijd en hoelang duurt deze (3)

A
  • Duur mengen van zodra alle bestandsdelen zijn toegevoegd
  • Mengtijd minimaal 45 tot 60 seconden
  • Indien toevoeging luchtbelvormers, is mengtijd langer
94
Q

Wat moet je doen voor je het beton gaat storten en het is
met een camion vervoerd:

A

Nog 1 tot 2 minuten voor het storten intensief mengen

95
Q

Wat is het maximum tijdslimiet tot dat de verharding begint
van beton

A

100 minuten

96
Q

Wat zijn de eisen van de bekisting (5)

A
  • Weerstand tegen vervorming
  • Ontkistingsproducten gebruiken
  • Voegen zijn dicht
  • Geen vuil in de bekisting aanwezig
  • Zuiver bekistingsoppervlak
97
Q

Wat gebeurt er met het beton als je water toevoegt op de werf (4)

A
  • Toevoeging van 10l/m³ is een verlies van sterkte van ongeveer
    3N/mm²
  • Vermindering duurzaamheid
  • Vermindering slijtweerstand
  • Vermeerdering krimp en kruip
98
Q

Wat gebeurt er met het beton als je er plastificeerder aan toevoegt op de werf (2)

A
  • Mengtijd verhoogd met 1 min/m³
  • Te hoge concentraties kan zorgen voor neven effecten
99
Q

Wat is het debiet van een normale betonpomp

A

20 tot 80 m³/h

100
Q

Waarvoor wordt een pneumatische pomp gebruikt

A

Voor het storten van chapes en spuitbeton

101
Q

Wat zijn de eisen van het beton die gepompt moet worden (5)

A
  • Moet min 320kg/m³ cement bevatten (zorgt voor een smerende
    pasta in de buis)
  • Moet een continue korrelopbouw hebben
  • Zand met ronde korrel
  • Vliegas als toevoegsel (ronde korrel)
  • Consistentie: slump tussen den 100 en 250 mm
102
Q

Aan wat moeten de stortmiddelen aangepast worden: (3)

A
  • Te storten volumes
  • Constant ritme
  • Beperken van de valhoogte (tussen de 50 en 70cm)
103
Q

Waarom is het belangrijk dat het beton goed verdicht is: (4)

A
  • Hoge waterdichtheid
  • Betere duurzaamheid
  • Hogere druksterkte
  • Betere hechting aan de wapening
104
Q

Regels voor een goede verdichting (7)

A
  • Trillen in lagen van 30 tot 50cm
  • Snel in beton zakken en traag omhoog trekken
  • Beton niet horizontaal verplaatsen met de trilnaad
  • Trilzones overlappen (8 tot 10 x Ø trilnaad)
  • Stoppen trillen als de cementpasta zichtbaar is
  • Storten in lagen, +- 15cm in onderliggende laag trillen
  • Raken van de wapening vermijden
105
Q

Gevolgen onverdicht beton: (5)

A
  • 15 tot 20% lucht aanwezig in het beton
  • Granulaten niet omhult door het beton
  • Luchtbellen op de bekisting
  • Wapening niet omhult
  • Hoeken bekisting niet gevuld
106
Q

Welke soorten bekisting bestaan er: (4)

A
  • Traditioneel: uit hout
  • Systeem bekisting: uit grote platen, modern
  • Verloren bekisting: dit blijft in de constructie aanwezig ->
    welfsels, holle wanden…
  • Glijbekisting: gaat met de hoogte mee of schuift horizontaal mee
    (wegenbouw)
107
Q

Waardoor ontstaan grindnesten en wat kan je doen om dit te voorkomen: (2)

A
  • Ze ontstaan door een lekkende bekistingsnaad
  • Je kan dit vermijden door goede en stijve bekisting te gebruiken
    en de bekisting nat de maken voor het gebruik
108
Q

Waardoor ontstaan zandstrepen en wat kan je doen om dit te voorkomen (2)

A
  • Ze ontstaan door beton te storten op ontmengt beton
  • Je kan dit voorkomen door de juiste betonsamenstelling te
    gebruiken en de juiste verdichtingstechniek te gebruiken
109
Q

Waardoor ontstaan er verdikkingen bij stortnaden en wat kan
je doen om dit te voorkomen (2)

A
  • Dit ontstaat doordat de bekisting niet voldoende overlapt met het
    vorige stuk
  • Je kan dit voorkomen door een stortprofiel of profiellat te
    gebruiken
110
Q

Welk ontkistingsproduct moet je gebruiken bij siliconen of
rubber

A

Geen

111
Q

Waar zal staalvezelwapening gebruikt worden (4)

A
  • Bedrijfsvloeren
  • Buizen
  • Tunnels (spuitbeton)
  • Explosie bestemde constructies
112
Q

Hoeveel is de dosering van staalvezels in het beton:

A

30kg/m³

113
Q

Wat zijn de functies en toepassingen van kunststofvezels in
vers beton: (3)

A
  • Ze nemen de trekspanningen op bij plastische krimp
  • Ze worden gebruikt in wegverhardingen en bedrijfsvloeren
  • Dosering is 0.6 tot 1kg/m³
114
Q

Tegen wat beschermt een nabehandeling het beton: (4)

A
  • Vroegtijdige uitdroging van wind, zon en droge koude
  • Extreme temp (warm/koud) en grote temp wisselingen
  • Slechte weersomstandigheden
  • Vroegtijdig inbrengen van schadelijke stoffen
115
Q

Noem enkele gevolgen van vroegtijdig uitdrogen (4)

A
  • Snel optreden van krimpscheuren
  • Verliezen van de sterkte
  • Kans op een stofferig oppervlak
  • Verminderen slijtweerstand, waterdichtheid en duurzaamheid
116
Q

Welke maatregelen kan je nemen tegen vroegtijdig uitdrogen: (5)

A
  • Bekisting nog even laten staan
  • Afdekken met plastic folie, thermische zeilen, jutte doek plaatsen
  • Elementen onder water houden
  • Nabehandeling met curing compound
  • Beton blijven besproeien (bij hoge temp)
117
Q

Van wat is de uitdrogingssnelheid afhankelijk (3)

A
  • Temperatuur van de lucht en van het beton
  • Relatieve vochtigheid
  • Windsnelheid
118
Q

Welke maatregelen moet je nemen als je beton stort bij 25°C: (4)

A
  • Afdekken
  • Nabehandelingsproduct gebruiken
  • Continue besproeien
  • Vochtig houden bekisting/ metaal beschermen tegen de zon
119
Q

Welke maatregelen moet je nemen als beton stort en het is
onder -3°C:

A

De temp van het beton moet min 3 dagen ongeveer 10° hebben

120
Q

Welke invloed heeft een hoge temp op het betoon (3)

A
  • Snel hydratatie proces
  • Grote beginsterkte maar een lagere eindsterkte
  • Grotere porositeit
121
Q

Hoe kan je granulaten beschermen tegen hoge temp

A
  • Grindsilo’s voorzien van thermische isolatie
  • Grove granulaten afkoelen door besproeiing
  • Aanmaakwater koelen door ijs
122
Q

Welke invloed heeft een lage temp op het beton

A

Lagere beginsterkte maar een hogere eindsterkte

123
Q

Welke maatregelen zijn er tegen het storten in koud weer (4)

A
  • WC factor verlagen en plastificeerder te gebruiken
  • Verwarmen ²en granulaten
  • Hogere cement dosering met hogere sterkte ontwikkeling
  • Gebruiken bindingsversneller
124
Q

Welke maatregelen neemt men op de werf tegen storten in koud weer (4)

A
  • Nooit op bevroren ondergrond of bekisting
  • Enkele sparingen in beton laten om binnentemp te meten
  • Na storten beschermen tegen droge koude
  • Ontkistingstijd verlengen
125
Q

Wat zijn de eigenschappen van zelfverdichtend beton (2)

A
  • Zeer grote vloeibaarheid
  • Moet min 500kg/m³ fijne deeltjes bezitten
126
Q

Wat is de verhouding van zand en grind:

A
  • Ongeveer 1
127
Q

Geef enkele manieren om de consistentie te bepalen van zelfverdichtend beton: (5)

A
  • Slumpflow: uitvloeimaat (met Abramskegel)
  • U- tunnel: vloei en vulgedrag bepalen in onbelemmerde ruimte
  • Zeefproef: ontmengingsweerstand bepalen voor de stabiliteit
  • L-box: vloei en vulgedrag bepalen in onbelemmerde ruimte
  • U-box: vloei en vulgedrag bepalen in onbelemmerde ruimte
128
Q

Geef enkele aandachtspunten bij het transporteren van zelfverdichtend beton: (4)

A
  • Geen water aanwezig in de mixer bij het vullen van het mengsel
  • Geen aanpassing aan de mix op de werf
  • Beton moet blijven roteren tijdens transport om ontmenging te
    voorkomen
  • Voor lossen nog 1min intensief draaien
129
Q

Wat heeft er een invloed op het uitzicht van zichtbeton (9)

A
  • Type en materiaal bekisting
  • Hoeveelheid en soort ontkistingsolie
  • Properheid bekisting
  • Samenstelling en productie
    beton
  • Aantal keer gebruikt bekisting
  • Storten en verdichten
  • Stortnaden
  • Weersomstandigheden
  • Stijfheid bekisting
  • Nabehandeling
130
Q

Welke cementsoort moet je gebruiken als je een normale
grijze tint wilt:

A

Portlandcement (CEM I)

131
Q

Wat gebeurt er met het betonoppervlak als je een
hoogovencement (CEM III) gebruikt hebt:

A

Blauw groene vlekken na ontkisten (gaan weg in de loop der tijd)

132
Q

Waar mot je rekening mee houden tijdens de uitvoering: (3)

A
  • WC factor voor alle leveringen en betonvlakken gelijk houden
  • Mengtijd proberen gelijk te houden
  • Temperatuur van het verse beton proberen gelijk te houden